ECLI:NL:KTGZWO:2001:AA9414
Kantongerecht Zwolle
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst en vergoeding bij situationele arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de kantonrechter te Zwolle op 9 januari 2001 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werkneemster, die sinds 1988 in dienst was bij de Waterleiding Maatschappij Overijssel N.V. (WMO). De werkneemster had zich op 20 juli 2000 ziek gemeld en verzocht om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, met een vergoeding op basis van C=2, waarbij zij rekening wilde houden met een fictieve opzegtermijn tot 1 april 2001. De werkneemster stelde dat haar arbeidsongeschiktheid te wijten was aan de werkgeefster, die haar oneigenlijke eisen zou hebben gesteld en haar zonder overleg op een mobiliteitslijst had gezet. De werkgeefster betwistte deze claims en stelde dat de werkneemster elders binnen de organisatie kon worden geplaatst.
De kantonrechter oordeelde dat het verzoek tot ontbinding toewijsbaar was, omdat het geen nut had om de werkneemster tegen haar zin bij de werkgever te houden. De rechter merkte op dat de werkgeefster onvoldoende had aangetoond dat er een belang was om de werkneemster te behouden, en dat de situatie van de werkneemster niet was ontstaan door werkdruk, maar door een conflict met haar leidinggevende. De kantonrechter concludeerde dat de werkneemster recht had op een vergoeding van ƒ 7.500,- bruto, maar dat dit bedrag lager was dan verzocht. De rechter stelde de werkneemster in de gelegenheid haar verzoek in te trekken, en ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 februari 2001, met toekenning van de vergoeding aan de werkneemster.
De uitspraak benadrukt het belang van goede communicatie tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties van arbeidsongeschiktheid en conflicten. De kantonrechter wees erop dat een werkgever niet kan verplichten tot deelname aan sociale activiteiten buiten werktijd, maar wel moet kunnen praten over de toegevoegde waarde van de werknemer voor het team. De zaak illustreert ook de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met de persoonlijke levenssfeer van werknemers en om professioneel te blijven in hun communicatie.