ECLI:NL:OGAACMB:2016:50

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
29 augustus 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
GAZA nrs. 2622 van 2015 en 189 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de hervatting van werkzaamheden van een ambtenaar bij het Korps Politie Aruba

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van klaagster, een ambtenaar bij het Korps Politie Aruba, tegen besluiten van de Minister van Justitie en de Gouverneur van Aruba. Klaagster heeft verzocht om haar werkzaamheden als commissaris bij het Korps Politie Aruba te hervatten, na een periode waarin zij als hoofd van de Dienst Gevangeniswezen Aruba heeft gewerkt. De Minister van Justitie heeft haar echter een andere functie aangeboden, wat klaagster niet accepteerde. Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen dit aanbod en tegen een later besluit van de Gouverneur waarin haar tijdelijke tewerkstelling bij het Korrektie Instituut Aruba niet werd geformaliseerd. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft de bezwaarschriften behandeld en vastgesteld dat de korpschef de bevoegde instantie is om te beslissen over de terugplaatsing van klaagster in haar vorige functie. Het gerecht heeft het bezwaar gegrond verklaard en de beschikking van de Minister van Justitie vernietigd, waarbij de kosten van de procedure zijn toegewezen aan de verweerder. Het bezwaar tegen het besluit van de Gouverneur is ongegrond verklaard, omdat dit besluit enkel feitelijke mededelingen bevatte die niet door klaagster zijn betwist.

Uitspraak

Uitspraak van 29 augustus 2016
GAZA nrs. 2622 van 2015 en 189 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
DE MINISTER VAN JUSTITIE,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER SUB 1 en
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER SUB 2,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi.

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 19 oktober 2015 heeft klaagster zich tot de korpschef van het Korps Politie Aruba (KPA) gewend met het verzoek haar werkzaamheden als commissaris bij het KPA, belast met de leiding van de algemene politiediensten, te mogen hervatten.
Bij brief van 21 oktober 2015 heeft verweerder sub 1 aan klaagster medegedeeld dat niet aan haar eis zoals neergelegd in de brief van 19 oktober 2015 tegemoet kan worden gekomen maar dat haar wel een passende functie wordt aangeboden in de rang van commissaris, en met behoud van bezoldiging, waarbij zij zal worden tewerkgesteld in de staf van de korpschef.
Hiertegen heeft klaagster op 13 november 2015 bezwaar gemaakt bij het gerecht (GAZA 2622/2015).
Bij brief van 22 oktober 2015 heeft klaagster verweerder sub 1 verzocht het aanbod neergelegd in de brief van 21 oktober 2015, voor zover inhoudende dat haar een passende functie wordt aangeboden in de rang van commissaris, met behoud van bezoldiging, waarbij zij zal worden tewerkgesteld in de staf van de korpschef, vast te leggen in een landbesluit.
Bij landsbesluit no. 1 van 29 december 2015 van verweerder sub 2 is vastgelegd dat klaagster:
1. over de periode van 5 januari 2015 tot en met 8 juli 2015 de functie van hoofd
van Dienst Gevangeniswezen Aruba heeft uitgeoefend en
2. op 2 november 2015 de aangeboden functie in de afdeling staf van de korpschef heeft aangevangen.
Tegen dit besluit heeft klaagster op 28 januari 2016 bezwaar gemaakt (Gaza 189/2016).
De bezwaarschriften zijn op 13 juni 2016 ter terechtzitting behandeld, waar klaagster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde; verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was namens verweerder ter terechtzitting aanwezig mr. A.E. Richardson, korpschef van het KPA.
Uitspraak is bepaald op heden.

1.OVERWEGINGEN

De relevante feiten
2.1
Het gerecht gaat uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
Klaagster is met ingang van 1 januari 2003 benoemd in de rang van commissaris bij het KPA. In die hoedanigheid was zij tot eind 2014 belast met de leiding van de algemene politiediensten. Op basis van een daartoe strekkende beslissing van de ministerraad van 23 december 2014 is zij met ingang van 1 januari 2015 belast met de leiding van het Korrektie Instituut Aruba (KIA). Blijkens die ministerraadsbeslissing diende de desbetreffende benoeming te gelden voor een periode van een jaar, met dien verstande dat de benoeming bij een positieve evaluatie voor onbepaalde tijd zou zijn. Het ter formalisering van deze ministerraadsbeslissing noodzakelijke benoemingsbesluit is – tot op heden – niet vastgesteld. In de functie van klaagster bij het KPA (hoofd van de algemene politiediensten) is vanwege de overplaatsing van klaagster naar het KIA voorzien door een waarnemer. In juli 2015 heeft klaagster haar functie als directeur van het KIA neergelegd. Sedert 2 november 2015 is zij werkzaam bij het KPA op de stafafdeling in de rang van commissaris
Het relevante wettelijke kader
2.2
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de Landsverordening politie berusten, voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, de algemene leiding, de organisatie en het beheer van het KPA bij de minister van justitie. Hij bedient zich daarbij van de korpschef, aldus de tweede volzin van dit artikellid.
2.3
Ingevolge artikel 12 van de Landsverordening politie – voor zover hier relevant – worden bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, op de gemeenschappelijke voordracht van de minister van justitie en de minister van Algemene Zaken, met inachtneming van het bepaalde in deze landsverordening, ambtsinstructies vastgesteld voor de korpschef en de overige politieambtenaren.
2.4
Ter uitvoering van artikel 12 van de Landsverordening politie is het Landsbesluit ambtsinstructie korpschef vastgesteld.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Landsbesluit ambtsinstructie korpschef heeft de korpschef de dagelijkse leiding over het Korps en over het bij het Korps ingedeelde personeel. Hij geeft daartoe – met inachtneming van de bij of krachtens wettelijke regelingen gegeven voorschriften, dan wel van de aanwijzingen van de minister van Justitie en de minister van Algemene Zaken – de nodige bevelen, instructies en informatie.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel omvat de dagelijkse leiding van het Korps in het bijzonder aangelegenheden betreffende:
(…)
b. de organisatie van het Korps, waaronder begrepen de plaatsing, verplaatsing en indeling van het politiepersoneel;
(…).
De inhoudelijke beoordeling van bezwaarschrift GAZA 2622/2015
2.5
Vast staat dat de tijdelijke tewerkstelling van klaagster bij het KIA nimmer is geformaliseerd. Voorts vormen, gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van het Landsbesluit ambtsinstructie korpschef, de plaatsing, verplaatsing en indeling van het politiepersoneel onderdeel van de dagelijkse leiding van het KPA, waarmee de korpschef is belast. Dit betekent dat de korpschef de bevoegde instantie is te beslissen op klaagsters verzoek om weer teruggeplaatst te worden in haar vorige functie en dat de bestreden beschikking van verweerder van 21 oktober 2015 in zoverre onbevoegdelijk is genomen. Het gerecht zal het bezwaar derhalve gegrond verklaren en deze beslissing vernietigen.
2.6
Verweerder zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De kosten worden begroot op in totaal Afl. 1.000,= voor salaris van de gemachtigde.
De inhoudelijke beoordeling van bezwaarschrift GAZA 189/2016
2.7
Het bestreden besluit behelst slechts mededelingen van feitelijke aard. Behoudens de omstandigheid dat, zoals ter terechtzitting is vastgesteld, de datum van 5 januari 2015 (in de zinsnede “dat klaagster over de periode van 5 januari 2015 tot en met 8 juli 2015 de functie van hoofd Dienst Gevangeniswezen Aruba heeft uitgeoefend”) moet worden gelezen als 1 januari 2015, heeft klaagster de juistheid van deze vaststellingen niet betwist. Gelet hierop is het bezwaar ongegrond.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
Inzake GAZA 2622/2015
 verklaart het bezwaar gegrond;
 vernietigt de beschikking van 21 oktober 2015;
 veroordeelt verweerder tot betaling van de door klaagster gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1.000,= aan gemachtigdensalaris.
Inzake GAZA 189/2016
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.T. Paulides, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter zitting van maandag 29 augustus 2016 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).