ECLI:NL:OGAACMB:2016:26

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
23 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
GAZA nr. 2412 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking benoeming van klager als Chef Onderhoud bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 23 mei 2016 uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die in 1999 was benoemd als Medewerker Onderhoud bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba. Klager had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn benoeming als Chef Onderhoud, die op 5 oktober 2015 door de waarnemend directeur van de DGWA was gedaan. Klager was eerder op 16 april 2015 benoemd tot Chef Onderhoud, maar deze benoeming werd ingetrokken zonder voldoende onderbouwing. Het gerecht oordeelde dat de mededeling van 5 oktober 2015, waarin klager werd meegedeeld dat hij niet langer de functie van Chef Onderhoud mocht uitoefenen, een handeling was die klager in zijn rechtspositionele belangen raakte. Het gerecht concludeerde dat de motivering van verweerder, dat er sprake zou zijn van een reorganisatie, onvoldoende was onderbouwd. Daarom werd het bezwaar van klager gegrond verklaard en werd de handeling van 5 oktober 2015 vernietigd. Verweerder werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager.

Uitspraak

Uitspraak van 23 mei 2016
GAZA nr. 2412 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER
gemachtigden: de advocaten mrs. A.J. Swaen en D.M. Passchier,
gericht tegen:
de Directeur Dienst Gevangeniswezen Aruba,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. I.L. Ras Orman (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 5 oktober 2015 (bekendmaking no. 260-15) is een eerdere bekendmaking (126-15) van 17 april 2015 inzake de benoeming van klager als Chef Onderhoud ingetrokken. Diezelfde dag is klager medegedeeld dat hij niet langer de werkzaamheden van Chef Onderhoud mag verrichten.
Hiertegen heeft klager op 16 oktober 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft een contramemorie ingediend.
De zaak is op 18 april 2016 behandeld ter zitting, waar klager is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigden, en verweerder bij gemachtigde. Uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Klager is met ingang van 1 januari 1999 benoemd in de functie van Medewerker Onderhoud bij de Dienst Gevangeniswezen Aruba (DGWA).
2.2
Bij bekendmaking 126-2015 van 16 april 2015 heeft de toenmalige directeur DGWA, [de toenmalig directeur], medegedeeld dat klager met ingang van 1 mei 2015 zal worden geplaatst in de functie van Chef Onderhoud.
2.3
Bij bekendmaking van 260-15 van 5 oktober 2015 heeft de waarnemend directeur DGWA, [de waarnemend directeur], de bekendmaking 126-15 ingetrokken en medegedeeld dat klager vanaf 5 oktober 2015 niet meer verantwoordelijk is voor het uitoefenen van de functie van Chef Onderhoud. Tevens is klager op 5 oktober 2015 door [de waarnemend directeur] medegedeeld dat hij per direct niet langer de werkzaamheden van de functie Chef Onderhoud mag verrichten.

3.OVERWEGINGEN

3.1
Ingevolge artikel 35, eerste lid van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, door een administratief orgaan genomen, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
3.2
Niet betwist is dat klager van 1 mei 2015 tot 5 oktober 2015 de werkzaamheden behorende bij de functie Chef onderhoud heeft verricht. Naar het oordeel van het gerecht is de mededeling aan klager op 5 oktober 2015 dat hij per direct niet langer deze werkzaamheden mag verrichten een handeling waardoor klager rechtstreeks in een rechtspositioneel belang is getroffen. Deze mededeling behelst immers een wijziging van (het samenstel van) de werkzaamheden die door klager worden verricht. Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat deze op 5 oktober 2015 gedane mondelinge mededeling dient te worden aangemerkt als een met een besluit gelijk te stellen andere handeling waartegen bezwaar gemaakt kan worden.
3.3
Verweerder heeft als enige motivering aan zijn besluit klager niet langer de werkzaamheden behorende bij de functie Chef Onderhoud te laten verrichten ten grondslag gelegd dat sprake zou zijn van een (nieuwe) reorganisatie. Zonder nadere onderbouwing, die tot op heden achterwege is gebleven, acht het gerecht deze motvering onvoldoende. Op geen enkele wijze is onderbouwd waarom klager -zelfs indien daadwerkelijk sprake zou zijn van een reorganisatie- deze werkzaamheden niet langer zou kunnen verrichten.
3.4
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de door klager aangevoerde gronden van zijn bezwaar doel treffen. De bestreden handeling van 5 oktober 2015, voor zover deze behelst de beslissing dat klager niet langer de werkzaamheden van de functie Chef Onderhoud mag verrichten, dient derhalve te worden vernietigd.
3.5
Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

4.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het bezwaar gegrond;
 vernietigt de handeling van verweerder van 5 oktober 2015 voor zover deze behelst de beslissing dat klager niet langer gerechtigd is de werkzaamheden van de functie Chef Onderhoud te verrichten.
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.T. Paulides, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag, 23 mei 2016, in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).