ECLI:NL:KTGSNK:2001:AD6722

Kantongerecht Sneek

Datum uitspraak
29 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81439 /CV EXPL 00-1229
Instantie
Kantongerecht Sneek
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na ontdekking van leidingen onder bouwgrond

In deze zaak heeft eiser, na de aankoop van een perceel bouwgrond van gedaagde, een vordering ingesteld tot schadevergoeding. Eiser heeft het perceel gekocht met de intentie om er een woning te bouwen. Tijdens de koopovereenkomst was gedaagde op de hoogte van de plannen van eiser en had hij in de concept-leveringsakte vermeld dat het perceel mogelijk leidingen van nutsbedrijven bevatte. Eiser heeft gedaagde gevraagd naar de ligging van deze leidingen, waarop gedaagde heeft geantwoord dat alle leidingen langs de weg lagen. Na de bouw van de woning ontdekte eiser dat er een waterleiding van Nuon onder zijn woning doorliep, wat leidde tot extra kosten voor het verleggen van deze leiding. Eiser vorderde van gedaagde een schadevergoeding van ƒ 7.966,46, stellende dat gedaagde zijn mededelingsplicht had geschonden en dat hij was misleid.

Uitspraak

Kantongerecht Sneek
VONNIS
81439 /CV EXPL 00-1229
in de zaak van
1. [eiser]
en
2. [eiseres],
beiden wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde: mr. A. de Jong, advocaat te Joure,
tegen
1. [gedaagde sub 1]
2. [gedaagde sub 2],
3. [gedaagde sub 3],
en
4. [gedaagde sub 4],
allen wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. C.J. Groenewegen, advocaat te Heerenveen.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna voor beide te noemen [eiser], gevorderd om gedaagde partij, hierna voor allen te noemen [gedaagde], te veroordelen tot betaling van ƒ 7.966,46 met rente en kosten.
[eiser] heeft daarbij vier producties in het geding gebracht.
Voorts heeft [eiser] een tekening ter griffie van het kantongerecht gedeponeerd. Hiervan is een akte van depot opgemaakt.
[gedaagde] heeft bij antwoord de vordering betwist.
Na repliek (met drie producties) en dupliek is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
2.1. In maart 1999 heeft [eiser] van [gedaagde] een perceel bouwgrond gekocht te [woonplaats], aan het adres [adres].
Ten tijde van de koopovereenkomst was [gedaagde] er mee bekend dat [eiser] het perceel wenste te gebruiken voor de realisering van een woning.
2.2. In de concept-leveringsakte was ondermeer vermeld dat het verkochte "is bezwaard met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5 lid 3 sub b van de oude Belemmeringenwet Privaatrecht". Navraag leerde [eiser] dat dit betekent dat er mogelijk kabels of leidingen van Nutsbedrijven in de grond aanwezig zijn.
[eiser] heeft vervolgens bij [gedaagde] hiernaar gevraagd. [gedaagde] heeft toen meegedeeld dat de leidingen langs de weg liepen.
2.3. De kavel is aan [eiser] geleverd bij akte d.d. 27 april 1999.
[eiser] heeft op voormeld kavel een woning laten bouwen.
2.4. In februari 2000 is gebleken dat er een (water)leiding van de Nuon onder de woning van [eiser] door liep.
Nuon heeft [eiser] bij brief van 8 mei 2000 meegedeeld dat de noodzaak bestond de bestaande leiding te verleggen en dat de wijzigingskosten ten laste van [eiser] kwamen.
Nuon heeft [eiser] deze kosten ad ƒ 7.966,46 bij factuur d.d. 23 augustus 2000 in rekening gebracht, welke factuur [eiser] heeft voldaan.
2.5. Achteraf is [eiser] gebleken dat [gedaagde] beschikte over een tekening waarop de leidingen vermeld stonden.
[eiser] heeft deze tekening, die hij nadien van [gedaagde] heeft ontvangen, ter griffie van het kantongerecht gedeponeerd.
De standpunten van partijen
3. [eiser] vordert van [gedaagde] als schadevergoeding het bedrag dat hij aan Nuon heeft moeten voldoen. [eiser] heeft daartoe aangevoerd dat aan hem niet is verschaft wat hij op basis van de koopovereenkomst mocht verwachten (non-conformiteit). Daarnaast beroept hij zich op dwaling.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] zijn mededelingsplicht als verkoper heeft geschonden. Gezien hetgeen [gedaagde] wist over de leidingen had hij [eiser] moeten informeren dat de locatie van de te bouwen opstallen vastgelegd moest worden om geen problemen te doen ontstaan met de aanwezige leidingen.
Voorts stelt [eiser] dat [gedaagde] hem misleid heeft. [eiser] heeft daartoe aangevoerd dat [eiseres] op of omstreeks 16 april 1999 telefonisch contact opgenomen heeft met [gedaagde sub 3] met de vraag of in het perceel kabels of leidingen aanwezig waren welke de bouw zouden kunnen hinderen. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] daarop meegedeeld "dat alle leidingwerk vlak langs de weg lag" en dat er dus geen kabels of leidingen aanwezig waren die de bouw zouden kunnen hinderen.
[eiser] stelt dat hij op grond van deze informatie er op mocht vertrouwen dat in de door hem te bebouwen grond geen kabels of leidingen zouden lopen.
Volgens [eiser] zou hij de koopovereenkomst bij een juiste voorstelling van zaken niet op dezelfde voorwaarden hebben gesloten. Hij wenst op grond van artikel 6: 230 lid 2 BW toekenning van een aanvullend bedrag ter grootte van de in deze procedure gevorderde schade.
4. [gedaagde] betwist dat er sprake is van non-conformiteit: [eiser] heeft ontvangen hetgeen hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten, te weten een perceel bouwgrond met daarin aanwezig een aantal leidingen waarmee hij bij de bouw van zijn woning rekening moest houden.
[gedaagde] heeft voorts betwist dat er sprake is van dwaling doordat hij zijn mededelingsplicht heeft geschonden. [gedaagde] heeft daartoe aangevoerd dat [eiser] er op grond van de bepalingen van de akte van levering mee bekend was dat er leidingen in het te bebouwen perceel aanwezig waren. Hij had geen mededelingsplicht met betrekking tot de precieze omvang en loop van de leidingen in het perceel. Hieraan doet niet af het feit dat hij beschikte over tekeningen waarop de leidingen vermeld stonden.
Voorts bewist [gedaagde] dat hij [eiser] misleid heeft. Nà de levering op 27 april 1999 (volgens [gedaagde] ergens in mei/juni 1999) heeft [eiseres] [gedaagde] gebeld met de vraag of hij wist waar de leidingen liepen. [gedaagde] heeft toen gezegd dat de leidingen langs de weg lagen. [gedaagde] betwist dat gevraagd is of er in het perceel kabels en leidingen aanwezig waren die de bouw zouden kunnen hinderen. Hij wist ook niet waar de woning precies zou komen.
Bovendien ontbreekt het causale verband tussen de mededeling en de schade aangezien het tot de verplichting van de aannemer behoort dat hij, voordat hij gaat graven en bouwen, bij het KLIC (Kabel Leidingen Informatie Centrum) informeert naar de aanwezigheid en de loop van leidingen. Kennelijk heeft de aannemer verzuimd deze informatie in te winnen.
De beoordeling van het geschil
5.1. Ingevolge artikel 7: 17 BW moet de afgeleverde zaak aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst indien zij niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te bewijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien.
De stelling van [eiser] dat de door hem gekochte kavel niet die eigenschappen bezat die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten, zal als ongegrond worden gepasseerd. [eiser] heeft een kavel gekocht waarop hij een woning wilde bouwen. Niet is gesteld of gebleken dat het op de door [eiser] van [gedaagde] gekochte kavel niet mogelijk was om een woning te bouwen. Er is slechts gesteld dat achteraf is gebleken dat de door [eiser] gekozen locatie op de kavel voor de realisatie van de woning problemen opleverde in verband met de ligging van leidingen van het Nuon. Aan het feit dat [gedaagde] meegedeeld heeft dat "alle leidingwerk vlak langs de weg lag" mocht [eiser] niet de verwachting ontlenen dat hij geen nader onderzoek behoefde te doen naar de exacte ligging van de leidingen voordat hij tot het bouwen van de woning over ging. De informatie van [gedaagde] was daarvoor onvoldoende concreet. Overigens is niet gesteld of gebleken dat [gedaagde] (uitdrukkelijk) heeft gezegd dat de leidingen de bouw niet zouden kunnen hinderen.
Het beroep op non-conformiteit treft geen doel.
5.2.1. Subsidiair heeft [eiser] zich op dwaling beroepen.
Artikel 6: 228 BW luidt:
"1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a. ....;
b. indien de wederpartij in verband met hetgeen zij omtrent de dwaling wist of behoorde te weten, de dwalende had behoren in te lichten;
c. ....
2. De vernietiging kan niet worden gegrond op een dwaling die een uitsluitende toekomstige omstandigheid betreft of die in verband met de aard van de overeenkomst, de in het verkeer geldende opvattingen of de omstandigheden van het geval voor rekening van de dwalende behoort te blijven.".
In het onderhavige geval staat vast de [gedaagde] in het bezit was van een tekening waarop de leidingen stonden aangegeven. [gedaagde] wist dus waar de leidingen liepen. [gedaagde] had [eiser] dan ook over de ligging van de leidingen moeten informeren. [gedaagde] kan zich er daarbij niet achter verschuilen dat hij de tekening in geen jaren gezien had en dat hij er daarom ook niet aan gedacht heeft. Anders dan hij stelt, had hij hier wel aan behoren te denken. Ook kan hij zich er niet met succes op beroepen dat hij niet de juiste locatie van de te bouwen woning wist. Hij was immers bekend met het feit dat [eiser] op de kavel een woning wilde laten bouwen.
De kantonrechter is derhalve van oordeel dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling.
5.2.2. De kantonrechter is echter van mening dat deze dwaling gelet op de omstandigheden van het geval voor rekening van [eiser] behoort te blijven. Vaststaand is immers dat [eiser] er door de tekst van de concept-akte van levering mee bekend was dat er leidingen in de grond zouden kunnen liggen. Gelet op die wetenschap, had het op de weg van [eiser] gelegen om nader onderzoek in te stellen, bijvoorbeeld door een KLIC-aanvraag te doen danwel bij de verkoper gericht navraag te doen over de exacte ligging van de leidingen. Nu [eiser] is afgegaan op de weinig concrete mededeling van [gedaagde] dat "alle leidingwerk vlak langs de weg" lag, dient zulks door rekening en risico van [eiser] te blijven.
6. De vordering van [eiser] zal dan ook als ongegrond worden afgewezen, waarbij [eiser] zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [gedaagde] begroot op ƒ 1.000,-- wegens salaris;
Aldus gewezen door mr. J.C.G. Leijten, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.