ECLI:NL:KTGAMS:2001:AB1660

Kantongerecht Amsterdam

Datum uitspraak
2 februari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
VV 01-48
Instantie
Kantongerecht Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentiebeding en belemmeringsverbod in arbeidsovereenkomst en raamovereenkomst

In deze zaak, behandeld door het Kantongerecht Amsterdam op 2 februari 2001, hebben eiser 1 en PSINet Datacenter Netherlands BV voorlopige voorzieningen gevorderd tegen verweerder, h.o.d.n. [naam] Consultancy. De zaak betreft een arbeidsovereenkomst tussen eiser 1 en verweerder, waarin een concurrentiebeding en een belemmeringsverbod zijn opgenomen. Eiser 1 was sinds 1 september 1999 in dienst bij verweerder en was gedetacheerd bij PSINet. De arbeidsovereenkomst werd verlengd tot 1 september 2000, maar er ontstond onduidelijkheid over de mogelijkheid voor eiser 1 om bij PSINet in dienst te treden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen geldig concurrentiebeding was overeengekomen tussen eiser 1 en verweerder. De bepalingen in de arbeidsovereenkomst en de raamovereenkomst zijn niet voldoende duidelijk om als zodanig te worden aangemerkt. De kantonrechter oordeelde dat de vordering van PSINet om het belemmeringsverbod te schorsen, gegrond was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er voldoende aannemelijk is dat de raamovereenkomst op dit punt zal worden vernietigd, en dat er geen rechtens te beschermen belang is voor verweerder om het concurrentiebeding te handhaven.

De vorderingen van eiser 1 en PSINet zijn toegewezen, waarbij de kantonrechter het concurrentiebeding met ingang van 5 februari 2001 schorste, zodat eiser 1 bij PSINet in dienst kon treden. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter M.V. Ulrici en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

KANTONGERECHT TE AMSTERDAM
2 februari 2001
VV 01-48
245
vonnis van de kantonrechter te Amsterdam in de zaak van:
1. [eiser 1]
wonende te [woonplaats]
2. PSINET Datacenter Netherlands BV
gevestigd te Hoofddorp
eisers, nader te noemen [eiser 1] resp. PSINet gemachtigde: mr. D.J. Rutgers
tegen
[verweerder] h.o.d.n. [naam] Consultancy wonende te [woonplaats1]
verweerderf nader te noemen [verweerder]
gemachtigde: rnr. B. van Aartrijk, Achmea Rechtsbijstand
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij oproepingsexploot van 29 januari 2001 hebben [eiser 1] en PSINet voorlopige voorzieningen gevorderd.
Ter terechtzitting van 30 januari 2001 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [Eiser 1] en PSINet zijn verschenen met hun gemachtigde. [verweerder] is verschenen met zijn gemachtigde.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1 Per 1 september 1999 is [eiser 1] bij [verweerder] in dienst getreden. Het betrof een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, tot 29 februari 2000. Omstreeks die datum is de duur van de arbeidsovereenkomst gewijzigd in 1 jaar; eindigende derhalve op 1 september 2000.
1.2 Vanaf het begin is [eiser 1] door [verweerder] bij PSINet gedetacheerd. Eerst in de functie van projectmanager; later als quality manager.
1.3 De laatste arbeidsovereenkomst van [eiser 1] bevat in artikel 11 onder het kopje relatiebeding de volgende bepaling:
werknemer verklaart met werkgever te zijn overeengekomen dat hij zich gedurende zijn dienstbetrekking en een periode van één jaar na beëindiging van zijn dienstbetrekking met werkgever zal onthouden van het (voor eigen rekening of voor rekening van derden) hebben van zakelijke contacten in welke zin ook en op wiens initiatief ook- met cliënten van werkgever.
In artikel 12 is op overtreding van deze bepaling een boete gesteld.
1.4 In de tussen [verweerder] en PSINet gesloten Raamovereenkomst is in artikel 13 lid 1 onder het kopje personeel de volgende bepaling opgenomen:
De partijen zullen de medewerkers, die met de directe uitvoering van de in de deelovereenkomst(en) genoemde werkzaamheden zijn belast, niet van elkaar in dienst nemen en tijdens de uitvoering van de opdracht en gedurende een periode van één jaar daarna, zulks op straffe van een dwangsom van fl. 10.000,- per dag, zolang een eventuele overtreding zal duren, tenzij één en ander gebeurt met schriftelijke vastgelegd onderling goedvinden.
1.5 Omstreeks augustus 2000 heeft [verweerder] begrepen dat PSINet [eiser 1] in dienst wilde nemen. [verweerder] heeft PSINet bericht dat overname van personeel geen optie is gelet op het bepaalde in artikel 13.1 van de Raamovereenkomst.
1.6 Partijen hebben op 18 augustus 2000 met elkaar overleg gevoerd en zijn tot overeenstemming gekomen over de voorwaarden waarop [eiser 1] bij PSINet in dienst zou kunnen treden. Onderdeel van die overeenkomst was een verlenging van de arbeidsovereenkomst van [eiser 1] bij [verweerder] én de verlenging van de detachering van [eiser 1] bij PSINet, beiden tot 1 februari 2001.
1.7 [verweerder] verzet zich tegen de in diensttreding van [eiser 1] bij PSINet.
Vordering
2. [Eiser 1] en PSINet vorderen bij wege van voorlopige voorziening primair te bepalen dat de bedingen als tussen [verweerder] en [eiser 1] overeengekomen in de arbeidsovereenkomst van 23 augustus 2000 in artikel 11 en 12, en [verweerder] en PSINet in artikel 13 lid 1 van de raamovereenkomst van 12 december 1999 zijn vervallen, danwel te niet zijn gegaan, subsidiair dat deze artikelen geen toepassing vinden, danwel worden opgeschort of geschorst, meer subsidiair deze worden beperkt in omvang, duur en hoogte.
3. [Eiser 1] en PSINet stellen -kort gezegd -dat er bindende afspraken zijn gemaakt waaronder [eiser 1] bij PSINet in dienst zou treden. Die afspraken dient [verweerder] na te komen en dus is het concurrentiebeding vervallen, althans [verweerder] kan zich niet te goeder trouw daarop beroepen. Als er al sprake is van een beding, dat [eiser 1] verhindert bij PSINet in dienst te treden.
Mocht dat zo zijn, dan dient dat concurrentiebeding vernietigd danwel geschorst c.q. opgeschort te worden, mede nu het concurrentiebeding en de bijbehorende boete geen bestemming bevat.
4. Voorts betoogt PSINet dat in de Raamovereenkomst een belemmeringsverbod staat opgenomen, dat voor vernietiging in aanmerking komt.
Verweer
5. [verweerder] voert gemotiveerd verweer tegen de vordering en voert -kort gezegd -allereerst aan dat de kantonrechter m.b.t. de vordering van PSINet niet-ontvankelijk is; het gaat daar om vernietiging c.q. schorsing van de Raamovereenkomst en dus is de rechtbank bevoegd.
Voorts meent [verweerder] dat zowel het concurrentiebeding, als het verbod tot overname van elkaars personeel rechtsgeldig zijn. [verweerder] erkent dat er afspraken zijn gemaakt voor de overgang van [eiser 1] naar PSINet, doch aan de afspraken zijn zijdens PSINet geen uitvoering gegeven. Dan betreft het met name nieuwe opdrachten en profiteren van de wervingscampagne van PSINet.
Dus hoeft [verweerder] zijn deel nu ook niet na te komen.
Beoordeling
6. Beoordeeld moet worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is, waarbij de kantonrechter thans uit moet gaan van de feiten met de beperkte toetsing daarvan (zonder nadere bewijsvoering) die in deze procedure in beginsel slechts mogelijk is. Dit gegeven brengt mee dat de kantonrechter geen constitutieve beslissingen kan geven; slechts maatregelen, die naar hun aard tijdelijk zijn.
7. Ten aanzien van de door [eiser 1] ingestelde vordering overweegt de kantonrechter als volgt.
Naar haar voorlopig oordeel is tussen [verweerder] en [eiser 1] geen concurrentiebeding in de zin van artikel 7: 653 BW overeengekomen. Noch de tekst van artikel 13 in de laatste arbeidsovereenkomst (gelijkluidend aan bepalingen in de eerdere overeenkomsten), noch het kopje wijzen in die richting.
Het komt de kantonrechter voor dat bedoeld is overeen te komen een relatiebeding waarbij [eiser 1] (bij een andere werkgever of voor zichzelf) niet de klanten van [verweerder] mag benaderen om zijn diensten aan te bieden. In dat opzicht werkt het concurrentie beperkend, maar het verbod om bij een onderneming waar hij heeft gewerkt in vaste dienst te treden, leest de kantonrechter er niet in. En onvoldoende gebleken is dat anders tussen partijen is bedoeld, zeker nu tussen [eiser 1] en [verweerder] en [verweerder] en PSINet het betrokken artikel niet eerder als hindernis naar voren is gekomen.
8. Mocht echter in rechte komen vast te staan, dat -anders dan de kantonrechter nu meent- partijen wel bedoeld hebben een concurrentiebeding te sluiten, acht de kantonrechter het redelijk dat dit per 5 februari 200l wordt geschorst. Immers, [eiser 1] is steeds door [verweerder] bij PSINet gedetacheerd geweest, heeft geen bijzondere relatie met andere klanten van [verweerder] en zal dat in zijn nieuwe functie ook niet hebben. Er is dus voor [verweerder] geen rechtens te beschermen belang op handhaving van het concurrentiebeding. Hoezeer de kantonrechter ook begrip heeft voor het verlies van een goede werknemer en klant; dat zijn tot een normaal ondernemersrisico behorende factoren.
9. Met betrekking tot de vordering van PSINet overweegt de kantonrechter als volgt.
De kantonrechter acht zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Het betreft een vordering betrekkelijk tot een arbeidsovereenkomst, nu die louter het indirecte belemmeringsverbod (het verbod voor de PSINet om gedetacheerd personeel in dienst te nemen) in de Raamovereenkomst tussen [verweerder] en PSINet, omvat. Een terrein dat ingevolge artikel 39 RO tot de competentie van de kantonrechter behoort.
10. Voorts meent de kantonrechter voorshands dat voldoende aannemelijk is dat de Raamovereenkomst op dit onderdeel zal worden vernietigd. Ook onder de WAADI is een indirect belemmeringsverbod (zoals voorheen opgenomen in artikel 93 lid 1 sub a Arbeidsvoorzieningenwet) gehandhaafd, al is dat verbod niet meer in de wet opgenomen. Aansluiting dient thans te worden gezocht bij de parlementaire geschiedenis (MvA 252641 nr 133b), het algemene overeenkomstenrecht en de jurisprudentie (President Rb Amsterdam 4 november 1999; JAR 19991 246).
Ook hier derhalve zal de kantonrechter tot schorsing overgaan.
11. Derhalve worden de vorderingen van [eiser 1] en PSINet toegewezen als hieronder wordt bepaald. Er zijn termen aanwezig om de proceskosten te compenseren, in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
BESLISSING
De kantonrechter:
I ten aanzien van eiser sub 1 [eiser 1]:
voor zover ooit in rechte mocht komen vast te staan, dat tussen partijen bedoeld was met artikel 11 en l2 van de arbeidsovereenkomst d.d. 23 augustus 2000 een concurrentiebeding te sluiten, waardoor [eiser 1] verhinderd zou zijn per 1 februari 2001 bij PSINet in dienst te treden, schorst dat concurrentiebeding met ingang van 5 februari 2001;
ten aanzien van eiseres sub 2. PSINet:
schorst het bepaalde in artikel 13 van de tussen [verweerder] en PSINet gesloten Raamovereenkomst d.d. 12 december 1999 zodanig dat [eiser 1] per 5 februari 2001 bij PSINet in dienst kan treden;
II wijst af het meer of anders gevorderde;
III bepaalt dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
IV verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. M.V. Ulrici, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van het kantongerecht te Amsterdam van 2 februari 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter