ECLI:NL:KTGEMM:2001:AD7062

Kantongerecht Emmen

Datum uitspraak
1 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82870
Instantie
Kantongerecht Emmen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.H. Pauw
  • L.C.A.H.J. Lafleur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van koop- en financieringsovereenkomst in colportagezaak

In deze zaak, behandeld door het Kantongerecht Emmen, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.F.M.G. Heutink, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in persoon verscheen. De vordering betrof een bedrag van f 5.576,48, vermeerderd met wettelijke rente, voortvloeiend uit een koopovereenkomst voor een Kirby-stofzuiger. De kantonrechter merkte op dat zowel eiser als gedaagde niet verschenen waren op de comparitie van partijen, die was gelast op 18 april 2001. Eiser's gemachtigde was wel aanwezig, maar kon geen inhoudelijke bijdrage leveren. De kantonrechter gaf praktische adviezen om de zaak in der minne op te lossen, maar er bleek geen poging te zijn ondernomen om tot een schikking te komen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de koopovereenkomst niet in overeenstemming was met de Colportagewet, omdat de vereiste dagtekening van de Kamer van Koophandel ontbrak. Dit leidde tot de conclusie dat de overeenkomst nietig was. De kantonrechter oordeelde dat eiser zijn vordering onvoldoende had onderbouwd en dat de afwezigheid van eiser en zijn vertegenwoordiger tijdens de comparitie zwaar woog. De vordering van eiser werd afgewezen, en eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Gedaagde werd opgedragen de Kirby-stofzuiger in goede staat terug te geven aan eiser, die in overleg moest treden voor de teruggave.

De uitspraak benadrukt het belang van naleving van de Colportagewet en de gevolgen van een nietige overeenkomst. De kantonrechter concludeerde dat de verplichtingen van partijen door de nietigheid van de overeenkomsten waren komen te vervallen, wat leidde tot de beslissing om de vordering van eiser af te wijzen.

Uitspraak

Kantongerecht Emmen
Rolno.: 82870 CV EXPL 01-332
vonnis d.d.: 1 augustus 2001
blad 1
typ:jwk
VONNIS van de kantonrechter te Emmen
in de zaak van:
[eiser], wonende te [woonplaats](Gemeente Coevorden),
eiser, gemachtigde, mr. G.F.M.G. Heutink, advocaat en procureur te Apeldoorn,
tegen
[gedaagde], geboren op [geboortedatum], wonende te [woonplaats], [adres],
gedaagde, verschenen in persoon,
PROCESVERLOOP
1. Bij dagvaarding van 11 januari 2001 heeft eiser, verder te noemen [eiser], op de daarin vermelde gronden gevorderd om gedaagde, verder te noemen [gedaagde], te veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van f 5.576,48, vermeerderd met de wettelijke rente over f 4.707,50 ingaande 1 januari 2001 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. [gedaagde] heeft tegen die vordering mondeling verweer gevoerd waarvan aantekening is gemaakt door de griffier van het kantongerecht.
2. Bij tussenvonnis van 21 maart 2001 is een comparitie van partijen na antwoord gelast, waarna [eiser] acht producties met het oog op die comparitie in het geding heeft gebracht. Bedoelde comparitie is vastgesteld op 18 april 2001, maar omdat daar alleen [eiser]s gemachtigde is verschenen is voor de verdere behandeling van de zaak verwezen naar de zitting van 16 mei 2001 voor uitlating van [eiser]. Op voormelde zitting heeft [eiser] geconcludeerd voor repliek onder overlegging van elf producties. [gedaagde] heeft daarop niet gereageerd, waarna vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
3. Tussen partijen staat als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken vast dat [eiser] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] een Kirby-stofzuiger met toebehoren heeft geleverd. Op woensdagavond 7 juni 2000 is de vertegenwoordiger van [eiser], de heer [vertegenwoordiger], bij [gedaagde] op bezoek geweest, in welk verband [vertegenwoordiger] een demonstratie heeft gegeven van de Kirby-stofzuiger. [gedaagde] heeft vervolgens die stofzuiger, waarvan de koopprijs f 4.707,50 bedroeg, bij [vertegenwoordiger] besteld. [gedaagde] heeft een op 7 juni 2000 gedateerde koopovereenkomst en een op 7 juni 2000 gedateerde betalingsregeling ondertekend, waarna [vertegenwoordiger] de stofzuiger bij [gedaagde] heeft achtergelaten. Door middel van de betalingsregeling d.d. 7 juni 2000 zijn partijen overeengekomen dat [gedaagde] de Kirby-stofzuiger zou betalen in twee maandelijkse termijnen van f 250,-- elk en vervolgens in 42 maandelijkse termijnen van f 127,50 elk. Op 25 augustus 2000 heeft [gedaagde] geprobeerd om aan zijn betalingsverplichting te voldoen, maar het door hem overgemaakte bedrag van f 500,-- is gestorneerd, waarna [gedaagde] tot op heden geen enkel bedrag in mindering heeft voldaan op de openstaande vordering. [gedaagde] heeft ook overigens geen enkele vorm van actie jegens [eiser] ondernomen, terwijl de Kirby-stofzuiger nog steeds in zijn bezit is.
3.1. [gedaagde] heeft in dit geding bij antwoord gesteld dat hij de vertegenwoordiger van [eiser] heeft gewezen op het feit dat hij niet in aanmerking zou komen voor betaling van f 26,-- per maand via de comfort card omdat hij in het verleden een schuld heeft gehad en geregistreerd stond, maar dat de vertegenwoordiger dat wel in orde zou maken. Verder stelt [gedaagde], toen de volgende dag bleek dat betaling via de comfort card toch niet mogelijk was, noodgedwongen met een betalingsregeling te hebben moeten instemmen omdat de stofzuiger al verkocht en gebruikt was.
4. De kantonrechter merkt in de eerste plaats op dat hij niet voor niets een comparitie van partijen heeft gelast op 18 april 2001. Vastgesteld moet worden dat zowel [eiser] als [gedaagde] zonder enig bericht van verhindering niet zijn verschenen, ondanks daartoe uitdrukkelijk te zijn opgeroepen. Weliswaar is [eiser]s gemachtigde toen wel verschenen, maar die gemachtigde wist niet beter dan dat [eiser] ook aanwezig zou zijn. Omdat daardoor in geen enkel opzicht enige invulling kon worden gegeven aan de comparitie, heeft de kantonrechter aan [eiser]s gemachtigde enkele praktische wenken gegeven om in overleg met [eiser] de zaak verder in der minne af te handelen. In dat verband heeft de kantonrechter er onder meer op gewezen dat uit de stukken leek te moeten worden opgemaakt dat in dit geval niet (geheel) in overeenstemming met de Colportagewet was gehandeld en dat het in feite voor de hand zou liggen om de stofzuiger bij [gedaagde] terug te (laten) halen en de zaak verder te laten voor wat zij was. Gesteld noch anderszins gebleken is dat er na de niet gehouden comparitie is geprobeerd om de zaak in der minne te regelen.
5. Vastgesteld moet worden dat de conclusie van repliek met de elf producties niet de conclusie rechtvaardigen dat in dit geval geheel in overeenstemming is gehandeld met de Colportagewet. Uit de tot de gedingstukken behorende afschriften van de in het geding zijnde koopovereenkomst blijkt immers dat de (ingevolge het bepaalde in artikel 25 lid 3 van de Colportagewet voorgeschreven) dagtekening van de Kamer van Koophandel op de daarvoor bestemde plaats ontbreekt en dat op het tweede afschrift slechts een stempel is geplaatst luidende als volgt: ‘’Kamer van Koophandel / 17 januari 2001/ voor Drenthe/ Schiphorst’’, dat wil zeggen dat indien bedoelde stempel moet worden aangemerkt als de wettelijk voorgeschreven dagtekening, die dagtekening is geplaatst zes dagen na de datum van dagvaarding en ruim zeven maanden na de ondertekening van de koopovereenkomst door [gedaagde] en [eiser]s vertegenwoordiger [vertegenwoordiger]. Bovendien moet worden vastgesteld dat op het ene afschrift van de koopovereenkomst, waarop bedoelde stempel is geplaatst, ook is toegevoegd ‘’tav hr [werknemer] en M6829, een nummer dat overigens weer niet hetzelfde is als het op de overgelegde achterkant van de koopovereenkomst vermelde klantnummer 6996. En dan blijkt in dit verband ook nog eens dat de handtekeningen van de agent respectievelijk verkoper op de koopovereenkomst respectievelijk de financieringsovereenkomst nogal duidelijk van elkaar verschillen, zodat moet worden aangenomen dat [gedaagde] kennelijk met twee verschillende personen heeft gecontracteerd, mede gelet op het feit dat de naam van de verkoper op de financieringsovereenkomst achterwege is gelaten. Tenslotte moet worden vastgesteld dat op bedoelde achterzijde van de koopovereenkomst onder de kop ‘’OPZEGGING’’ het volgende is vermeld:
“Deze koopovereenkomst kan door u ongedaan worden gemaakt binnen acht dagen nadat een afschrift bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leeuwarden van een datum is voorzien. Zolang hoeft u ook nog niet te betalen. Als u wilt opzeggen, kunt u dat het beste doen per aangetekende brief of briefkaart uiterlijk zes dagen nadat u zelf de overeenkomst hebt getekend. Uw brief of briefkaart komt dan op tijd aan. Opzegging moet gebeuren aan het volgende adres: Fa [eiser], [vestigingsplaats]. Hieronder vindt u een formulier, dat u als opzeggingsbrief kunt gebruiken, nadat het is ingevuld”.
Welke rol de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leeuwarden in dit geval, gelet op de stempel van de Kamer van Koophandel te Drenthe, te vervullen zou kunnen hebben is door [eiser] niet nader verklaard. En uitgaande van de dagtekening van 17 januari 2001 door de Kamer van Koophandel te Drenthe zou [gedaagde] daarna nog acht dagen de tijd hebben om de overeenkomst op te zeggen, zodat er (nog) geen enkele reden was om [gedaagde] al op 11 januari 2001 te dagvaarden. Juist het feit dat de dagtekening van de Kamer van Koophandel niet is geplaatst in of omstreeks juni 2000 spoort met de stelling van [gedaagde] dat hem door [vertegenwoordiger] is gezegd dat hij de overeenkomst niet meer kon opzeggen omdat de stofzuiger al was gebruikt. De kantonrechter acht die stelling daarom zonder meer aannemelijk.
5.1. Nog afgezien van alle slordigheden van de zijde van [eiser], in welk verband de kantonrechter in de conclusie van repliek steeds waar ten onrechte 2001 is vermeld welwillend 2000 heeft gelezen, op grond waarvan al zou moeten worden geconcludeerd dat [eiser] zijn vordering op volstrekt ondeugdelijke wijze heeft onderbouwd, kan uit de voorhanden zijnde gedingstukken niet genoegzaam worden opgemaakt dat door of namens de bij de overeenkomsten betrokken partijen in twee gelijkluidende exemplaren een akte is ondertekend en dat onmiddellijk na de ondertekening door [gedaagde], die door [vertegenwoordiger] tot het aangaan van de overeenkomsten is bewogen, een exemplaar van die akte is ontvangen door ieder van beide partijen. Hier wreekt zich overigens het feit dat [eiser] en [vertegenwoordiger] niet op de comparitie zijn verschenen om verifieerbare informatie te verstrekken over de precieze gang van zaken met betrekking tot de koop- en financieringsovereen-komsten. De kantonrechter tilt aan de niet nader verklaarde afwezigheid van [eiser] (en [vertegenwoordiger]) overigens veel zwaarder dan aan die van [gedaagde], al was het maar omdat [eiser] als eisende partij voor een komst naar de comparitie alle aanleiding had behoren te zien in het bij antwoord door [gedaagde] gevoerde verweer. Die onverklaarde en overigens ook onverklaarbare afwezigheid van [eiser] (en [vertegenwoordiger]) klemt nog eens te meer waar [eiser] bij conclusie van repliek met elf producties in het licht van het verweer van [gedaagde] niet alleen zijn vordering onvoldoende onderbouwing heeft gegeven, maar daarmee ook nog eens blijk heeft gegeven de door de kantonrechter op 18 april 2001, toen de comparitie had moeten plaatsvinden, aan [eiser]s gemachtigde gegeven wenken kennelijk niet serieus te hebben genomen, nu uit niets valt op te maken dat [eiser] daarnaar heeft gehandeld. Aan de tot dusver vastgestelde feiten, welke voldoende worden geacht om [eiser]s vordering volledig af te wijzen kan in dit stadium van de procedure uiteraard niet meer worden afgedaan door het bij conclusie van repliek gedane bewijsaanbod om [getuige], de heer [vertegenwoordiger] en de heer H.[eiser] als getuigen te laten horen. Zij kunnen niets veranderen aan het feit dat de hier in het geding zijnde colportage-overeenkomst nietig is en waar [eiser] tot in dit stadium van de procedure heeft nagelaten zijn vordering op een behoorlijke wijze te onderbouwen, is er sowieso geen ruimte meer voor bewijslevering.
6. Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat de tussen [eiser] en [gedaagde] gesloten koop- en financieringsovereenkomst nietig zijn, zodat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de proceskosten. Omdat door de nietigheid van de overeenkomsten de verplichtingen van partijen over en weer zijn komen te vervallen, zal [gedaagde] de Kirby-stofzuiger in goede staat aan [eiser] moeten teruggeven. [eiser] zal daartoe in overleg moeten treden met [gedaagde] die de stofzuiger vervolgens op diens eerste verzoek onmiddellijk aan [eiser] zal moeten afgeven.
BESLISSINGEN
De kantonrechter
Wijst de vordering van [eiser] af;
Veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] tot en met deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door mr. J.M.H. Pauw, kantonrechter te Emmen en uitgesproken door mr. L.C.A.H.J. Lafleur, kantonrechter te Emmen, ter openbare terechtzitting van 1 augustus 2001, in tegenwoordigheid van B.J. Logtenberg als griffier en door beiden getekend.
coll: