ECLI:NL:OGAACMB:2017:129

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 27 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woning in kort geding na verkoop aan derde partij

In deze zaak heeft eiser, wonend te Curaçao, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, wonend te Bonaire, met als doel de onmiddellijke ontruiming van een woning. Eiser heeft de woning verkocht aan een derde partij en vordert dat gedaagde de woning onmiddellijk na betekening van het vonnis verlaat. Gedaagde was al geruime tijd op de hoogte van de verkoop en heeft meerdere keren uitstel gekregen om een andere woning te vinden. De mondelinge behandeling vond plaats op 4 december 2017, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. A.T.C. Nicolaas, en gedaagde verscheen in persoon. De Huurcommissie had eerder toestemming gegeven voor de opzegging van de huurovereenkomst, maar gedaagde heeft de woning niet op de afgesproken datum verlaten.

Het Gerecht oordeelt dat het spoedeisende belang van eiser groot is, aangezien de levering van de woning aan de koper gepland staat voor 6 december 2017. De huurovereenkomst staat de verkoop van de woning niet in de weg, mits de opzegging correct is uitgevoerd. Eiser heeft gedaagde tijdig op de hoogte gesteld van de verkoop en de noodzaak om de woning te verlaten. Gedaagde's verweer dat hij geen andere woning heeft gevonden, wordt niet als voldoende argument gezien om de ontruiming te verhinderen.

Het Gerecht besluit dat gedaagde de woning onmiddellijk moet ontruimen en verleent eiser de machtiging om de ontruiming zelf te laten uitvoeren indien gedaagde hieraan geen medewerking verleent. Tevens wordt een dwangsom opgelegd voor elke dag dat gedaagde in gebreke blijft. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op een totaal van US$ 946,58 worden begroot, plus nakosten.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2017
Registratienummer: KG 27 van 2017
Datum uitspraak: 5 december 2017

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiser],

wonend te Curaçao,
eiser,
gemachtigde: mr. A.T.C. Nicolaas,
tegen

[gedaagde],

wonend te Bonaire,
gedaagde,
in persoon.

De procedure

1. Op 30 november 2017 heeft [eiser] een verzoekschrift met producties ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgehad op 4
december 2017, waarbij namens [eiser] zijn verschenen mr. A.T.C. Nicolaas en mevrouw [beheerder], beheerder van de woning aan [adres]. [gedaagde] is in persoon verschenen. Ter mondelinge behandeling was ook aanwezig [koper], koper van (het recht van erfpacht van de) [adres].
3. Vonnis is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [ [eiser] en [gedaagde] hebben op 2 augustus 2014 een huurovereenkomst gesloten
voor de woning aan [adres] (hierna: de woning) voor de duur van een jaar voor een bedrag van aanvankelijk US$ 126,- per maand (hierna: de huurovereenkomst);
  • de huurovereenkomst is vervolgens telkens stilzwijgend verlengd;
  • in artikel 3 vierde lid van de huurovereenkomst is bepaald “
het gehuurde verkoopt behoudt verhuurder het recht de huur op te zeggen met in achtneming van een opzegtermijn van ten minste 3 maanden”;
- op 23 november 2016 heeft [eiser] met [koper] een voorlopig koopcontract
gesloten met betrekking tot de woning;
- op 26 juni 2017 heeft [eiser] een verzoek om toestemming voor opzegging van
de huurovereenkomst met [gedaagde] bij de Huurcommissie Bonaire ingediend;
- bij beschikking van 10 oktober 2017 heeft de huurcommissie aan [eiser] de
gevraagde toestemming tot opzegging van de huurovereenkomst per 1 december 2017 verleend;
- de akte van levering van de woning zou bij de notaris passeren op 1 december
2017 te 10.00 uur. Op deze datum had [gedaagde] de woning niet verlaten.

De standpunten van partijen

5. [ [eiser] vordert bij vonnis, voor zover wettelijk geoorloofd uitvoerbaar bij
voorraad, [gedaagde] te gebieden om onmiddellijk na betekening van het vonnis de woning te ontruimen op straffe van een dwangsom van US$ 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] de woning niet zal hebben ontruimd, tot een maximum van US$ 55.000,-. [eiser] vordert voorts machtiging te verlenen om deze ontruiming zo nodig zelf te doen uitvoeren met behulp van de sterke arm indien [gedaagde] weigert de woning te ontruimen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten en nakosten, US$ 224,-, van deze procedure.
6. [ [eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [eiser] heeft
[gedaagde] reeds in 2016 op de hoogte gesteld van zijn voornemen de woning aan een derde te verkopen, zodat [gedaagde] voldoende tijd heeft gehad een andere woning te zoeken. [eiser] heeft aan [gedaagde] meerdere brieven, ook aangetekend, gestuurd, die [gedaagde] niet in ontvangst heeft willen nemen. Nadat de Huurcommissie de beschikking had gegeven hebben partijen mondeling de afspraak gemaakt dat [gedaagde] de woning eind november 2017 met al zijn spullen zou ontruimen. Aan deze afspraak heeft [gedaagde] niet voldaan. [eiser] heeft er belang bij dat [gedaagde] de woning ontruimt. Zowel de koper als de hypotheeknemer stellen als vereiste dat de woning ten tijde van de levering niet is verhuurd.
7. [ [gedaagde] voert het volgende tot verweer. [gedaagde] heeft aan [eiser]
aangegeven de woning ter beschikking te zullen stellen op het moment dat hij een andere woning heeft gevonden. De woningen die op de woningmarkt beschikbaar zijn kan [gedaagde] met zijn pensioen niet betalen. [gedaagde] verzet zich tegen ontruiming zolang hij geen andere woning heeft gevonden.

De beoordeling van het geschil

8. Het Gerecht oordeelt als volgt. Het spoedeisende belang van [eiser] is erin
gelegen dat hij de woning heeft verkocht en de levering van de woning staat gepland voor woensdag 6 december 2017. Doordat [gedaagde] weigert de woning te ontruimen kan [eiser] de woning niet aan de koper leveren.
9. De vraag die voorligt, is of [gedaagde] kan worden veroordeeld de woning met
onmiddellijke ingang te ontruimen.
10. Op grond van artikel 7A:1593 eerste lid BW BES wordt een huurovereenkomst
in beginsel door verkoop van de woning niet verbroken, tenzij dit ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst is overeengekomen. In de huurovereenkomst die partijen op 2 augustus 2014 zijn aangegaan is in artikel 3 vierde lid vermeldt dat [eiser] de huurovereenkomst met [gedaagde] met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden kan opzeggen. Aan de uitzondering van artikel 7A:1593 BW BES is derhalve voldaan. Dit is echter niet voldoende om de huurovereenkomst met [gedaagde] op te kunnen zeggen.
11. [ [eiser] heeft ook toestemming nodig van de Huurcommissie voor het opzeggen
van de huurovereenkomst met [gedaagde] (artikel 10 derde volzin van de Wet
Huurcommissieregeling BES). Deze toestemming is hem bij beschikking van 10 oktober 2017 door de Huurcommissie verleend. De beschikking van de Huurcommissie is onherroepelijk (artikel 5 tweede volzin Wet Huurcommissieregeling BES).
12. De (enkele) toestemming van de Huurcommissie is echter niet voldoende om de
huurovereenkomst te laten eindigen. Daarvoor dient de huurovereenkomst te worden opgezegd. [eiser] heeft gesteld zulks mondeling te hebben gedaan, en met [gedaagde] te hebben afgesproken dat [gedaagde] eind november 2017 de woning zal verlaten. Dit is door [gedaagde] niet betwist. De opzegging is vormvrij. De opzegging van de huurovereenkomst door [eiser] is dan ook rechtsgeldig geschied. Daar komt in het onderhavige geval nog bij dat de dochter van [eiser], tevens beheerder van de woning, heeft getracht (opnieuw) schriftelijk contact te zoeken met [gedaagde], maar [gedaagde] de schriftelijke stukken niet in ontvangst heeft willen nemen. Ook om deze reden geldt naar het oordeel van het Gerecht de mondelinge afspraak dat [gedaagde] de woning eind november 2017 zou verlaten.
13. In oktober 2017 was [gedaagde] er van op de hoogte dat hij de woning per 1
december 2017 diende te ontruimen. Dat [gedaagde] geen andere woning heeft gevonden kan er niet aan in de weg staan dat [gedaagde] de woning dient te verlaten. De vordering tot onmiddellijke ontruiming en de machtiging tot ontruiming met behulp van de sterke arm, indien [gedaagde] aan de ontruiming zijn medewerking niet verleend, zullen dan ook worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, echter zal deze worden gemaximeerd tot US$ 5.000,-. [gedaagde] dient de woning onmiddellijk na betekening van dit vonnis te verlaten.
14. [ [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- betekening verzoekschrift $ 136,58
- griffierecht $ 251,00
- salaris advocaat (1 punt ad $ 559,-) $ 559,00
Totaal $ 946,58
Ook de door [eiser] gevorderde nakosten zullen worden toegewezen tot een bedrag van US$ 224,-.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
veroordeelt [gedaagde] om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de door hem van [eiser] gehuurde woning aan [adres] te verlaten, en met medeneming van al het zijne te ontruimen, en afgifte van de sleutels aan [eiser] op straffe van een dwangsom van US$ 500,- voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [gedaagde] de woning niet zal hebben ontruimd, tot een maximum van US$ 5.000,-;
machtigt [eiser] om, indien [gedaagde] niet onmiddellijk na betekening van dit vonnis aan deze veroordeling voldoet, deze ontruiming zelf te doen bewerkstelligen, zo nodig met behulp van de deurwaarder of de sterke arm;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op US$ 946,58, volgens de specificatie in rechtsoverweging 14;
veroordeelt [gedaagde] in de nakosten aan de zijde van [eiser] tot een bedrag van US$ 224,-.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en in het openbaar uitgesproken op 5 december 2017 in tegenwoordigheid van de griffier.