Parketnummer : 163516-99
Datum uitspraak: 4 mei 2000
Naam : ROCHE NEDERLAND B.V.
Verkort vonnis
Tegenspraak
Raadsman: mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam
van de kantonrechter te Utrecht in de zaak tegen:
Roche Nederland B.V.
[adres]
[woonplaats]
De verdachte, vertegenwoordigd door J.P. Heeres, operationeel hoofd Regulatory Affairs, en haar raadsman mr. A.J.H.W.M. Versteeg, is verschenen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 april 2000.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding onder 1. en 2. is omschreven. Van de dagvaarding is een kopie als bijlage 1. aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingelast.
De kantonrechter heeft het volgende vastgesteld:
De dagvaarding van de verdachte in eerste aanleg is geldig.
De kantonrechter is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten.
De officier van justitie is ontvankelijk en er zijn geen redenen tot schorsing der vervolging.
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De kantonrechter grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Aangezien onderstaand verweer niet in strijd is met de te bezigen bewijsmiddelen, doch wel onverenigbaar met de (bewezenverklaarde) tenlastelegging wordt dit verweer door de kantonrechter besproken.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft de raadsman als verweer naar voren gebracht, dat - kort gezegd - uit de bij deze strafzaak behorende stukken blijkt dat verdachte geen opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de in de tenlastelegging genoemde zogenaamde advertorials, doch dat het het PR-bureau Hill & Knowlton Nederland B.V. is geweest die (zonder opdracht van verdachte) opdracht heeft gegeven tot plaatsing.
Dit verweer wordt door de kantonrechter verworpen. Het is in de eerste plaats niet aannemelijk geworden dat Hill & Knowlton B.V. zonder consent van verdachte tot het verstrekken van een dergelijke opdracht zijn overgegaan. In de tweede plaats is dit verweer van verdachte innerlijk tegenstrijdig nu de raadsman van verdachte onder punt 9. van de pleitnotitie stelt "dat de opdracht mondeling is ingetrokken."
4. De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
overtreding van een voorschrift uitgevaardigd op grond van artikel 26 Wet op de Geneesmiddelenvoorziening, te weten artikel 5 aanhef en onder a. Reclamebesluit geneesmiddelen, begaan door een rechtspersoon, vijfendertig maal gepleegd.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman als verweer naar voren gebracht, dat - kort gezegd - verdachte aanwijzingen van de inspecteur voor de Gezondheidszorg m.b.t. de inrichting van de internetsite's heeft opgevolgd, zodat verdachte van oordeel is dat zij heeft voldaan aan hetgeen rechtens van haar verwacht mocht worden en zij zich ter disculpatie kan en mag beroepen op hetgeen de inspecteur haar (al of niet deugdelijk) heeft opgedragen.
Dit verweer wordt als feitelijk onjuist verworpen. Immers, uit onder meer de briefwisselingen tussen de inspecteur en verdachte in de periode 23 september 1999 tot en met 29 oktober 1999 is de kantonrechter gebleken dat door de inspecteur tot twee maal toe (bij brief van 23 september 1999 en 18 oktober 1999) sluiting danwel stopzetting van de aan verdachte toebehorende internetsite's is geëist en dat verdachte in weerwil daarvan de internetsite's heeft opengehouden terwijl op of na 18 oktober 1999 daaromtrent vanwege de inspecteur aan verdachte ook geen enkele instructie of aanwijzing omtrent de inrichting van die internetsite’s meer is gegeven.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de kantonrechter rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, mede gelet op hetgeen omtrent de verdachte bekend is geworden.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de kantonrechter in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen:
- Door haar gedragingen (via reclame gericht tot het publiek de vraag naar het in kwestie zijnde geneesmiddel aansporen) heeft verdachte de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat de beroepsbeoefenaren in de zin van het Reclamebesluit geneesmiddelen belemmerd worden in het maken van een vrije keuze voor geneesmiddelen die uitsluitend op recept mogen worden afgeleverd, doordat patiënten gaan eisen dat die beroepsbeoefenaren het geneesmiddel, waarvoor reclame is gemaakt, voorschrijven.
Op grond van het bovenstaande acht de kantonrechter de na te
noemen geldboete passend en geboden.
7. De toepasselijke wettelijke voorschriften
Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen zijn de op te leggen straffen gegrond op de artikelen 9, 23, 24, 24b, 51, 62 van het Wetboek van Strafrecht en op artikel 31 van de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening.
De kantonrechter beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de vijfendertig onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte vijfendertig maal tot betaling van een GELDBOETE van f 10.000,-- (tienduizend gulden), derhalve in totaal tot betaling van f 350.000,-- (driehonderdvijftigduizend gulden) aan geldboete.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Geertsema, bijgestaan door P.G.C. van Hemert als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van de kantonrechter in dit kantongerecht van 4 mei 2000.