ECLI:NL:KTGTRN:2000:AA8499

Kantongerecht Terneuzen

Datum uitspraak
1 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnummer: 99/217
Instantie
Kantongerecht Terneuzen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J.M. Klarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor mesothelioom door asbestblootstelling in de garagebranche

In deze zaak, behandeld door het Kantongerecht Terneuzen, stond de aansprakelijkheid van de werkgever centraal in verband met de ziekte mesothelioom van de eiser, die werkzaam was in de garagebranche. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.W. de Groote, had de gedaagde, een besloten vennootschap Automobielbedrijf [gedaagde] B.V., aangeklaagd wegens vermeende blootstelling aan asbest op de werkvloer. De procedure omvatte verschillende proceshandelingen, waaronder dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek, met als culminatie een tussenvonnis van 15 maart 2000.

De kantonrechter, M.J.M. Klarenbeek, oordeelde dat de eiser niet meer inging op het onderscheid tussen witte en blauwe asbest, ondanks nieuwe gegevens van de gedaagde. De rechter baseerde zich op het gezaghebbende Advies Asbestslachtoffers van maart 1997, waarin werd gesteld dat zowel witte als blauwe asbest kankerverwekkend zijn. De rechter concludeerde dat werkgevers in de garagebranche na de publicatie van BOVAG in 1977 niet meer konden beweren onwetend te zijn over de risico's van asbest.

De kantonrechter handhaafde het tussenvonnis en oordeelde dat de gedaagde niet aansprakelijk was voor de ziekte van de eiser, omdat er geen specifiek veiligheidsbeleid ten aanzien van asbest was gehanteerd en er geen bewijs was dat de gedaagde haar zorgplicht had geschonden. De vordering van de eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 1 november 2000.

Uitspraak

rolnummer: 99/217
uitspraak: 1 november 2000
Kantongerecht te Terneuzen
V O N N I S
in de zaak van:
Eiser,
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: Eiser,
gemachtigde: mr.R.W. de Groote,
rolgemachtigde: A.A.M. van Damme,
t e g e n :
de besloten vennootschap
Automobielbedrijf [gedaagde] B.V.,
gevestigd te Terneuzen,
gedaagde partij,
verder te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: mr. R.S. Meijer.
het verloop van de procedure
De volgende proceshandelingen zijn verricht:
- dagvaarding van 17 februari 1999,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek,
- tussenvonnis van 15 maart 2000,
- akte met producties van Eiser,
- antwoordakte van Gedaagde.
de verdere beoordeling van de zaak
1. De kantonrechter handhaaft hetgeen is overwogen en beslist bij het tussenvonnis van 15 maart 2000. De inhoud van dit vonnis moet als hier ingelast worden beschouwd. Eiser heeft bezwaar tegen de vaststelling dat in de medisch-wetenschappelijke wereld eerst door het verschijnen van het proefschrift van dr. J. Stumphius in 1969 bekend werd dat er een aangetoond causaal verband bestaat tussen blootstelling aan opvallend lage concentraties asbeststof en mesothelioom, zonder asbestose als tussenstap. Deze vaststelling heeft het karakter van een eindbeslissing, hetgeen Eiser ook beseft.
2. Om te voldoen aan het verzoek om het medische dossier in het geding te brengen heeft Eiser stukken overgelegd. Gedaagde neemt daarmee geen genoegen, omdat geen van die stukken dateert van n oktober 1996 en Eiser daar geen enkele toelichting bij geeft. De kantonrechter verwerpt deze bezwaren. Uit de stukken blijkt dat Eiser enkele onderzoeken heeft ondergaan en dat op basis daarvan de diagnose van een mesothelioom bij hem is gesteld door een longarts en twee internisten-oncoloog. De diagnose is daarmee voldoende komen vast te staan. Aangezien een mesothelioom niet kan worden verwijderd en men er ook niet op andere wijze van kan genezen, is het niet nodig om stukken van n oktober 1996 over te leggen.
3. Werkgevers in de garagebranche kunnen zich na de eerste BOVAG-publikatie van 1977 in ieder geval niet meer beroepen op onwetendheid aangaande beschermende maatregelen met het oog op asbestgevaren. Cruciaal voor hun aansprakelijkheid is of zij dit niet eerder hadden behoren te weten. De kantonrechter heeft daarom gelegenheid gegeven voor nadere discussie op dit punt.
4.1. Eiser is niet meer ingegaan op het onderscheid tussen witte en blauwe asbest, waarover Gedaagde bij dupliek enkele nieuwe gegevens had verschaft.
De kantonrechter gaat ook hier uit van het gezaghebbende Advies Asbestslachtoffers van maart 1997. Daarin is vermeld:
[p. 6] Oorspronkelijk werd gedacht dat mesothelioom uitsluitend wordt veroorzaakt door blauwe asbest. Die gedachte is in ons land midden jaren tachtig definitief verlaten: ook witte asbest kan de ziekte veroorzaken. Er zijn enige aanwijzingen dat blootstelling aan blauwe asbest tot een groter risico leidt dan witte asbest. Waarschijnlijk wordt dit niet zozeer door de chemische samenstelling van de asbestvezel maar vooral ook door de geometrie van de ingeademde vezels veroorzaakt. De wetenschappelijke discussie over dergelijke verschillen in carcinogene potentie tussen beide asbestsoorten is echter nog steeds niet afgerond. Recente wetenschappelijke publicaties uit het buitenland wijzen zelfs op witte asbest als de grootste boosdoener in dit verband.
Voor de in deze zaak uiterst relevante periode van 1969-1977 is vermeld ten aanzien van het beperkte asbestverbod van het Asbestbesluit 1978 [p.10]:
Daartegenover stond dat op dat moment er niet voldoende wetenschappelijke basis was voor goede en zwaarwegende gezondheidsargumenten waarmee witte asbest had kunnen worden verboden.
Onder 3.4. van bijlage 2. van het Advies [p.71] is vermeld:
Begin jaren tachtig is wetenschappelijk als vaststaand te beschouwen - hoewel daarna door sommigen nog lang in twijfel getrokken - dat naast crocidoliet ook chrysotiel kankerverwekkend is.
4.2. De door Gedaagde overgelegde publicaties van Planteydt 1991, MacDonald e.a. 1980, Woitiwitz e.a. 1994, Berry 1994 en Attanoos en Gibbs 1997 illustreren naar het oordeel van de kantonrechter dat er wetenschappelijk nog steeds discussie is over de gevaren van witte asbest, in het bijzonder ook voor garagemonteurs die onderhoud aan remmen uitvoeren. De gemachtigde van Gedaagde heeft enkele publicaties overgelegd waarin deze gevaren worden ontkend. De gemachtigde van Eiser heeft de brief van dr. P. Baas overgelegd, waarin melding wordt gemaakt van wetenschappelijke publicaties pro en contra de (mate van) carcinogeniteit van witte asbest. Gelet op het Advies Asbestslachtoffers van maart 1997 gaat de kantonrechter er zonder meer van uit dat er recente wetenschappelijke publicaties zijn die de door Gedaagde overgelegde publicaties tegenspreken en witte asbest juist als de meest carcinogene asbestsoort aanwijzen. Het Advies Asbestslachtoffers stelt vast dat begin jaren tachtig wetenschappelijk als vaststaand is te beschouwen - hoewel daarna door sommigen nog lang in twijfel getrokken - dat ook witte asbest kankerverwekkend is. De door Gedaagde overgelegde wetenschappelijke publicaties betekenen niet noodzakelijk dat deze vaststelling in het Advies niet juist zou zijn.
4.3. Wat hiervan ook zij, tot 1977 was er wetenschappelijk geen consensus over het mesothelioomgevaar van witte asbest. Dat was immers de reden waarom in het Asbestbesluit 1978 witte asbest niet volledig kon worden verboden. Eiser heeft echter bij repliek aangevoerd, dat er in het garagewezen geen gebruik werd gemaakt van pure chrysotiel, maar van een mengvorm waarin tevens blauwe asbest verwerkt zit. Gedaagde heeft dit bij dupliek met twee producties weerlegd. Eiser is niet op deze producties ingegaan. Daarom wordt de inhoud ervan, als niet weersproken, voor waar gehouden.
4.4. Over beschermende maatregelen tegen het mesothelioomgevaar in de garagebranche is door partijen, ondanks het tussenvonnis, verder niets naar voren gebracht. De kantonrechter stelt daarom vast dat er in 1977 en 1978 voor het eerst publicaties verschenen (van BOVAG) gericht op werkgevers in de garagebranche waarbij werd gewezen op de wenselijkheid van afzuiginstallaties met het oog op het asbestgevaar.
4.5. Omdat er in de garagebranche werd gewerkt met witte asbest, er aanvankelijk werd gedacht dat mesothelioom uitsluitend werd veroorzaakt door blauwe asbest, er in de wetenschap in 1977 nog g‚‚n consensus over bestond dat ook witte asbest kankerverwekkend is en er eerst in 1977 de eerste publicatie verscheen over asbest-afzuigsystemen in de garagebranche, kan niet worden gezegd dat werkgevers in die branche v¢¢r die eerste publicatie ervan op de hoogte behoorden te zijn dat er ook in hun branche een verhoogd risico van mesothelioom bestond en dat daartegen beschermende maatregelen genomen moesten worden.
4.6. Niet weersproken is dat gevallen van asbestose en longkanker als gevolgen van blootstelling aan asbeststof nooit zijn geconstateerd in de garagebranche. Beschermende maatregelen tegen deze gevaren waren en zijn in de garagebranche dus niet aan de orde.
5. Niet weersproken is dat Gedaagde gedurende het dienstverband van Eiser geen specifiek veiligheidsbeleid ten aanzien van asbest heeft gehanteerd. Uit het voorgaande volgt dat Gedaagde ondanks het ontbreken van zulk specifiek veiligheidsbeleid haar zorgplicht voor de veiligheid en de gezondheid van haar werknemers in de uitoefening van hun werkzaamheden niet heeft geschonden.
6. De vordering van Eiser zal daarom worden afgewezen. De kantonrechter is niet toegekomen aan het verweer dat er geen causaal verband bestaat tussen de werksituatie van Eiser bij Gedaagde en zijn mesothelioom. Ook het subsidiaire verweer van verjaring blijft onbesproken.
7. Omdat Eiser in het ongelijk wordt gesteld, zal hij worden verwezen in de proceskosten.
DE BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Eiser in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van Gedaagde en tot op heden begroot op / 2.250,00 wegens salaris voor de gemachtigde van Gedaagde;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 november 2000 in tegenwoordigheid van de griffier.
[zie voor het tussenvonnis Elronummer:url('AA8498',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=22213)