ECLI:NL:OGAACMB:2016:48

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
Gaza nr. 291 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf opgelegd aan ambtenaar wegens plichtsverzuim en vertrouwensbreuk

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 29 augustus 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van klager, die bezwaar had gemaakt tegen een disciplinaire straf opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De Gouverneur had op 14 januari 2016 besloten om klager, op basis van artikel 83 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, terug te zetten in de bezoldiging voor de duur van twee jaren. Dit besluit was genomen naar aanleiding van verschillende beschuldigingen van plichtsverzuim, waaronder het zonder toestemming verlaten van de dienst, het weigeren van een brief van de chef personeelszaken, en het maken van heimelijke geluidsopnamen. Klager had op 15 februari 2016 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de zaak op 13 juni 2016 ter zitting werd behandeld.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat een groot deel van de beschuldigingen ten onrechte in het besluit waren opgenomen, wat leidde tot de conclusie dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen. Het Gerecht oordeelde dat er een motiveringsgebrek aan het besluit kleefde, waardoor het bezwaar gegrond werd verklaard. Het Gerecht vernietigde het landsbesluit van 16 januari 2016 en veroordeelde de Gouverneur tot betaling van de proceskosten van klager, die werden begroot op Afl. 1.000,=. Deze uitspraak werd gedaan door mr. M.T. Paulides, ambtenarenrechter, en is van belang voor de rechtsbescherming van ambtenaren in Aruba.

Uitspraak

Uitspraak van 29 augustus 2016
Gaza nr. 291 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.M. Sjiem Fat.

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 14 januari 2016, no. 2, heeft verweerder besloten aan klager met toepassing van artikel 83, derde lid, sub d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van terugzetting in de bezoldiging voor ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen voor de duur van 2 jaren op te leggen.
Tegen dit besluit heeft klager op 15 februari 2016 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 6 april 2016 een contra-memorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 13 juni 2016, alwaar zijn verschenen klager in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde, en verweerder bij gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Aan het bestreden besluit is -onder meer- ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim, door:
- op 31 augustus 2015 samen met twee andere collega’s, zonder toestemming de dienst te verlaten, en zich te begeven naar het restaurant Aquarius alwaar op dat moment medewerkers van de Dienst Openbare Werken (DOW) die hebben meegewerkt aan het project “Vision” met een ontbijt werden beloond;
- op 4 september 2015 te weigeren een brief van de chef personeelszaken en het hoofd beleid en toezicht in ontvangst te nemen, een agressieve houding jegens hen te nemen en hen uit te schelden en te bedreigen;
- op diezelfde dag tijdens een gesprek met de directeur van de DOW, heimelijke geluidsopnamen te maken en deze te manipuleren;
- zijn leidinggevenden openlijk, ook naar derden toe en op sociale media, te beschuldigen van corruptie;
- dat opnamen zonder toestemming op een ingebouwde harde schijf op de DOW computer van hem of zijn collega is aangetroffen, waaruit blijkt dat zij derden afluisteren en dat ook Spyware is aangetroffen op die harde schijf;
- dat werkstations van de DOW door betrokkene en zijn collega klaarblijkelijk zonder toestemming zijn opengemaakt,
en dat deze gedragingen ertoe hebben geleid dat er sprake is van een ernstige vertrouwensbreuk tussen de leiding van de DOW en klager, dat het gedrag van klager het imago van de DOW ernstig heeft beschadigd, dat klager met zijn gedrag een tekort aan plichts- en normbesef heeft getoond en de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden en dat hij daarmee het bepaalde in artikel 47, lid 1 (de ambtenaar is gehouden zich te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt) en artikel 62 Lma (de geheimhoudingsplicht) heeft overtreden.
2.3
Ter terechtzitting heeft verweerder aangeven dat een groot deel van de hierboven aan klager verweten gedragingen ten onrechte in het besluit zijn opgenomen. Gelet hierop is het bestreden besluit naar het oordeel van het gerecht onzorgvuldig tot stand gekomen en kleeft er een motiveringsgebrek aan.
2.4
Dit betekent dat het bezwaar gegrond is en het bestreden landsbesluit dient te worden vernietigd.
2.5
Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten worden begroot op in totaal Afl. 1.000,= voor salaris van de gemachtigde.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
 verklaart het bezwaar gegrond;
 vernietigt het landsbesluit van 16 januari 2016, no. 2;
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.T. Paulides, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 augustus 2016, in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).