ECLI:NL:OGAACMB:2016:80

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 4 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in kort geding betreffende verbouwing van appartementsrecht en gedogen van bouwwerkzaamheden

In deze zaak heeft eiser, wonende te Bonaire, een kort geding aangespannen tegen de naamloze vennootschap Harbour Village Beach Club N.V. (HVBC) over de verbouwing van zijn appartementsrecht in het Kasa Tulipan complex. Eiser wenst een muur te slopen, maar HVBC heeft dit belet met het argument dat dit gevaar voor de veiligheid zou opleveren. Eiser vordert dat HVBC gedoogt dat de verbouwing wordt uitgevoerd, op straffe van een dwangsom, en dat HVBC een voorschot van US$ 698,- aan hem betaalt voor geleden schade. HVBC heeft op haar beurt een verbod gevorderd voor eiser om de verbouwing zonder bouwvergunning of toestemming van de Vereniging van Eigenaren uit te voeren.

De procedure begon met een verzoekschrift van eiser op 4 maart 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 23 maart 2016. De zaak is tweemaal aangehouden om partijen de kans te geven tot een schikking te komen, maar dit is niet gelukt. Eiser heeft op 24 oktober 2016 een akte aanvulling eis genomen en de mondelinge behandeling is voortgezet op 26 oktober 2016. Uiteindelijk heeft het Gerecht, na het inschakelen van een architect voor een bindend oordeel over de functie van de muur, de zaak opnieuw beoordeeld.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de muur niet dragend is en dat de sloop kan plaatsvinden mits er een ondersteunende constructie wordt aangebracht. De vordering van eiser om een voorschot op schadevergoeding werd afgewezen wegens gebrek aan onderbouwing. De proceskosten werden gecompenseerd, en het Gerecht heeft de voorlopige voorziening getroffen dat HVBC moet gedogen dat eiser de sloop uitvoert, met de voorwaarde dat dit constructietechnisch verantwoord gebeurt. De beslissing werd uitgesproken op 2 december 2016.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2016
Registratienummer: KG 4 van 2016
Datum uitspraak: 2 december 2016

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiser],

wonende te Bonaire,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. C. de Bres,
tegen

de naamloze vennootschap Harbour Village Beach Club N.V.,

gevestigd te Bonaire,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
verder te noemen: HVBC,
gemachtigde: mr. R.T.J.M. Oomen.

De procedure

1. Eiser heeft op 4 maart 2016 een verzoekschrift met producties ingediend. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 maart 2016, waarbij beide partijen met hun gemachtigden zijn verschenen. HVBC heeft een eis in reconventie genomen, waarop [eiser] ter zitting heeft gereageerd. De behandelend rechter heeft de zaak aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te treffen, die is uitgebleven.
2. [ eiser] heeft op 24 oktober 2016 een akte aanvulling eis genomen.
3. De mondelinge behandeling is op verzoek van [eiser] voortgezet op 26 oktober 2016 en wederom aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een schikking te treffen. Daarin zijn ze opnieuw niet geslaagd.
4. Vervolgens is vonnis gevraagd waarvan de uitspraak is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

5. [ eiser] is gerechtigde tot een appartementsrecht in het Kasa Tulipan, dat deel uitmaakt van het Harbour Village complex te Bonaire. Zijn appartement grenst aan vier appartementen waarvan het appartementsrecht bij HVBC berust.
6. [ eiser] wenst zijn appartement te verbouwen door daarin een muur te slopen. Hij heeft voor de uitvoering van zijn voornemen op grond van de splitsingsakte, verleden voor notaris mr. A.P. Knuf op 9 september 1992, in het bijzonder de artikelen 6 en 9 de toestemming van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders nodig, terwijl de artikelen 14 en16 (diverse onderdelen) eisen en beperkingen stellen aan de wijze van uitvoering.

De standpunten van partijen (in conventie en in reconventie)

7. [ eiser] heeft gesteld dat, kort weergegeven, HVBC het hem op onrechtmatige wijze belet de gewenste verbouwing te doen uitvoeren, namelijk met het onjuiste argument dat de daardoor gevaar ontstaat voor de veiligheid. Hij heeft een veroordeling van HVBC gevorderd te gedogen dat de geplande verbouwing wordt uitgevoerd, op straffe van een dwangsom, ofwel dat een andere voorziening wordt getroffen en dat HVBC wordt veroordeeld een voorschot van US$ 698,- aan [eiser] te voldoen voor geleden schade, met de veroordeling van HVBC in de kosten van het geding.
8. HVBC heeft verweer gevoerd en op haar beurt gevorderd dat [eiser] een verbod krijgt opgelegd, eveneens kort weergegeven, de verbouwing zonder bouwvergunning of toestemming van de Vereniging van Eigenaren Kasa Tulipan uit te voeren, zulks op straffe van een dwangsom, en voorts dat [eiser] na verkregen bouwvergunning en toestemming de werkzaamheden uitvoert onder door HVBC te stellen voorwaarden, dan wel dat een andere voorlopige voorziening wordt getroffen, met veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure.

De beoordeling van het geschil (in conventie en in reconventie)

9. De zaak is tweemaal aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen een punt achter hun geschil te zetten. Bij de tweede aanhouding is partijen expliciet voorgehouden dat enerzijds [eiser] niet kan worden ontzegd een verbouwing uit te voeren en anderzijds dat [eiser] zich daarbij zal hebben te houden aan de in zijn en andermans belangen opgestelde algemene regels. Het debat heeft zich toegespitst op de vraag of het slopen van een muur verantwoord was met het oog op de mogelijk dragende functie van die muur. [eiser] heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de muur geen dragende functie heeft, HVBC is de tegengestelde mening toegedaan.
10. Ter voortgezette mondelinge behandeling heeft het Gerecht in het kader van een onderzoek naar een minnelijke oplossing de onverplichte service verleend een gekwalificeerd architect, verbonden aan Streefkerk Architects & Consultants, te benaderen die over de functie van de te slopen muur een bindend oordeel kon geven. Partijen hebben erin toegestemd dat deze een zelfstandige beoordeling zou geven op kosten van ongelijk. De zaak zou daarmee zijn afgedaan en de vorderingen zouden kunnen worden ingetrokken.
11. Nadat in het kader van de minnelijke oplossing de betrokken architect, Frank Paiman, zijn bevindingen aan partijen had gerapporteerd, is het gekibbel evenwel voortgezet. HVBC heeft de bevindingen van Paiman aangevochten met een onderbouwd nader rapport van een andere architect, die naar het Gerecht heeft begrepen, destijds betrokkenheid heeft gehad bij de bouw van Kasa Tulipan. Dat nader rapport mag volgens [eiser] geen rol spelen, aangezien de afspraken tussen partijen daarin niet voorzagen.
De zaak is vervolgens weer in handen van het Gerecht gelegd.
12. Nu een minnelijke oplossing niet is bereikt, heeft het Gerecht op basis van het dossier en de ter mondelinge behandeling toegelichte standpunten een oordeel te geven. Beide partijen hebben in hun petitum de mogelijkheid voorzien dat het Gerecht zal beslissen wat het zelf juist vindt. Van die mogelijkheid maakt het Gerecht gebruik.
13. Uit de rapportage van Paiman voornoemd blijkt dat het te slopen deel van de muur niet tot aan het plafond reikt. Dat betekent dat tussen het plafond en de onderrand van het te handhaven deel van de muur ruimte bestaat om een dragende (houten of metalen) balk, latei of andere constructie aan te brengen die het door HVBC gestelde gevaar voor de veiligheid op afdoende wijze moet kunnen opvangen. Daarmee heeft [eiser] wat hij beoogt, nl. één in plaats van twee ruimtes, en HVBC kan ervan verzekerd zijn dat het aspect veiligheid voldoende aandacht heeft gehad. Het spreekt voor zich dat de uitvoering constructietechnisch verantwoord moet zijn; het rapport van Paiman bevat in dat opzicht een aanbeveling een aanzet over een professionele wijze van uitvoering. Het Gerecht spreekt de verwachting uit dat partijen het op dat punt met wat goede wil en desnoods inschakeling van een deskundige wel eens kunnen worden. Wat tussen contractanten geldt, nl. dat zij hun verbintenissen, om het ouderwets uit te drukken, te goeder trouw nakomen, geldt natuurlijk ook voor [eiser] en HVBC ter zake hun onderlinge verhouding. Voor het opleggen van dwangsommen ziet het Gerecht geen aanleiding.
14. Ter voortgezette zitting heeft [eiser] meermaals verzekerd dat hij zich bij de uitvoering van de werkzaamheden zal richten naar de voor de hand liggende eisen en verzoeken van HVBC: zo min mogelijk overlast voor bewoners en gasten van het complex, werktijden die het dagritme van de vakantiegangers ontzien, toegangscontrole voor medewerkers van ingeschakelde constructeurs en aannemers, het dagelijks opruimen van puin en ander afval, het vermijden van obstakels voor het normaal gebruik van het complex etc. Een bijzondere voorziening op dit punt is daarom niet nodig.
15. Voor een toewijzing van het door [eiser] gevorderde voorschot op een schadevergoeding ziet het Gerecht bij gebrek aan een solide onderbouwing geen aanleiding. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, omdat elk der partijen deels in het ongelijk wordt gesteld.
16. Dit alles leidt tot de navolgende beslissing.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Treft de voorlopige voorziening, dat HVBC heeft te gedogen dat [eiser] de sloop van het op de foto in de rapportage van Paiman aangegeven gedeelte van de muur uitvoert door het aanbrengen van een ondersteunende constructie, met dien verstande dat die uitvoering constructietechnisch wordt uitgevoerd als hiervoor omschreven in rechtsoverweging 13.
Verklaart deze voorziening uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Compenseert de kosten van het geding in die zin dat elk der partijen belast blijft met de aan de eigen zijde gevallen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 december 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.