ECLI:NL:OGAACMB:2016:40

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
22 juni 2016
Zaaknummer
Gaza nr. 2759 van 2015
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering van ambtenaar in het kader van het bevorderingsbeleid en toezegging van de Minister

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die zich niet kon verenigen met de ingangsdatum van haar bevordering en de rang die haar was toegekend. Klaagster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Gouverneur van Aruba, waarbij zij met ingang van 1 juli 2013 was bevorderd naar de rang van hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A. Klaagster stelde dat zij eerder bevorderd had moeten worden en beroept zich op het bevorderingsbeleid voor douaneambtenaren. Het gerecht constateert dat er reeds onherroepelijk was beslist over haar aanspraken en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die tot een ander oordeel nopen. Het bezwaar van klaagster wordt in zoverre ongegrond verklaard.

Echter, het gerecht oordeelt dat klaagster, gelet op een brief van de Minister van 5 april 2012, er in redelijkheid op mocht vertrouwen dat zij zou worden bevorderd tot Kommies-Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen. De verweerder heeft niet voldoende gemotiveerd waarom geen gevolg is gegeven aan deze toezegging. Het beroep van klaagster wordt gegrond verklaard, het bestreden besluit wordt vernietigd en verweerder moet een nieuwe beslissing nemen op het verzoek van klaagster. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op Afl. 700,= aan gemachtigdensalaris.

Uitspraak

Uitspraak van 13 juni 2016
Gaza nr. 2759 van 2015
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[KLAAGSTER],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: mr. L.A. Hernandis,
tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 4 november 2015 no. 21, is klaagster met ingang van 1 juli 2013 bevorderd naar de rang van hoofdkommies der invoerrechten en accijnzen 1ste klasse A (schaal 9).
Tegen dit besluit heeft klaagster op 3 december 2015 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Op 27 januari 2016 is namens verweerder een contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 9 mei 2016, alwaar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de ingangsdatum haar bevordering noch met de rang en stelt zich daarbij op het standpunt dat zij per 1 november 2001 bevorderd had moeten worden tot kommies-verificateur der Invoerrechten en Accijnzen, per 1 november 2005 tot kommies-verificateur 1ste klasse der Invoerrechten en Accijnzen en per november 2013 tot de rang van Hoofdkommies verificateur der Invoerrechten en Accijnzen.
2.2
De ambtenarenrechter overweegt het volgende.
Bij uitspraak van dit gerecht van 3 oktober 2007 (GAZA 1503 van 2007) op het bezwaar van klaagster tegen de afwijzing van haar verzoek om te worden bevorderd tot commies-verificateur der Invoerrechten en Accijnzen, is dat bezwaar ongegrond verklaard. Hierbij is (onder meer) overwogen dat klaagster geen aanspraak kan maken op het bevorderingsbeleid dat wordt gehanteerd door de Minister van Financien (hierna de Minister) ten aanzien van douaneambtenaren die zijn geslaagd voor het verificateursdiploma. Dit besluit is in rechte komen vast te staan.
Bij brieven van 16 november 2009, 5 januari 2010, 23 maart 2010 en 29 november 2011 heeft klaagster wederom (onder meer) verzocht om met ingang van 1 november 2001 te worden bevorderd tot commies-verificateur der Invoerrechten en Accijnzen.
Bij brief van 5 april 2012 heeft de Minister aan klaagster bericht dat haar verzoeken tot bevordering naar de rang van Adjunct-Verificateur, respectievelijk Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen niet worden ingewilligd maar dat zij wel in aanmerking komt voor bevordering naar de rang van Kommies-Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen.
Bij brief van 16 januari 2014 heeft klaagster. verweerder, onder verwijzing naar de brief van verweerder van 5 april 2012, verzocht om per 1 november 2001 te worden bevorderd naar de rang van Kommies-Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen.
2.3
De ambtenarenrechter constateert dat klaagster zich in onderhavige procedure wederom op het standpunt heeft gesteld dat zij aanspraak maakt op bevordering conform het bevorderingsbeleid dat wordt gehanteerd ten aanzien van douaneambtenaren die zijn geslaagd voor het verificateursdiploma. Nu hierover reeds onherroepelijk is beslist en overigens niet is gebleken van nieuwe feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel nopen, dient het bezwaar van klaagster in zoverre ongegrond te worden verklaard.
2.4
Naar het oordeel van het gerecht heeft klaagster er echter gelet op de brief van de Minister van 5 april 2012 in redelijkheid op mogen vertrouwen dat zij zou worden bevorderd tot Kommies-Verificateur der Invoerrechten en Accijnzen. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat dergelijke bevorderingsbeslissingen (mede) onder de verantwoordelijkheid van de Minister vallen. Verweerder heeft niet (afdoende) gemotiveerd waarom geen gevolg is gegeven aan die toezegging.
2.5
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit van
4 november 2015 wordt vernietigd. Verweerder dient een nieuwe beslissing op het verzoek van klaagster van 16 januari 2014 te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
2.6
Verweerder zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 700,= aan gemachtigdensalaris.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het bezwaar gegrond,
 vernietigt de beschikking van verweerder 4 november 2015;
 gelast verweerder om binnen een termijn van drie maanden na dagtekening van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
 veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, die begroot worden op een bedrag van Afl. 700,= aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.T. Paulides, rechter in ambtenarenzaken en uitgesproken ter zitting van maandag 13 juni 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).