ECLI:NL:OGAACMB:2017:115

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
20 november 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
AUA201702794
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening ambtenarenrecht

In deze zaak heeft verzoekster, wonende te Aruba, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Dit verzoek was gericht tegen de Gouverneur van Aruba en de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De aanleiding voor het verzoek was een beslissing van de verweerders, genomen op 9 juni 2017, waarbij verzoekster vrijstelling van dienst werd verleend met behoud van inkomen voor bepaalde periodes, maar zonder behoud van inkomen voor andere periodes. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beschikking en verzocht het gerecht om een schorsing van het Landsbesluit en om te verbieden dat er inhoudingen op haar salaris zouden plaatsvinden.

Tijdens de behandeling van het verzoek op 6 november 2017, heeft verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. De verweerders waren vertegenwoordigd door hun gemachtigde. Verzoekster stelde dat er gebreken kleven aan het Landsbesluit en dat het saldo dat zij mogelijk terug moest betalen niet rechtens was vastgesteld. De verweerder betoogde echter dat verzoekster geen spoedeisend belang had, aangezien zij haar maandelijkse inkomen nog steeds ontving en niet in een financiële noodsituatie verkeerde.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor het bestaan van een spoedeisend belang aan de zijde van verzoekster. De rechter heeft geconcludeerd dat verzoekster niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in staat was om haar financiële verplichtingen na te komen. Daarom heeft het Gerecht het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 20 november 2017.

Uitspraak

Uitspraak van 20 november 2017
GAZA nr. AUA201702794
GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[verzoekster],
wonende te Aruba,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:
1.DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
2.DE MINISTER VAN RUIMTELIJKE ONTWIKKELING, IFRASTRUCTUUR EN INTEGRATIE,
zetelende te Aruba,
VERWEERDERS,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij Landsbesluit van 9 juni 2017 no. 16 heeft verweerder verzoekster vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden verleend met behoud van inkomen van 23 november 2015 tot en met 30 december 2015, van 19 januari 2016 tot en met 18 april 2016 en zonder behoud van inkomen van 19 april 2016 tot en met 30 juni 2016. Tevens heeft verweerder besloten aan te tekenen dat verzoekster voor de periode van 23 december 2015, 4 januari tot 18 januari 2016 en 1 juli 2016 tot 27 juli 2016 vakantie dient op te nemen en heeft verweerder besloten dat verzoekster met ingang van 1 juli 2016 in activiteiten is hersteld.
1.2
Verzoekster heeft op 20 oktober 2017 tegen deze beschikking bezwaar gemaakt bij het gerecht.
1.3
Naar aanleiding van een inhouding op het salaris in de maand september 2017 van een bedrag van Afl. 346,18 heeft verzoekster zich bij verzoekschrift van 20 oktober 2017 tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad, ertoe strekkende dat het Landsbesluit van 9 juni 2017 wordt geschorst en ertoe strekkende dat verweerders worden verboden om inhoudingen te doen op het salaris van verzoekster, met terug storting van het reeds ingehouden bedrag.
1.4
Het verzoek is op 6 november 2017 in raadkamer behandeld, waar verzoekster is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde en verweerders zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigde.
1.5
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is. Voor honorering van het verzoek is in het algemeen grond, indien een aanmerkelijke kans bestaat dat de bestreden beslissing in de hoofdzaak niet in stand zal blijven.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
2.3
Verzoekster verzoekt het gerecht de voorziening te treffen omdat aan het landsbesluit van 9 juni 2017 vele gebreken kleven. Dat brengt met zich mee dat het saldo dat zij wellicht terug moet betalen niet rechtens is komen vast te staan en derhalve onrechtmatig is, aldus verzoekster.
2.4
Verweerder heeft ter zitting onder andere betoogd dat het verzoek dient te worden afgewezen, omdat verzoekster geen spoedeisend belang heeft aangezien zij nog steeds haar maandelijks inkomen ontvangt en niet in een financiële noodsituatie verkeerd.
2.5
Voor het treffen van een voorlopige voorziening zal slechts aanleiding bestaan, indien verzoekster een zodanig spoedeisend belang heeft, dat niet van haar kan worden gevergd dat zij de beslissing in de bodemzaak afwacht. In casu is aan het gerecht het bestaan van spoedeisend belang aan de zijde van verzoekster onvoldoende gebleken. Weliswaar is tijdens de zitting door verzoekster gesteld dat zij verschillende financiële verplichtingen heeft, maar dat zij thans niet in staat is daaraan te voldoen, is niet aannemelijk gemaakt.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken, en uitgesproken in raadkamer op maandag, 20 november 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.