ECLI:NL:OGAACMB:2017:125

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 03 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executie kort geding met belangenafweging in huurkwestie

In deze zaak, die op 1 februari 2017 werd behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, betreft het een kort geding waarin eiser, wonende te Bonaire, een verzoek indiende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis. Dit vonnis, uitgesproken op 26 oktober 2016, verplichtte eiser om een woning te ontruimen. Eiser stelde dat hij door de ontruiming met zijn gezin op straat zou komen te staan, aangezien hij geen vervangende woonruimte kon vinden. De mondelinge behandeling vond plaats op 31 januari 2017, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde mr. L.M.G. Dundas en gedaagden door mr. M. Bijkerk.

Het Gerecht oordeelde dat de belangen van eiser zwaarder wogen dan die van gedaagden. De rechter concludeerde dat de ontruiming, die op 18 januari 2017 was aangezegd, eiser in een noodsituatie zou brengen, terwijl gedaagden in een andere woning konden verblijven. Het Gerecht besloot om de tenuitvoerlegging van het vonnis van 26 oktober 2016 te schorsen tot 1 maart 2017, zodat eiser meer tijd kreeg om vervangende huisvesting te vinden. De vordering tegen gedaagde sub 1 werd afgewezen, omdat deze niet-ontvankelijk was verklaard in eerdere vorderingen. De kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in kort geding procedures, vooral in situaties waar gezinnen in een kwetsbare positie verkeren. Het Gerecht heeft hiermee een belangrijke beslissing genomen die de rechten van de betrokken partijen in evenwicht probeert te brengen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: KG 03 van 2017
Datum uitspraak: 1 februari 2017

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiser],

wonende te Bonaire,
eiser,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,
tegen
1.
[gedaagde sub 1],
2.
[gedaagde sub 2],
beiden wonende te Bonaire,
gedaagden,
gemachtigde: mr. M. Bijkerk.

De procedure

Eiser heeft op 30 januari 2017 een verzoekschrift met producties ingediend, strekkende tot een voorziening ex artikel 438 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES (Rv) in kort geding. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 januari 2017, waar namens eiser mr. Dundas en mr. E. Winkel zijn verschenen, alsmede gedaagden in persoon, bijgestaan door mr. Bijkerk. Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald op heden.

De vaststaande feiten

1. Bij vonnis van dit Gerecht van 26 oktober 2016 is, voor zover thans van belang, [eiser] jegens [gedaagde sub 2] veroordeeld de woning [adres] te [woonplaats] (verder: de woning) te ontruimen en in goede staat achter te laten met afgifte van de sleutels aan [gedaagde sub 2], en wel met ingang van 1 januari 2017, met bepaling dat [gedaagde sub 2] gerechtigd is de ontruiming met behulp van de sterke arm te doen uitvoeren, zo [eiser] mocht weigeren gevolg te geven aan het bevel tot ontruiming. Het vonnis in uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2. [ eiser] heeft van dit vonnis hoger beroep ingesteld. Op 10 januari 2017 heeft hij een memorie van grieven ingediend.

De vordering ex artikel 438 Rv

3. In dit executie kort geding vordert [eiser] dat (het Gerecht leest:) het Gerecht bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: bij ordemaatregel [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] zal verbieden tot tenuitvoerlegging van het vonnis over te gaan voordat op het hoger beroep zal zijn beslist, op verbeurte van een dwangsom van US$ 1.000,- (of een bedrag dat het Gerecht juist acht) per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] daaraan geen gevolg geven;
- subsidiair: de schorsing van de tenuitvoerlegging van dat vonnis zal gelasten, eveneens op verbeurte van zo’n dwangsom;
- primair en subsidiair: met de veroordeling van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] in de proceskosten.

Het verweer

4. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben verweer gevoerd. Daarop zal voor zover nodig hierna worden ingegaan.

De beoordeling van het geschil

5. [ gedaagde sub 1] is bij het vonnis van 26 oktober 2016 niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Zij beschikt daarom niet over een titel tot tenuitvoerlegging van dat vonnis, zodat de jegens haar gevraagde voorziening zal worden afgewezen.
6. In dit executiegeschil heeft [eiser] gesteld, dat het vonnis van 26 oktober 2016 op een feitelijke en juridische misslag berust, omdat [gedaagde sub 2] nooit heeft kunnen aantonen eigendomsrechten op de woning te hebben en omdat [eiser] door middel van verrekening de huur heeft betaald. Het doorzetten van de ontruiming, die op 18 januari 2017 rauwelijks is aangezegd, brengt mee dat [eiser] met echtgenote en hun drie kinderen van 13. 11 en 10 jaar op straat komen te staan. Pogingen om vervangende woonruimte te vinden zijn niet geslaagd. Andere voor [eiser] betaalbare huisvesting is niet voorhanden. [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] staan ingeschreven op een ander woonadres, waar zij over huisvesting beschikken. Door de ontruiming hangende de hoger beroepsprocedure worden zij onevenredig geschaad.
7. [ gedaagde sub 2] heeft betwist dat het uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnis van 26 oktober 2016 op een misslag berust. Na het einde van de huurperiode heeft [eiser] geen enkele titel om zijn verblijf in de woning voort te zetten. Hij zal deze dus moeten verlaten. [gedaagde sub 2] betwist voorts dat [eiser] in de woning investeringen van het door hem gestelde bedrag heeft gedaan. [Gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] moeten het appartement waar zij thans verblijven op 31 januari 2017 verlaten, omdat de eigenares van dat appartement, [eigenares], daarover krachtens afspraak vanaf 1 februari 2017 daarover zelf zal beschikken. Een schriftelijke verklaring van de gemachtigde van [eigenares], bevestigt die afspraak. Op het adres waar [gedaagde sub 1] en [eiser] thans zijn ingeschreven wonen andere personen.
8. Het Gerecht oordeelt als volgt. Volgens de stellingen van [eiser] zal hij door de na het vonnis gebleken onmogelijkheid om vervangende huisvesting te vinden in een noodsituatie komen te verkeren, zodat onverwijlde tenuitvoerlegging onaanvaardbaar is. [Gedaagde sub 2] zal bij doorzetten van de ontruiming misbruik van bevoegdheid maken. Het Gerecht is er mede door de toelichting van de ter mondelinge behandeling aanwezige echtgenote van [eiser] van overtuigd geraakt dat [eiser] vooralsnog al het redelijke in het werk heeft gesteld om elders onderdak voor zijn gezin met de drie kinderen te vinden, maar dat hij daarin nog niet is geslaagd. Daar staat tegenover dat ter mondelinge behandeling is gebleken dat de harde termijn die in de brief van [eigenaresse] is vermeld, in de praktijk onderhandelbaar zal zijn, in die zin dat, als de ontruiming niet tot stand zal komen vóór 1 februari 2017, over een voortgezet verblijf van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in het appartement te praten zal zijn. In de afweging van de belangen van partijen zal het Gerecht de vordering van [eiser] tot 1 maart 2017 toewijzen, als na te melden en met matiging van de gevorderde dwangsom. Daarmee heeft [eiser] een extra termijn om vervangende huisvesting te vinden, terwijl [eiser] uitzicht blijft houden op het spoedig kunnen betrekken van de woning.
9. [ Gedaagde sub 2] heeft ook een beroep gedaan op de feitelijke en juridische misslag van het vonnis van 26 oktober 2016. Beoordeling van die stelling raakt, zeker in de situatie dat de zelfde rechter al heeft geoordeeld in het vonnis van 26 oktober 2016, het gesloten stelsel van rechtsmiddelen. De situatie dat op Bonaire slechts één rechter beschikbaar is voor de beoordeling noopt ertoe hier terughoudendheid te betrachten. De opschorting van de executie als in de vorige rechtsoverweging vermeld maakt het mogelijk dat [eiser] hangende het ingestelde hoger beroep, zoals ook ter mondelinge behandeling aan de orde is geweest, de schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad kan vorderen (artikel 272 Rv). In dat kader kan de stelling van [eiser] over de feitelijke en juridische misslag door het hof worden beoordeeld.
10. De conclusie is dus dat vordering jegens [gedaagde sub 2] deels toewijsbaar is. Het Gerecht ziet daarin, en in afwijzing van de vordering jegens [gedaagde sub 1], aanleiding ieder per partijen de eigen kosten te laten dragen.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de jegens [gedaagde sub 1] gevraagde voorziening af.
Verbiedt [gedaagde sub 2] het tussen partijen gewezen vonnis van 26 oktober 2016 tot 1 maart 2017 ten uitvoer te leggen, op verbeurte van een dwangsom van US$ 200,- per dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde sub 2] aan dit vonnis geen gevolg geeft.
Compenseert de kosten van dit geding, aldus dat elk der partijen belast blijft met de aan de eigen zijde gevallen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 februari 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.