ECLI:NL:KTGZWO:2001:AB6577

Kantongerecht Zwolle

Datum uitspraak
3 augustus 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
153721 HA 01-255
Instantie
Kantongerecht Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen werknemer en werkgeefster wegens gewichtige redenen

In deze zaak heeft het Kantongerecht Zwolle op 3 augustus 2001 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap CORPORATE EXPRESS NEDERLAND B.V. (werkgeefster) en haar werknemer. De werknemer, die sinds 1 juli 1999 in dienst was, werd op non-actief gesteld op 22 juni 2001. Werkgeefster verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden vanwege gewichtige redenen, waaronder een ernstige verstoring van de arbeidsverhouding door ongeoorloofd gebruik van een extern netwerk. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst was en dat de omstandigheden zodanig waren veranderd dat ontbinding gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft de ontbinding per 15 augustus 2001 uitgesproken en een vergoeding van f. 2.825,-- bruto aan de werknemer toegekend. Werkgeefster kreeg de gelegenheid om haar verzoek in te trekken tot 13 augustus 2001. Indien werkgeefster haar verzoek introk, zou zij in de proceskosten worden verwezen. De kantonrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een goede arbeidsrelatie en de gevolgen van ongeoorloofd gedrag binnen een bedrijf.

Uitspraak

K A N T O N G E R E C H T T E Z W O L L E
zaaknr.: 153721 HA 01-255
datum : 3 augustus 2001
BESCHIKKING OP EEN VERZOEK TOT ONTBINDING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid CORPORATE EXPRESS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij, verder te noemen werkgeefster,
gemachtigde mr. O.C.A. Millaard, advocaat te Zwolle,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats werknemer],
verwerende partij, verder te noemen werknemer,
gemachtigde mr. M.B. Beerentsen, advocaat te Zwolle.
De procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- het verzoekschrift d.d. 21 juni 2001 van werkgeefster;
- het verweerschrift d.d. 19 juli 2001 van werknemer.
De mondelinge behandeling is gehouden op 27 juli 2001. Verschenen zijn:
- M.W.C. Smits, manager Human Resources, en B.G. Schuurman, manager infrastructuur IT, beiden in dienst van werkgeefster, bijgestaan door mr. Millaard voornoemd;.
- werknemer, bijgestaan door mr. Beerentsen voornoemd.
Het geschil en de beoordeling
1.
Vaststaande feiten
Werknemer, thans 24 jaar oud, is sedert 1 juli 1999 in dienst van werkgeefster in de functie van medewerker interne automatisering tegen een bruto salaris van laatstelijk ƒ 2.825,-- per maand.
Werkgeefster heeft werknemer ingaande 22 juni 2001 op non-actief gesteld.
2.
Standpunt werkgeefster
2.1.
Werkgeefster vraagt de arbeidsovereenkomst met werknemer te ontbinden wegens gewichtige redenen, bestaande in veranderingen in de omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
Werkgeefster heeft daartoe aangevoerd dat tussen partijen begin februari 2001 een probleem is gerezen omdat werknemer zich met het password van een collega externe toegang tot het netwerk van werkgeefster heeft verschaft. Hem is te verstaan gegeven dat dat ongeoorloofd is. In de loop van de maanden daarna heeft dit voorval geleid tot een discussie die geëscaleerd is, waardoor er sprake is van een totaal verziekte arbeidssituatie. Als gevolg hiervan is er sprake van een ernstige verstoring van de arbeidsverhouding.
2.2.
Werkgeefster heeft, erkennende dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst voor werknemer nadelig is, in het verzoekschrift aangeboden een vergoeding van een bruto-maandsalaris indien het ontbindingsverzoek zou worden toegewezen tegen de gevraagde ontbindingsdatum, zijnde datum indiening van het verzoekschrift, d.i. 22 juni 2001. Ter zitting heeft werkgeefster het standpunt ingenomen dat er geen grond is voor toekenning van een vergoeding aan werknemer, daarbij het bij verzoekschrift gedane aanbod intrekkend.
3.
Standpunt werknemer
3.1.
Werknemer heeft in het verweerschrift ontkend dat hij zich, al dan niet met een password van een collega, een externe toegang zou hebben verschaft tot het computernetwerk van werkgeefster. Daarbij heeft hij er op gewezen dat in de nasleep van deze beschuldiging aan zijn adres, er een enorme heksenjacht jegens hem is ontstaan, waardoor hij geestelijk ernstig en onnodig is beschadigd. Nimmer heeft naar het oordeel van werknemer er van de zijde van werkgeefster enig opbouwend gesprek met werknemer plaatsgevonden.
Er is op werknemer enorme druk uitgeoefend om van zijn kant met een passende oplossing te komen om het beweerdelijk door hem geschonden vertrouwen van werkgeefster in hem te herstellen, terwijl men juist van een groot bedrijf als dat van werkgeefster mag verwachten dat het de initiatiefnemende partij zal zijn.
3.2.
In het verweerschrift heeft werknemer, voor het geval zou worden besloten de arbeidsovereenkomst te ontbinden, een vergoeding gevraagd ter hoogte van f. 12.204,-- bruto, d.i. een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule waarbij de factor C gelijk is aan 2.
4.
Oordeel van de kantonrechter
4.1.
De kantonrechter heeft zich op basis van de door partijen gegeven informatie ervan vergewist dat het verzoek geen verband houdt met enig verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
4.2.
De kantonrechter is, - gelet op de standpunten van partijen, welk standpunt (gelijk ter zitting is gebleken) ook aan de zijde van werknemer inhoudt dat er geen basis meer is om vruchtbaar samen te werken, - van oordeel dat de verandering in de omstandigheden van dien aard is, dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen behoort te eindigen.
4.3.
Hierna zal worden bezien met ingang van welke datum die ontbinding dient te worden uitgesproken en of er aanleiding is om werknemer een vergoeding toe te kennen.
4.4.
Gelijk ter zitting is gebleken, heeft aan de zijde van werkgeefster een belangrijke rol gespeeld het gegeven dat werknemer niet heeft willen erkennen dat hij een verkeerd gebruik heeft gemaakt van kennis / mogelijkheden om zich extern toegang tot het netwerk van werkgeefster te verschaffen. Daar kwam nog bij dat medio juli 2001 is bemerkt dat werknemer een internetsite had waarop was aangekondigd: "Momenteel wordt er hard gewerkt aan deze site. Kom regelmatig kijken voor updates want binnenkort komt de CE informatie online!!" .
Dit laatste gegeven deed werkgeefster vermoeden dat werknemer zich uit het netwerk van werkgeefster informatie had toegeëigend die hij op zijn (werknemers) site openbaar wilde maken.
4.5.
Werknemer heeft uiteindelijk ter zitting erkend dat via een telefoonlijn/telefoonnummer verbonden aan zijn woonadres, contact met het interne netwerk van werkgeefster is gelegd. Hiermee is het onder 4.4. eerstgenoemde probleem weliswaar laat, maar niettemin op een ook voor werkgeefster duidelijke wijze kunnen worden afgesloten.
4.6.
Werknemer heeft het onder 4.4. in de tweede plaats omschreven probleem afgedaan als een 'geintje'. Helaas, zo meent de kantonrechter, heeft werknemer niet kunnen inzien welke ernstige dreiging voor werkgeefster is uitgegaan van bedoelde aankondiging op de internetsite van werknemer; werknemer realiseert zich kennelijk (nog) niet de ernst van een dergelijke bedreiging.
4.7.
Ter zitting is zijdens werkgeefster verklaard, dat het enkele feit dat werknemer zich extern toegang tot het netwerk van werkgeefster had verschaft, geen grond vormde om direct beëindiging van de arbeidsovereenkomst met werknemer na te streven. Indien werknemer zijn fout zou hebben erkend en zou hebben toegezegd dat in de toekomst geen herhaling behoefde te worden verwacht, zou werkgeefster zonder bezwaar het dienstverband met werknemer hebben voortgezet. Werkgeefster heeft daarbij gewezen op haar waardering voor hetgeen werknemer overigens in haar dienst heeft verricht.
In dit licht komt, naar het oordeel van de kantonrechter, het standpunt dat werkgeefster in haar schrijven d.d. 2 februari 2001 tegenover werknemer heeft ingenomen, enigszins overtrokken over. In dat schrijven - het eerste na het gesprek tussen partijen over de verdenking van werkgeefster dat werknemer oneigenlijk gebruik had gemaakt van de externe toegang tot het netwerk van werkgeefster - heet het immers dat het vertrouwen van werkgeefster in werknemer 'totaal verstoord' is.
De gehele problematiek is kennelijk geëscaleerd tegen de achtergrond van het gegeven dat werkgeefster weliswaar een ernstig vermoeden had dat werknemer kennis / mogelijkheden had misbruikt, maar daarvoor (nog) niet het onweerlegbare bewijs had verkregen. Ook ter zitting had werkgeefster dat onweerlegbare bewijs niet voorhanden (totdat werknemer op de onder 4.5. omschreven wijze zijn betrokkenheid erkende).
4.8.
Inzake de - onrechtmatige - aankondiging van werknemer dat via zijn site CE-informatie online zou komen, heeft werknemer ter zitting in voldoende mate aannemelijk gemaakt dat hij niet (meer) de bedoeling heeft om aan zijn aangekondigd voornemen uitvoering te geven. Overigens heeft werknemer door zijn onder 4.5. vermelde erkenning zichzelf in feite de mogelijkheid ontnomen om verongelijkt te -blijven- reageren op een zijns inziens onbewezen beschuldiging zijdens werkgeefster.
4.9.
De mogelijkheden voor werknemer op de arbeidsmarkt zijn zonder meer gunstig te noemen. Hij zal naar verwachting echter enige (overgangs)tijd behoeven alvorens hij ander passend werk zal hebben verkregen.
4.10.
Gezien een en ander komt het de kantonrechter billijk voor dat aan werknemer een vergoeding van f. 2.825,-- bruto wordt toegekend. Werkgeefster heeft geen vergoeding aangeboden, zodat zij ex artikel 7:685, lid 9, Burgerlijk Wetboek in de gelegenheid zal worden gesteld haar verzoek in te trekken.
Het tijdstip van ontbinding zal worden afgestemd op de periode waarin werkgeefster in de gelegenheid wordt gesteld haar verzoek in te trekken.
4.11.
De kantonrechter acht termen aanwezig de proceskosten te compenseren in na te melden zin indien het komt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Indien verzoekster haar verzoek intrekt, dient zij te worden verwezen in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
- stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden per 15 augustus 2001 onder toekenning aan werknemer ten laste van werkgeefster van een vergoeding van f. 2.825,-- bruto;
- stelt werkgeefster in de gelegenheid haar verzoek in te trekken uiterlijk op 13 augustus 2001 door middel van een schriftelijke verklaring ter griffie van dit kantongerecht, onder onverwijlde mededeling daarvan aan werknemer;
voor het geval werkgeefster haar verzoek niet intrekt:
-ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst en bepaalt dat deze eindigt op 15 augustus 2001;
-kent aan werknemer ten laste van werkgeefster een vergoeding toe ad ? 2.825,-- bruto en veroordeelt werkgeefster tot betaling van dat bedrag aan werknemer tegen bewijs van kwijting;
-compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
voor het geval werkgeefster haar verzoek intrekt:
-veroordeelt werkgeefster in de kosten van dit geding, welke kosten voor zover tot op heden aan de zijde van werknemer gevallen, worden begroot op f. 750,-- voor salaris gemachtigde.
Aldus gegeven door mr. J.F. de Vries, kantonrechter te Zwolle, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 3 augustus 2001, in tegenwoordigheid van de griffier.