ECLI:NL:KTGBEE:2001:AD4718

Kantongerecht Beetsterzwaag

Datum uitspraak
12 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
85027/CV EXPL 01-12
Instantie
Kantongerecht Beetsterzwaag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade werknemer door agressief gedrag van bewoner

In deze zaak, die voor het Kantongerecht Beetsterzwaag werd behandeld, vorderde eiseres, een verpleegkundige, schadevergoeding van haar werkgever, Maartenswouden, naar aanleiding van een incident op 24 april 1998. Tijdens haar werkzaamheden op de afdeling Brinklaan 1 werd eiseres door een zevenjarige bewoonster tegen haar knie getrapt, wat leidde tot letsel en blijvende beperkingen. Eiseres stelde dat Maartenswouden aansprakelijk was op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek, omdat zij niet voldoende zorg had gedragen voor haar veiligheid op de werkplek.

De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van een tekortkoming in de zorgplicht van Maartenswouden. De werkgever had eiseres ingewerkt en was haar gewezen op de risico's van het werken met geestelijk gehandicapte bewoners. De kantonrechter concludeerde dat Maartenswouden redelijkerwijs niet meer had kunnen doen om het incident te voorkomen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat zij daadwerkelijk schade had geleden als gevolg van het incident, en de kantonrechter gaf haar de gelegenheid om dit aan te tonen in een volgende zitting.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers in situaties met verhoogde risico's, zoals het werken met kwetsbare groepen, en de noodzaak voor werknemers om hun schade te onderbouwen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling, waarbij eiseres de kans kreeg om haar schade te bewijzen.

Uitspraak

KANTONGERECHT BEETSTERZWAAG
VONNIS
85027/CV EXPL 01-12
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
eiseres,
gemachtigde: mr. R. Pril,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting STICHTING
MAARTENSWOUDEN,
gevestigd te Drachten,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.F.H.M. van Haastert.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
Op de bij de dagvaarding vermelde gronden heeft eiseres, hierna te noemen [eiseres], gevorderd om:
I. voor recht te verklaren dat gedaagde, hierna te noemen Maartenswouden, aansprakelijk is voor de door haar geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van een voorval op 24 april 1998, waarbij [eiseres] door een, destijds zevenjarige, bewoonster van de instelling tegen haar knie is getrapt;
II. Maartenswouden te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen de geleden en nog te lijden materiële en immateriële schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data van verzuim;
met veroordeling van Maartenswouden in de kosten van het geding.
Bij antwoord heeft Maartenswouden de vordering betwist. Na re- en dupliek, waarbij partijen in hun standpunten hebben volhard, is vonnis bepaald.
De feiten
Als gesteld en erkend dan wel niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde stukken, staat tussen partijen het volgende vast.
[Eiseres] is in september 1995 als leerlingverpleegkundige in dienst getreden van Maartens-wouden, een instelling voor zwakzinnigenzorg. Op 12 juni 1998 heeft [eiseres] haar diploma Z-verpleegkunde behaald. Vanaf 16 maart 1998 is [eiseres] werkzaam geweest op de afdeling Brinklaan 1. Op 24 april is [eiseres] door een, destijds zevenjarige, bewoonster van Brinklaan 1 tegen haar knie getrapt. Deze bewoonster, [naam bewoonster] moest uit bad, werd boos, kreeg zittend op een stoel een handdoek van [eiseres] aangereikt en gaf daarbij een trap tegen de rechter knie van [eiseres].
De standpunten van partijen
1. [Eiseres] stelt dat als gevolg van de trap tegen haar knie letsel is ontstaan, waardoor zij nog dagelijks beperkingen ondervindt. [Eiseres] houdt Maartenswouden aansprakelijk op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW voor de door haar geleden en nog te lijden schade, die onder meer zal bestaan uit verlies van verdienvermogen, verlies aan carrièreperspectieven, medische kosten, smartegeld, reiskosten en kosten van buitengerechtelijke bijstand.
2. In reactie op het verweer van Maartenswouden, inhoudende dat zij niet tekort is geschoten in haar jegens [eiseres] in acht te nemen zorgplicht, heeft [eiseres] aangevoerd dat zij ten tijde van het incident nog maar kort werkzaam was op de groep Brinklaan 1, dat die groep als moeilijk en agressief te boek staat, dat zij erg kort, nl. twee weken, is ingewerkt en dat zij aan Maartenswouden heeft aangegeven dat zij het werken op Brinklaan 1 erg moeilijk vond, dat zij zich onzeker voelde en dat zij eigenlijk niet op die groep wilde werken. Ten tijde van het incident was er geen collega die haar terzijde stond en wist zij niet waar haar collega zich bevond. Ook zijn de individuele zorgplannen niet voorafgaand aan het werken op Brinklaan 1 met haar doorgenomen, maar pas tijdens de inwerkperiode van 2 weken. Bij gebrek aan wetenschap heeft [eiseres] betwist dat van [bewoonster] niet bekend was dat zij eerder iemand had geschopt.
3. Voor het geval Maartenswouden zal slagen in het bewijs dat zij aan alle op haar rustende zorgverplichtingen heeft voldaan, meent [eiseres] dat Maartenswouden toch voor de schade dient op te komen en dat het niet redelijk is dat die schade voor haar rekening komt. Hierbij heeft [eiseres] er op gewezen dat zij dagelijks geconfronteerd werd met moeilijke, vaak agressieve bewoners, dat zij dus altijd gevaar liep slachtoffer te worden van een ongeval waartegen noch zijzelf noch haar werkgeefster haar kon beschermen en dat onbetwist is dat de schade niet het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van haar zijde.
4. Met betrekking tot de door haar geleden schade heeft [eiseres] gesteld dat zij de dienst van 24 april 1998 heeft uitgewerkt, dat zij op 28 april nog naar haar werk is gegaan maar vanwege de pijn niet kon werken. Toen zij na school en verlof op 16 mei 1998 weer moest werken heeft zij zich ziek gemeld. [eiseres] heeft betwist dat zij naar Brinklaan 1 is overgeplaatst met bestaande knieklachten.
5. Maartenswouden stelt dat zij niet tekort is geschoten in haar uit artikel 7:658 BW volgende jegens [eiseres] in acht te nemen zorgplicht. Daartoe heeft Maartenswouden aangevoerd dat [eiseres] ten tijde van het incident over ruime kennis en ervaring als verpleegkundige in de zwakzinnigenzorg beschikte en over een nagenoeg voltooide opleiding. Aan [eiseres] is uitgelegd dat het een lastige groep betrof en vanaf 16 maart 1998 is [eiseres] door twee vaste krachten van de afdeling Brinklaan 1 ingewerkt. Nagenoeg altijd heeft [eiseres] tezamen met een collega gewerkt. Met [eiseres] zijn door meerdere leidinggevenden de individuele zorgplannen doorgenomen, ook dat betreffende genoemde [bewoonster], van wie niet bekend was dat zij eerder iemand had geschopt. [eiseres] is er op gewezen dat [bewoonster] onverwacht gedrag kon vertonen en ook is zij gewezen op de risico's van dat soort gedrag en aan haar zijn aanwijzingen en instructies gegeven hoe daarmee om te gaan. Ook volgt Maartenswouden een (gericht) veiligheidsbeleid, dat in 1998 inhield dat groepen (zoals Brinklaan 1) waar probleemgedrag voorkomt, worden aangesloten op een alarmsysteem, dat bij gebruik van de aanwezige alarmpieper degene die standby is binnen enkele minuten op de woongroep komt en zich meldt bij de begeleider, die vervolgens instructies geeft.
6. Volgens Maartenswouden valt niet in te zien welke maatregelen zij had moeten -en kunnen- nemen om de trap van [bewoonster] te voorkomen. Ook heeft Maartenswouden er op gewezen dat [eiseres] haar schade kan verhalen op de ouders van [bewoonster].
7. Maartenswouden heeft betwist dat indien komt vast te staan dat zij aan haar zorgverplichtingen heeft voldaan, zij op grond van de redelijkheid en de billijkheid aansprakelijk gehouden kan worden.
8. Tenslotte heeft Maartenswouden aangevoerd dat niet aannemelijk is dat [eiseres] schade als gevolg van het incident heeft geleden. Ook daarom kan het gevorderde volgens Maartens-wouden niet worden toegewezen.
De beoordeling van het geschil
9. Ingevolge het bepaalde in artikel 7:658 BW is de werkgever uit hoofde van zijn in het eerste lid van dat artikel omschreven verplichtingen aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij die verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.
10. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiseres] tijdens het incident op 24 april 1998 werkzaamheden uitoefende in dienst van Maartenswouden en dat zij deze werkzaamheden uitoefende op de door Maartenswouden aangewezen werkplek. Voor het geval komt vast te staan dat [eiseres] als gevolg van dat incident schade heeft geleden, is derhalve voldaan aan het voor aansprakelijkheid van Maartenswouden gegeven vereiste dat de schade door [eiseres] is geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden en op een werkplek waar Maartenswouden zeggenschap over heeft.
11. Evenmin is tussen partijen in geschil dat die schade niet in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiseres].
12. Indien derhalve komt vast te staan dat Maartenswouden niet heeft voldaan aan haar in artikel 7:658 lid 1 BW omschreven zorgplicht, is daarmee haar aansprakelijkheid voor de door [eiseres] als gevolg van het incident op 24 april 1998 geleden schade in beginsel gegeven, omdat aan de overige eisen van dat artikel is voldaan.
13. De kantonrechter is van oordeel dat Maartenswouden redelijkerwijs niet meer heeft kunnen doen dan zij heeft gedaan, om te voorkomen dat [eiseres] bij haar werk op de afdeling Brinklaan 1 schade zou lijden. Er was een veiligheidsbeleid; [eiseres] is door ervaren krachten ingewerkt, zij is gewezen op de risico's van het gedrag van [bewoonster] en haar zijn aanwijzingen gegeven om daarmee om te gaan; op de afdeling Brinklaan 1 heeft [eiseres] -voor zover hier van belang- niet alleen gewerkt. Redelijkerwijs moet aangenomen worden dat Maartenswouden niet meer heeft kunnen doen om te voorkomen dat [eiseres] schade zou lijden. Wellicht had voorkomen kunnen worden dat [bewoonster] [eiseres] zou trappen indien de wasbeurt door twee verpleegkundigen zou zijn verricht, maar Maartenswouden heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen aanleiding bestond om daartoe te besluiten en onder die omstandigheden valt het nemen van een dergelijke maatregel niet meer onder hetgeen redelijkerwijs van haar verwacht had mogen worden.
Door [eiseres] is terecht gesteld dat angst en onzekerheid bij de werknemer de kans op schade kunnen vergroten en onder omstandigheden kan en moet dit naar het oordeel van de kantonrechter voor de werkgever aanleiding zijn om de werkzaamheden van de werknemer op een bepaalde afdeling te beëindigen of te onderbreken, terwijl het nalaten dat te doen in strijd kan zijn met de in artikel 7:658 bedoelde zorgplicht. In het onderhavige geval is daarvan echter onvoldoende gebleken. Gelet ook op hetgeen hierna wordt overwogen ziet de kantonrechter geen aanleiding om daar nader onderzoek naar te doen.
14. Uit hetgeen hiervoor onder punt 13 is overwogen, volgt dat Maartenswouden niet tekort is geschoten in haar in artikel 7:658 BW gegeven zorgplicht. Aansprakelijkheid van Maartenswouden voor door [eiseres] geleden schade kan dan ook niet op dat artikel gegrond zijn. Dit laat naar het oordeel van de kantonrechter evenwel onverlet dat ook in gevallen waarin aan de eisen van artikel 7:658 BW is voldaan en vastgesteld is dat de werkgever aan zijn zorgplicht heeft voldaan, de eis zich als goed werkgever te gedragen onder bijzondere omstandigheden met zich mee kan brengen dat de werkgever toch aansprakelijk gehouden moet worden voor door de werknemer geleden schade.
In het onderhavige geval betreft het een situatie waarin wordt gewerkt met geestelijk gehandicapte mensen, waaronder kinderen. Dit werken bergt naar het oordeel van de kantonrechter een -ook aan de werkgever bekend- meer dan gemiddeld risico van onvoorspelbaar en schadeveroorzakend gedrag in zich, waartegen de werknemer niet met het treffen van voorzorgsmaatregelen geheel is te beschermen. Eventuele schade die de werknemer ten gevolge hiervan lijdt en die niet het gevolg is van een tekortkoming in de nakoming van de zorgplicht van de werkgever behoort naar het oordeel van de kantonrechter in redelijkheid voor risico van de werkgever te blijven. Maartenswouden is dan ook op grond van eisen van goed werkgeverschap aansprakelijk voor de schade die [eiseres] heeft geleden of nog zal lijden ten gevolge van het incident op 24 april 1998.
De gevraagde verklaring voor recht dient derhalve te worden toegewezen.
15. Voor een veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat is nodig dat aannemelijk is dat schade is geleden.
[Eiseres] heeft gesteld dat zij ten gevolge van het incident op 24 april 1998 schade heeft geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft zij dat tot dusver onvoldoende aannemelijk gemaakt. Zo is er geen enkel (medisch) stuk overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat [eiseres] knieklachten heeft en zo ja dat er verband bestaat tussen die klachten en het incident op 24 april 1998. Nu Maartenswouden gemotiveerd heeft betwist dat [eiseres] (letsel)schade heeft geleden van bedoeld incident, zal [eiseres] in de gelegenheid worden gesteld de door haar gestelde schade aannemelijk te maken. Daartoe zal zij zich bij akte kunnen uitlaten, waarna Maartenswouden in de gelegenheid zal zijn bij antwoordakte te reageren.
BESLISSING
De kantonrechter:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 10 juli 2001 om 10.00 uur voor het nemen van een akte als bedoeld in rechtsoverweging 15 aan de zijde van [eiseres];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.