ECLI:NL:KTGBOZ:2001:AB2441
Kantongerecht Bergen op Zoom
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Civielrechtelijke vordering tot betaling door vervoersmaatschappij afgewezen wegens gebrek aan rechtsgrond
In deze zaak, die voor het Kantongerecht Bergen op Zoom werd behandeld, vorderde de naamloze vennootschap N.V. Brabantse Buurtspoor-Wegen en Autodiensten (B.B.A.) betaling van een bedrag van f. 121,50, vermeerderd met rente en proceskosten, van de gedaagde. De vordering was gebaseerd op een vermeende overtreding van de Wet personenvervoer door de gedaagde, die op 19 mei 2000 zonder geldig vervoersbewijs zou hebben gereisd. De gedaagde verweerde zich door te stellen dat hij als minderjarige met een vijfretourenkaart voor jeugd reisde, die volgens hem geldig was. Hij betwistte dat hem ooit was verteld dat de kaart alleen in combinatie met een NS-reductiekaart en buiten de spitsuren geldig was.
De kantonrechter overwoog dat, hoewel de gedaagde op het moment van de overtreding minderjarig was, dit niet betekende dat hij onbekwaam was tot het verrichten van rechtshandelingen. De rechter stelde vast dat B.B.A. zich niet kon beroepen op een zelfstandige grondslag voor de vordering, aangezien niet was aangetoond dat er een vervoersovereenkomst tussen partijen bestond. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld. De rechter concludeerde dat de vordering van B.B.A. niet kon worden toegewezen en verklaarde B.B.A. niet-ontvankelijk in haar vordering. De gedaagde had geen tegenvordering ingesteld, waardoor zijn aanspraak op kostenvergoeding niet kon worden beoordeeld. B.B.A. werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.
Dit vonnis werd uitgesproken op 20 juni 2001 door kantonrechter M.G.W.M. Stienissen, in aanwezigheid van de griffier.