3.2.
Voorzover de schadevergoeding de vergoeding van immateriële schade betreft dient ook de subsidiaire vordering van [eiseres] ter zake van strijdig handelen van de werkgever met de zorgplicht ingevolge artikel 7:658 BW worden besproken. De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat [eiseres] op 27 september 1997 op ernstige wijze seksueel geïntimideerd is. Het gedrag van de meergenoemde manager heeft veroorzaakt dat de werkprestaties van [eiseres] zijn aangetast en dat voorts een onaangename werkomgeving is gecreëerd ten gevolge waarvan [eiseres] werk op een andere werkeenheid heeft moeten aanvaarden. [eiseres] heeft ter adstructie van haar stellingen onder andere bij punt 24 van de dagvaarding aangevoerd dat Getronics onvoldoende bescherming heeft geboden nu de seksuele intimidaties zich daadwerkelijk hebben voorgedaan en dat Getronics haar onvoldoende heeft beschermd tegen de nadelige gevolgen van de seksuele intimidatie die zij heeft moeten ondergaan. Verder heeft [eiseres] aangevoerd, onder punt 3.4 van de conclusie van repliek, dat het niet volstaat aan de werkgever om wat schriftelijke informatie te verstrekken teneinde een veilige werkomgeving te verzekeren. Personeel behoort duidelijk geïnstrueerd te worden. [eiseres] meent dat zulks in 1996/1997 in elk geval niet is gebeurd. Naar het oordeel van [eiseres] betekent een goed beleid in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet dat in elk geval leidinggevenden door cursussen of informatiebijeenkomsten worden gewezen op de ontoelaatbaarheid van seksuele intimidatie. Uit het ronduit schokkende gedrag van de manager blijkt dat hij daarvan niet was doordrongen, aldus [eiseres].
De kantonrechter stelt voorop dat de werkgever op grond van het bepaalde in artikel 7:658 BW onder andere verplicht is om voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De invulling daarvan is mede gelegen in de Arbeidsomstandighedenwet. In artikel 4 lid 2 van deze wet is de zorgverplichting van de werkgever ten aanzien van seksuele intimidatie opgenomen. De verplichting beoogt, als uitwerking van wat redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt (7:658 lid 1 BW) seksuele intimidatie te voorkomen, maar verplicht de werkgever ook om mogelijk nadelige consequenties te bestrijden als zich toch seksuele intimidatie voordoet. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Getronics voldoende aangetoond dat zij zo een preventief beleid heeft gevoerd en dat haar preventiebeleid niet alleen voorlichting heeft omvat. Dat sluit niet uit dat een manager toch seksuele intimidatie pleegt. De kantonrechter merkt evenwel op dat de seksuele intimidatie van een manager ertoe geleid heeft dat de arbeidsovereenkomst met de desbetreffende manager is ontbonden ten gevolge van het incident van 27 september 1996. Verder is de kantonrechter van oordeel dat door Getronics voldoende is aangetoond dat een klachtenbehandeling ter zake van seksuele intimidatie bestond en dat [eiseres] daar ook gebruik van heeft kunnen maken, onder andere door de contacten met mevrouw de Graaf, de vertrouwenspersoon bij Getronics. Dat [eiseres] zelf niet wist van het bestaan van een vertrouwenspersoon en een klachtencommissie doet naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende ter zake waar het gaat om het antwoord op de vraag of een klachtenbehandeling bestond.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat een goede klachtenbehandeling aan [eiseres] de garantie diende te geven dat haar zaak serieus werd behandeld en dat zij werd beschermd tegen nadelige gevolgen van de seksuele intimidatie. Hoewel [eiseres] erover klaagt dat de gesprekken met mevrouw de Graaf niet goed genoeg verliepen is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gebleken dat Getronics haar verplichting ex artikel 7:658 BW en uit de Arbeidsomstandighedenwet onvoldoende is nagekomen. Verder is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende gebleken dat Getronics de reïntegratieverplichting, nadat [eiseres] op 28 februari 1998 wegens arbeidsongeschiktheid was uitgevallen, voldoende adequaat is nagekomen. Dat de gesprekken met Cenzo niet hebben geleid tot een door [eiseres] gewenst resultaat en dat ook afspraken met het Regionaal Psychiatrisch Centrum noodzakelijk waren kan uiteindelijk niet aan Getronics worden verweten in het kader van het antwoord op de vraag of Getronics tekortgeschoten is in haar verplichtingen tot nakoming van artikel 7:658 BW en de Arbeidsomstandighedenwet. De klachtenbehandeling dient een zorgvuldige procedure te zijn die ook de belangen van de aangeklaagde beschermt en derhalve acht de kantonrechter het niet onjuist van de zijde van Getronics dat een klacht pas formeel in behandeling kan worden genomen als [eiseres] deze formeel en schriftelijk indient.
Op grond van het bovenstaande lijkt de conclusie te zijn dat de werkgever voldoende heeft gedaan aan de in artikel 8 van de Arbeidsomstandighedenwet bedoelde voorlichting en onderricht en de in artikel 4 lid 2 Arbeidsomstandighedenwet bedoelde verplichting om mogelijk nadelige consequenties te bestrijden door middel van een goede klachtenbehandeling. Daarnaast evenwel is naar het oordeel van de kantonrechter ook van belang dat de Arbeidsomstandighedenwet het zogenoemde plan van aanpak kent waarin training van management en leidinggevenden in het signaleren van seksuele intimidatie van groot belang is alsmede de in artikel 5 van die wet bedoelde inventarisatie en evaluatie van risico's. Naar het oordeel van de kantonrechter is Getronics juist in de combinatie van deze inventarisatie en evaluatie enerzijds en in het plan van aanpak anderzijds tekortgeschoten in haar verplichting ex artikel 7:658 BW.
De kantonrechter heeft hierbij het oog op de bijlage 6 bij het rapport van de commissie SIAD, waarin enkele citaten, die zijn samengesteld uit meervoudige verklaringen, worden gebezigd. Daaruit blijkt dat er bij de afdeling Electric Engineering Services (EES), waar zowel de voornoemde manager als mevrouw [eiseres] werkte, meer dubbelzinnige opmerkingen worden gemaakt dan bij andere afdelingen en dat een medewerker zich wel eens heeft afgevraagd, toen hij bij EES werkte, waarom op andere afdelingen niet zo met elkaar wordt omgegaan, (hetgeen negatief was bedoeld). Voorts is vermeld dat EES het meest ongeregelde rotzooitje is, hetgeen op andere afdelingen niet gekend wordt. Op grond van dit alles is de kantonrechter van oordeel dat Getronics gefaald heeft bij haar risico-inventarisatie en evaluatie ter zake van seksuele intimidatie op de afdeling EES. Naar het oordeel van de kantonrechter had Getronics bij haar onderzoek naar slechte arbeidsomstandigheden kunnen en moeten te weten komen dat op EES een ander atmosfeer, in de zin van een ter zake van seksuele intimidatie onveilige werkplek, bestond. Zou deze risico-inventarisatie en evaluatie goed zijn uitgevoerd dan zou het plan van aanpak ter zake van seksuele intimidatie op deze afdeling tot een intensievere begeleiding van de manager hebben moeten leiden. Deze manager is evenwel juist degene geweest die mevrouw [eiseres] in ernstige mate seksueel heeft geïntimideerd door niet alleen op vrijdag 27 september 1997 zijn broek te laten zakken, maar bovendien schunnige opmerkingen te maken en, nadat mevrouw [eiseres] had geweigerd op zijn avances in te gaan, ƒ 25,-- op tafel te leggen en de anderen negen aanwezige mannelijke collegae uit te nodigen dit bedrag te verhogen teneinde te bezien of mevrouw [eiseres] bereid was tot door haar niet gewenste handelingen, terwijl deze manager voorts op de maandag daarna hetgeen is voorgevallen heeft ontkend en met name daardoor mevrouw [eiseres] in een onmogelijke positie heeft gebracht. De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat Getronics onvoldoende heeft aangetoond de in lid 1 van artikel 7:658 BW bedoelde verplichtingen te zijn nagekomen en dat Getronics daarom jegens [eiseres] aansprakelijk is voor de schade die zij in de uitoefening van haar werkzaamheden heeft geleden. Onvoldoende is gebleken dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van [eiseres]. De kantonrechter stelt de schade vast als immateriële schade omdat voldoende gebleken is dat [eiseres] op andere wijze dan in eer of goede naam in haar persoon is aangetast. De kantonrechter stelt de schadevergoeding vast op ƒ 15.000,--.