ECLI:NL:OGAACMB:2017:128

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 21 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van vordering tot doorbetaling van loon in kort geding wegens ontbreken spoedeisendheid en verjaring

In deze zaak heeft [eiser], werkzaam als (olie)inspecteur bij Atlas Marine N.V., een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever om doorbetaling van zijn salaris vanaf maart 2017. [Eiser] was op 22 april 2015 in dienst getreden en zijn arbeidsovereenkomst was op 22 april 2016 omgezet naar een overeenkomst voor onbepaalde tijd. Op 2 maart 2017 werd hij op staande voet ontslagen. [Eiser] stelde dat het ontslag onterecht was en dat er geen dringende reden voor het ontslag bestond. Hij voerde aan dat Atlas de geldende wet- en regelgeving niet had nageleefd en dat het ontslag nietig was.

Atlas voerde als verweer aan dat er geen spoedeisend belang was bij de gevraagde voorziening en dat de vordering van [eiser] was verjaard, aangezien het ontslag op 2 maart 2017 was gegeven en de verjaringstermijn van zes maanden op 2 september 2017 was verstreken. Het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat [eiser] niet had aangetoond dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikte en dat het tijdsverloop tussen het ontslag en de indiening van de vordering niet bijdroeg aan de urgentie van zijn verzoek. Bovendien was er geen bewijs dat [eiser] bereid was geweest om zijn arbeid te verrichten.

Het Gerecht concludeerde dat de vorderingen van [eiser] moesten worden afgewezen en dat hij als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding moest worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Atlas werden begroot op US$ 559,- voor het salaris van de gemachtigde. Het vonnis werd uitgesproken op 9 november 2017.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: KG 21 van 2017
Datum uitspraak: 9 november 2017

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiser],

wonend te Bonaire,
eiser,
gemachtigde: M.A.F. Simmons,
tegen

de naamloze vennootschap Atlas Marine N.V.,

gevestigd en kantoorhoudend te Bonaire,
gedaagde,
verder te noemen: Atlas,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas.

De procedure

1. Het kort geding verzoekschrift, met producties, van [eiser]is ter griffie ingekomen op 15 september 2017. Atlas heeft vooruitlopend op de mondelinge behandeling op 12 oktober 2017 haar “akte van antwoord”, met producties, ingediend.
2. Die behandeling heeft plaatsgehad ter zitting van 26 oktober 2017. Bij deze
gelegenheid is [eiser] tezamen met zijn gemachtigde verschenen. Namens Atlas is verschenen haar gemachtigde voornoemd.
3. Vonnis is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. De volgende feiten staan tussen partijen vast:
- [ [eiser] is op 22 april 2015 voor bepaalde tijd in dienst getreden van Atlas in de
functie van (olie)inspecteur voor 40 uur per week tegen een bruto maandsalaris van US$ 1.570,-;
- op 22 april 2016 is de arbeidsovereenkomst van [eiser] overgegaan in een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 40 uur per week in dezelfde functie tegen een bruto maandsalaris van US$ 1.770,-;
- bij brief van 2 maart 2017 heeft Atlas [eiser] op staande voet ontslagen.

Het verzoek

5. [ Eiser] heeft het Gerecht verzocht (citaat):
- Het verzoek om een spoedige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad “tot doorbetaling van het salaris van [eiser]ingaande maart 2017” gegrond te verklaren;
-
- De weigering van de Atlas Marine N.V. om het maandelijkse salaris van [eiser] vanaf maart 2017 uit te betalen, ongegrond te verklaren;
-
- Verweerder in goede justitie in de kosten van deze procedure te veroordelen, inclusief de vergoeding aan de gemachtigde, kosten rechtens.
6. [ Eiser] heeft gesteld dat er geen dringende reden aanwezig was voor het ontslag. De reden die Atlas voor het ontslag op staande voet heeft aangevoerd is volgens [eiser] verzonnen. Atlas heeft geen rekening gehouden met de op de BES eilanden geldende wet- en regelgeving. [Eiser] stelt dat Atlas hem niet zonder ontslagvergunning van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mocht ontslaan. [Eiser] stelt onder verwijzing naar de artikelen 7A:1615o lid 2 en 7A:1615h lid 2 Burgerlijk Wetboek BES (verder: BW) dat het aan hem gegeven ontslag nietig is. Tot slot stelt [eiser] dat Atlas de Wet Beëindiging Arbeidsovereenkomsten BES en de Regeling Beëindiging Arbeidsovereenkomsten BES 2012 niet ten gunste van hem heeft geraadpleegd. [Eiser] was arbeidsongeschikt toen het ontslag op staande voet aan hem werd gegeven.

Het verweer

7. Atlas heeft als verweer aangevoerd, dat geen sprake is van een spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening bij voorraad. Atlas heeft verder aangevoerd dat ieder vorderingsrecht verjaart na verloop van zes maanden, artikel 7A:1615u BW. Het ontslag op staande voet is op 2 maart 2017 aan [eiser] gegeven, waardoor het vorderingsrecht van [eiser] op 2 september 2017 is verjaard.
8. Atlas heeft verder aangevoerd dat het gegeven ontslag op staande voet aan alle
voorwaarden voldoet. Er was sprake van een dringende reden. Atlas heeft de persoonlijke omstandigheden van [eiser] mee laten wegen in haar beslissing. Het ontslag is onverwijld gegeven.
Pas nadat Atlas kennis had genomen van het gegeven dat [eiser] zijn werkplek voor de derde maal zonder toestemming had verlaten en nadat Atlas valse informatie op ingevulde roosters had ontdekt heeft zij [eiser] ontslagen. Dat [eiser] zijn ontslagbrief niet in ontvangst wilde nemen neemt niet weg dat Atlas hem zijn ontslag onverwijld ter kennis heeft gebracht. Atlas heeft verder aangevoerd dat het onjuist is dat [eiser] ten tijde van zijn ontslag arbeidsongeschikt was. De arbeidsongeschikt-heid werd later door [eiser] georkestreerd/aangevraagd.
9. Een werknemer kan alleen aanspraak maken op doorbetaling van loon als hij bereid is geweest de arbeid te verrichten. Van dit laatste is volgens Atlas geen sprake geweest, omdat [eiser] zich nimmer tegenover Atlas bereid heeft verklaard de bedongen arbeid te verrichten.

De beoordeling

10. Artikel 226 lid 1Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering BES luidt:

In alle spoedeisende zaken, waarin, gelet op de belangen van partijen, een onmiddellijk voorziening bij voorraad wordt vereist, wendt de belanghebbende partij zich tot de rechter in eerste aanleg met het verzoek om in die zaak zo spoedig mogelijk een beslissing bij voorraad te geven.

11. De vraag of aan de vereiste spoedeisendheid voor de gevraagde voorziening wordt voldaan dient beantwoord te worden aan de hand van een afweging van belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. [Eiser] heeft, hoewel het wegvallen van loonbetalingen al gauw tot het aannemen van een spoedeisend belang leidt, geen enkele concrete onderbouwing gegeven dat hij over onvoldoende middelen van bestaan beschikt. Vastgesteld kan worden dat hij een in het begin van 2017 geplande vakantie heeft gehad naar Nederland, waarvan hij op 7 september 2017 is teruggekeerd. Het tijdverloop tussen de datum van het ontslag op staande voet, 2 maart 2017, en het indienen van de vordering op 13 september 2017 draagt niet bij aan het aannemen van urgentie aan zijn zijde. Het argument dat hij met het kort geding heeft gewacht totdat hij bewijsmateriaal had verzameld overtuigt niet, omdat voor het aanhangig maken van een kort geding niet is vereist dat deskundigenberichten, adviezen of schriftelijke bewijzen worden geproduceerd.
12. Een bodemprocedure had al lang ingesteld kunnen worden. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat bij het Gerecht bodemprocedures met voortvarendheid kunnen worden gevoerd en afgewikkeld. [Eiser] heeft bovendien verwarrende stellingen ingenomen over de aard van een te voeren bodemprocedure. Aanvankelijk lijkt het erop dat hij een gewone loonvorderingsprocedure op het oog heeft gehad, maar in het inleidend verzoekschrift wordt ook verwezen naar de toepasselijkheid van artikel 7A:1615o BW en uit een op 30 augustus 2017 gedateerde productie (“
Bezwaarschrift in Arbeidszaak( etc)”) blijkt dat hij ook een basis voor zijn vordering mogelijk zoekt in een onregelmatige opzegging, waarvoor de verjaringstermijn van zes maanden geldt
(“..het feit dat de fatale datum voor indiening van zowel het verzoek tot doorbetaling van zijn salaris, als zijn in te dienen bodemprocedure a.s. zaterdag 2 september 2017, zal verlopen (= 6 maanden na 2 maart 2017)”). Elders volgt uit de gebruikte terminologie dat [eiser] wellicht het oog heeft op een procedure op de grondslag kennelijk onredelijk ontslag (“
verzonnen reden van ontslag”).
13. In het geval de bodemprocedure wordt gevoerd op de grondslagen kennelijk onredelijk ontslag of een onregelmatig ontslag is niet te voorzien dat [eiser] in die bodemprocedure een toewijzend vonnis zal verkrijgen, omdat voor dergelijke vorderingen de verjaringstermijn van zes maanden geldt, welke al is verstreken, en te voorzien is dat Atlas gezien haar in dit kort geding ingenomen stellingen daarop een beroep zal doen. De vorderingen zijn, hoewel de gemachtigde van [eiser] van indiening ter zitting melding heeft gemaakt, niet ingediend, laat staan tijdig. Noch bij de griffies van het Gerecht in Eerste Aanleg te Bonaire, noch bij die van het Gerecht in Eerste Aanleg te Curaçao, noch bij die van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te Curaçao is een vordering van genoemde strekking aanhangig gemaakt, zo is het Gerecht bij navraag ambtshalve gebleken.
14. De conclusie is dat [eiser] zijn vorderingen moeten worden ontzegd en dat hij als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding moet worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Atlas worden begroot op US$ 559,- voor salaris van de gemachtigde.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de vordering van [eiser] af;
Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding aan de zijde van Atlas tot op heden begroot op US$ 559,- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 november 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.