Verdere beoordeling
Bij voormeld interlocutoir vonnis, waarin de kantonrechter geheel volhardt, is drs. M.J.E. Stassen te Heerlen tot deskundige benoemd teneinde, een onderzoek te instellen naar en een schriftelijk gemotiveerd verslag zullen uitbrengen met betrekking tot de navolgende vragen:
- is er enig verband tussen de arbeidsongeschiktheid en het werk van [naam eiseres] bij [naam gedaagde]?
- zoja, is de arbeidsongeschiktheid van partij [eiseres] dan geheel of grotendeels te wijten aan de werkomstandigheden en de zich in dat kader voorgedaan hebbende gebeurtenissen?
- of zou werknemer ook zonder deze ervaringen vroeg of laat redelijkerwijs kans gehad hebben de verschijnselen te kunnen ontwikkelen?
- kunnen eiseresses thuissituatie en privé-omstandigheden voorafgaande aan het beoordelings- en/of functioneringsgesprek van 6 mei 1996 van invloed geweest zijn of haar geestelijke gesteldheid, en zo ja, in welke mate?
- zijn er nog andere opmerkingen die u in het kader van deze vraagstelling wenst te maken?
De deskundige is verzocht voor zijn rapportage zo mogelijk de dossiers betreffende [eiseres] van haar huisarts, Atrium Ziekenhuis Heerlen (PAAZ-Brunssum) en Riagg-OZL te raadplegen. Voorts diende de deskundige uiteraard [eiseres] in persoon te onderzoeken.
De deskundige heeft op28 augustus 2000 zijn rapport ter griffie ingediend en diens bevindingen zijn als volgt (waarbij "o" staat voor onderzochte zijnde eiseres, en "bl" voor bedrijfsleider van gedaagde):
Diagnose volgens DSM-IV
As I.. depressieve stoornis,gedeeltelijk in remissie;code 296.25
kortdurende psychotische stoornis in remissie,code 298.8(F 23.81 door
duidelijke stressfactoren )
posttraumatische stressstoornis;code 309.81
As II ontwijkende persoonlijkheidsstoornis;code 301.82
As III voor de laatste decompensatie:partus
As IV ernstige en langdurige problemen in de relaties op haar werk
As V GAF-score tussen vijftig en zestig
Beschouwing
O heeft met haar karakterologische kenmerken van onzekerheid, afhankelijkheid, perfectionisme, overmatige inzet jarenlang goed gefunctioneerd, totdat zij zich steeds meer ging storen aan het in haar ogen ongepaste gedrag van haar nieuwe bl. Achter haar rug om heeft ze een klacht ingediend over de bl en daarop heeft ze zonder besef, wat deze actie tot stand zou kunnen brengen, een grote mate van agressie naar zich toegetrokken.Dit blijkt uit de toename van ongefundeerde kritiek(wat ze ook deed het was nooit goed). Zij voelde dat aan, dat ze voortdurend door de twee leidinggevenden gepakt werd. Ze was machteloos en weerloos, ook omdat haar collega' s die dezelfde kritiek zouden hebben haar lieten vallen en zich bij de andere partij schaarden. Tijdens dit langdurige en pijnlijke proces was zij niet instaat nuchter haar situatie te bekijken, maar dacht veeleer, dat nog beter haar best doen en doen wat er werd geëist tot acceptatie en weer waardering door de leiding zou leiden. De aanhoudende frustraties en het gebrek aan realiteitszin (namelijk het besef,dat de tegenpartij uit was op haar afstraffing) leidden bij haar tot een depressie met daaruit voortvloeiend slechter functioneren. Het vernietigende functioneringsgesprek deed de deur definitief dicht met de daarop volgende decompensatie met ernstige depressieve en psychotische symptomen. Ook nu nog zijn de gevolgen van deze ernstige ingreep in haar leven bespeurbaar m.n. in de labiele stemming en de posttraumatische symptomen.
Beantwoording van de vraagstellingen
- Er is een duidelijk verband tussen de arbeidsongeschiktheid en het werk van [naam eiseres] bij [naam gedaagde] in zoverre de arbeidsverhoudingen m.n. in 95 steeds meer zijn verslechterd door de opstelling van de directe leiding.
- Terwijl zij met haar onzekerheden voorheen altijd ruim voldoende funktioneerde,is o de komst van de nieuwe bl steeds meer onder negatieve druk gezet. Voor een belangrijk deel lijkt dit te wijten aan de opstelling van de directe leidinggevenden.
- Het is zeker niet zo, dat mensen met bovenvermelde karakterologische kenmerken vroeg of Iaat decompenseren, wel is er een grotere kwetsbaarheid. Anderzijds verhoogt het doormaken van een langdurige en ernstige stresssituatie op zich weer de kans op een volgende decompensatie.
- Ik heb niet kunnen constateren, dat problemen in de thuissituatie eerder dan t.g.v. het arbeidsconflict aanwezig waren.
Op 3-8-00 is het concept naar o. verstuurd. Zij heeft enkel enige feitelijke onjuistheden gecorrigeerd:
eerste regel pagina 2: i.p.v. "eindigde bij beide partijen in tranen" nu "eindigde bij o. en bl. in tranen",
laatste regel pagina 2:i.p.v."PAAZ in Brunssum" nu "PAAZ in Kerkrade".
w.g. E.Stassen, psychiater.
De kantonrechter is van oordeel dat, gezien deze rapportage als vaststaand kan worden aangenomen dat de arbeidsongeschiktheid van eiseres, welke leidde tot haar ontslag uit de dienstbetrekking bij gedaagde, verband houdt met de wijze waarop zij bij gedaagde in het kader van de arbeidsverhouding is bejegend. De dienstbetrekking heeft 10 jaar geduurd en eiseres verrichte haar arbeid kennelijk naar grote tevredenheid van gedaagde, dit mede gezien het feit dat eiseres in 1996 is uitgeroepen tot medewerkster van het jaar. De bejegening door een of meer medewerk(st)ers van eiseres is van dien aard geweest dat zij blijkens het deskundigenbericht dientengevolge arbeidsongeschikt geworden is. Binnen deze omstandigheden een werknemer ontslaan zonder een passende voorziening te treffen oordeelt de kantonrechter sociaal niet aanvaardbaar. De werkneemster is op het moment van het ontslag buiten staat elders gelijkwaardige arbeid te verwerven en kennelijk in een zodanige mate dat zij nog geruime tijd in die omstandigheid zal verkeren. Daardoor zijn de gevolgen van de opzegging voor eiseres te ernstig in vergelijking met het belang van gedaagde bij de opzegging. Er is sprake van kennelijke onredelijkheid van de opzegging.
Gezien de omstandigheden die leidden tot de arbeidsongeschiktheid en de gevolgen van de opzegging voor eiseres, oordeelt de kantonrechter termen aanwezig eiseres ten laste van gedaagde een schadevergoeding toe te kennen. Blijkens de wetsgeschiedenis hoeft, om de werknemer niet voor onmogelijke bewijsproblemen te stellen, betreffende schade bij kennelijk onredelijk ontslag geen splitsing of bewijs van schade-elementen plaats te vinden, de schadevergoeding geschiedt naar billijkheid.
Bij de begroting en toemeting van de schadevergoeding knoopt de kantonrechter aan bij de kantonrechtersformule. Onweersproken is de A-factor 12 en de B-factor 2.701,66. De C-factor wordt door de kantonrechter ingeval van ontslagbescherming steevast op 1,25 gesteld, zodat de formule leidt tot een uitkomst van ¦ 43.892,55, te vermeerderen met een immaterieel deel ten belope van ¦ 6107,45, zodat de gehele schadevergoeding bedraagt ¦ 50.000,--.
Eiseres vorderde separaat een immateriële schadevergoeding van ¦ 25.000,--. De rechtsgrond van deze vordering is blijkens het petitum en de onderbouwing van de vordering niet art. 7:681 B.W., maar wordt onbenoemd gelaten. De kantonrechter vult de rechtsgrond voor de vordering ambtshalve aan dat deze is art. 7:681 B.W., nu blijkens HR NJ 92.495 de schadevergoeding in het kader van art. 7:681 B.W. ook uit immateriële schade kan bestaan. Op grond van het vorenoverwogene wijst de kantonrechter deze vordering af, nu het gevorderde is begrepen in de vooromschreven schadevergoeding.
Het vorenoverwogene leidt er toe dat de vorderingen van eiseres toegewezen worden en met veroordeling van gedaagde in de kosten van de procedure, daaronder begrepen het deskundigenhonorarium.
Hetgeen partijen overigens nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.