ECLI:NL:KTGLEE:2001:AD6687

Kantongerecht Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
89829/CV EXPL 01-1849
Instantie
Kantongerecht Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van koopprijs en schadevergoeding in broccoli-leveringsovereenkomst

In deze zaak vorderde de eiser, DAS International B.V., betaling van een bedrag van ƒ 8.888,67 van de gedaagde, O. Smeding en Zoon B.V., in verband met een geschil over de levering van broccoli. De eiser stelde dat de geleverde broccoli van goede kwaliteit was, zoals bevestigd door de Plantenziektenkundige Dienst, en dat de gedaagde niet gerechtigd was om de betaling te weigeren. De gedaagde betwistte de vordering en voerde aan dat de broccoli niet voldeed aan de kwaliteitseisen, zoals vastgesteld door een inspectie van AQS, en dat zij daardoor schade had geleden. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de broccoli had aanvaard in de staat waarin deze zich bevond en dat zij zich niet kon beroepen op een tekortkoming van de eiser. De kantonrechter oordeelde verder dat de algemene voorwaarden van de eiser van toepassing waren, ondanks dat deze niet expliciet aan de gedaagde waren overhandigd. De vordering van de eiser werd toegewezen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 9 november 2001.

Uitspraak

Kantongerecht Leeuwarden
VONNIS
89829/CV EXPL 01-1849
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DAS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Barendrecht,
eiseres,
procesgemachtigde: mr. R.R. Zijdeman, werkzaam bij accountants De Jong Koster te Rotterdam,
rolgemachtigde: L.J. Venema, gerechtsdeurwaarder te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid O. SMEDING EN ZOON B.V.,
gevestigd te Sint Annaparochie,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. Rauwerda, advocaat te Leeuwarden.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen DAS, gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen Smeding, te veroordelen tot betaling van ƒ 8.888,67 met rente en kosten.
Smeding heeft bij antwoord, onder overlegging van vijf producties, de vordering betwist.
Na repliek (met zes producties), dupliek (met een productie) en een akte uitlating productie is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De beoordeling van het geschil
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. DAS heeft omstreeks 11 januari 2001 een partij broccoli verkocht aan Smeding, welke partij op 15 januari 2001 door Smeding is opgehaald vanaf de locatie van DAS te Barendrecht.
Naar aanleiding van de bevindingen van de kwaliteitscontroleur heeft Smeding op 16 januari 2001 472 colli's broccoli aan DAS geretourneerd.
2.2. DAS heeft vervolgens - eveneens op 16 januari 2001- de broccoli laten keuren door de Plantenziektenkundige Dienst. Uit dit inspectierapport kwam naar voren dat de broccoli van goede kwaliteit was.
2.3. Smeding heeft vervolgens diezelfde dag een tegenonderzoek laten verrichten door het agrarisch inspectiebureau AQS. AQS constateerde 5% rot- en 8,3% drukplekken.
2.4. Smeding heeft de broccoli op 17 januari 2001 wederom opgehaald.
2.5. Smeding heeft op 19 januari 2001 nogmaals een onderzoek laten verrichten door AQS, waaruit bleek dat gemiddeld 55,8% van de bloemschermen smet (rot) bevatte en 19,2% van de bloemschermen drukplekken vertoonde.
2.6. Smeding heeft de partij broccoli laten vernietigen.
2.7. Partijen hebben omstreeks 12 januari 2001 de afspraak gemaakt dat DAS die gehele week broccoli aan Smeding zou leveren voor de prijs van ƒ 9,25.
3. DAS baseert haar vordering op haar stelling dat de geleverde broccoli door de Plantenziektenkundige Dienst is goedgekeurd en dat ook uit onderzoek van AQS van 16 januari 2001 is gebleken dat de broccoli feitelijk in orde was. Zij betwist dan ook toerekenbaar tekort geschoten te zijn in haar leveringsverplichting. Zij vordert van Smeding het restant van de onbetaald gelaten koopprijs ad ƒ 7.729,28.
Naast voormeld bedrag vordert zij rente en buitengerechtelijke incassokosten op grond van de door haar gehanteerde algemene voorwaarden.
DAS betwist voorts dat Smeding schade zou hebben geleden, daartoe stellende dat de afspraak tussen partijen dat DAS de hele week broccoli aan Smeding zou leveren betrekking had tot een hoeveelheid van 1400-1500 colli. Volgens DAS heeft zij deze afgesproken hoeveelheid ook daadwerkelijk aan Smeding geleverd. Voorts stelt DAS dat Smeding haar ook niet in gebreke heeft gesteld.
4.1. Smeding stelt dat de door DAS geleverde broccoli - gezien de onderzoeken van AQS - niet voldeed aan de eisen die zij daarvan mocht verwachten, waardoor DAS toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar leveringsverplichting.
Smeding stelt voorts op 17 januari 2001 de broccoli wederom te hebben opgehaald bij DAS in Barendrecht, aangezien DAS verzekerde dat de overige broccoli nog meerdere dagen houdbaar zou zijn.
Smeding stelt voorts dat zij door de tekortkoming aan de zijde van DAS schade heeft geleden. Deze schade bestaat onder meer uit de meerkosten die Smeding heeft moeten maken voor het elders aanschaffen van broccoli, aangezien DAS haar verplichting om de gehele week broccoli te leveren voor ƒ 9,25 niet na kom komen. Smeding heeft deze schade - die volgens haar door DAS vergoed dient te worden - begroot op ƒ 12.353,50. Aangezien inmiddels een creditnota van
ƒ 4.624,22 is verrekend, resteert een vordering op DAS van ƒ 7.729,28.
Smeding beroept zich ten verwere dan ook op een verrekeningsrecht.
4.2. Voorts betwist Smeding de toepasselijkheid van de door DAS gehanteerde algemene voorwaarden. Smeding heeft daartoe aangevoerd dat deze voorwaarden haar niet voor of bij het sluiten van de overeenkomst ter hand zijn gesteld, zodat deze niet van toepassing zijn.
Subsidiair betwist Smeding de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten.
5. De kantonrechter oordeelt als volgt.
5.1. Met betrekking tot de gestelde toerekenbare tekortkoming overweegt de kantonrechter dat Smeding de broccoli op 16 januari 2001 heeft laten onderzoeken en dat zij op 17 januari 2001 de broccoli wederom heeft opgehaald. De kantonrechter is met DAS van mening dat Smeding daarmee de broccoli heeft aanvaard in de staat waarin deze zich bevond en welke Smeding bekend was. Nu Smeding bekend was met de kwaliteit van de broccoli kan zij zich niet met succes beroepen op een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van DAS. Smeding wist immers wat zij geleverd kreeg en zij heeft dit geaccepteerd zonder nadere voorwaarden te stellen. Dat Smeding zulks heeft gedaan omdat DAS haar verzekerde dat de overige broccoli nog meerdere dagen houdbaar was, acht de kantonrechter niet aannemelijk. Zulks zou betekenen dat Smeding geen vertrouwen had in de resultaten van de door AQS op haar verzoek uitgevoerde inspectie.
Dat de kwaliteit van de broccoli op 19 januari 2001 zeer matig tot slecht was, zoals door Smeding gesteld, doet daar niet aan af.
5.2. Echter, ook indien er wel sprake zou zijn van een toerekenbare tekortkoming zou de vordering van DAS toewijsbaar zijn. Artikel 6: 136 BW bepaalt immers dat de rechter een vordering ondanks een beroep van de gedaagde op verrekening kan toewijzen, indien de gegrondheid van dit verweer niet op eenvoudige wijze is vast te stellen en de vordering overigens voor toewijzing vatbaar is.
De kantonrechter is van oordeel dat de gegrondheid van de schadeclaim van Smeding niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. Partijen twisten immers niet uitsluitend over de vraag of de door DAS geleverde broccoli al dan niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen, maar tevens over de vraag of en in welke mate DAS de afspraak niet is nagekomen om gedurende de gehele week broccoli te leveren voor een bedrag van ƒ 9,25, waardoor Smeding al dan niet schade heeft geleden. Nu derhalve niet op eenvoudige wijze is vast te stellen of Smeding een vordering op DAS heeft en zo ja, wat de omvang daarvan is, staat het door Smeding gedane beroep op verrekening niet in de weg aan toewijzing van de vordering van DAS.
5.3 Nu Smeding de vordering van DAS voor het overige niet heeft betwist, is de vordering van DAS tot betaling van een bedrag ad ƒ 7.729,28 toewijsbaar.
5.4. Met betrekking tot de toepasselijkheid van de door DAS gehanteerde algemene voorwaarden oordeelt de kantonrechter dat deze van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst, nu partijen eerder zaken met elkaar hebben gedaan en DAS op haar facturen heeft verwezen naar de door haar gehanteerde verkoop- en leveringsvoorwaarden. De omstandigheid dat deze voorwaarden niet aan Smeding ter hand zijn gesteld zou ertoe kunnen leiden dat Smeding de vernietigbaarheid van een beding in die algemene voorwaarden zou kunnen inroepen. Smeding heeft op de vernietigbaarheid echter geen beroep gedaan.
5.5. De door DAS op grond van die algemene voorwaarden gevorderde rente acht de kantonrechter dan ook toewijsbaar, evenals de gevorderde buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter is van oordeel dat DAS genoegzaam heeft aangetoond dat daadwerkelijk kosten zijn gemaakt, anders dan ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak, zodat ook deze kosten toewijsbaar zijn als gevorderd.
5.6. Smeding zal als de in het ongelijk te stellen in de kosten van het geding worden verwezen.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Smeding tot betaling aan DAS van een bedrag groot ƒ 8.888,67 (zegge: achtduizendachthonderdachtentachtig gulden en zevenenzestig cent) te vermeerderen met de overeengekomen rente ad 1% per maand over ƒ 7.729,28 vanaf 2 februari 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Smeding in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van DAS begroot op ƒ 1.000,-- wegens salaris en op ƒ 407,55 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A. van der Meer, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.