Uitspraak
VONNIS IN KORT GEDING
[eiser],
[gedaagde sub 1],
[gedaagde sub 2],
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak, die op 1 februari 2017 werd behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het een kort geding waarin eiser, wonende te Bonaire, een verzoek indiende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. Dit vonnis, uitgesproken op 26 oktober 2016, verplichtte eiser om een woning te ontruimen. Eiser stelde dat hij door de ontruiming met zijn gezin op straat zou komen te staan, aangezien hij geen vervangende woonruimte kon vinden. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 januari 2017, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L.M.G. Dundas en gedaagden door mr. M. Bijkerk.
Het Gerecht oordeelde dat de belangen van eiser zwaarder wogen dan die van gedaagden. De rechter concludeerde dat de ontruiming, die op 18 januari 2017 was aangezegd, eiser in een noodsituatie zou brengen, terwijl gedaagden in een andere woning konden verblijven. Het Gerecht besloot om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 26 oktober 2016 te schorsen tot 1 maart 2017, zodat eiser meer tijd kreeg om vervangende huisvesting te vinden. De vordering tegen gedaagde sub 1 werd afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk was verklaard in eerdere vorderingen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral in situaties waar gezinnen in een kwetsbare positie verkeren. Het Gerecht heeft hiermee een belangrijke beslissing genomen die de rechten van de betrokken partijen in evenwicht probeert te brengen.