ECLI:NL:OGAACMB:2017:33

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 juni 2017
Publicatiedatum
28 juni 2017
Zaaknummer
Gaza nr. AUA201600566
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om tegemoetkoming studiekosten door Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster tegen de afwijzing van haar verzoek om tegemoetkoming in studiekosten. Klaagster had verzocht om uitbetaling van het inschrijfgeld voor het studiejaar 2013-2014 en collegegeld voor het studiejaar 2014-2015, maar dit verzoek werd afgewezen omdat aan haar eerder al een tegemoetkoming voor studiekosten was verleend voor een periode van vier jaren, eindigend op 1 september 2012. Klaagster heeft op 14 december 2016 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, waarna de zaak op 8 mei 2017 ter zitting is behandeld.

Klaagster stelde dat zij door omstandigheden, zoals een gespannen verhouding met haar superieur en een negatieve beslissing van de hogeschool, niet in staat was om haar opleiding tijdig af te ronden. De verweerder, de Minister van Economische Zaken, Communicatie, Energie en Milieu, stelde echter dat er geen nieuwe beslissing was genomen om verdere tegemoetkoming in studiekosten toe te kennen, en dat klaagster al een totaalbedrag van Afl. 28.000,- had ontvangen op basis van het landsbesluit van 26 maart 2012.

Het gerecht oordeelde dat het aan klaagster was om opnieuw een verzoek om tegemoetkoming in studiekosten in te dienen, aangezien de eerder toegekende tegemoetkoming al was verstrekt. De rechter concludeerde dat het bezwaar van klaagster ongegrond was en verklaarde het verzoek terecht afgewezen. De uitspraak werd gedaan op 19 juni 2017 door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba.

Uitspraak

Uitspraak van 19 juni 2017
Gaza nr. AUA201600566
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN, COMMUNICATIE, ENERGIE EN MILIEU,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij brief van 15 november 2016 (hierna: de bestreden beschikking) is het verzoek van klaagster, om het inschrijfgeld voor studiejaar 2013-2014 en collegegeld voor studiejaar 2014-12015 tot het bedrag van 1.429,51 te doen uitbetalen, afgewezen, omdat aan klaagster bij landsbesluit van 26 maart 2012 een tegemoetkoming voor studiekosten is verleend voor de duur van vier jaren (eindigend op 1 september 2012).
1.2
Tegen de bestreden beschikking heeft klaagster op 14 december 2016 bezwaar gemaakt, door indiening van een bezwaarschrift bij dit gerecht.
1.3
Verweerder heeft een contramemorie ingediend op 28 februari 2017.
1.4
De zaak is behandeld ter zitting van 8 mei 2017, alwaar zijn verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde.
1.5
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de afwijzing van haar verzoek om tegemoetkoming van studiekosten, en stelt zich daarbij op het standpunt dat zij wegens niet aan haar te wijten omstandigheden de opleiding niet in 2013 kon afronden. Zo had klaagster een gespannen verhouding met haar superieur en bedrijfbegeleider en is klaagster in bezwaar gegaan tegen de negatieve beslissing van de hogeschool om haar niet in 2014 te laten afstuderen. Klaagster werd na heroverweging alsnog voor het studiejaar 2014 - 2015 ingeschreven en heeft restitutie van het collegegeld ontvangen.
2.2
De verweerder stelt zich op het standpunt dat aan klaagster conform het landsbesluit van 26 maart 2012, nr. 8 een totaalbedrag van Afl. 28.000,- is uitbetaald. Er is geen nieuwe beslissing van verweerder om aan klaagster verdere tegemoetkoming in de studiekosten toe te kennen.
2.3
Het gerecht overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 4 van het Studiekostenbesluit landsdienaren (AB 1996 GT 39) wordt tegemoetkoming van studiekosten toegekend voor een door de minister bij toekenning te bepalen termijn, die wordt berekend naar de in verband met het examenprogramma voor het behalen van het desbetreffende diploma normaal te achten duur van de studie.
2.4
Niet in geschil is dat aan klaagster bij landsbesluit van 26 maart 2012, nr. 8, ingaande 1 september 2008 voor een totale duur van vier jaren een tegemoetkoming studiekosten is toegekend ter hoogte van Afl. 28.000,-. Niet in geschil is dat aan klaagster een totaalbedrag van Afl. 28.000,- is uitgekeerd.
2.4
Dat klaagster om verschillende redenen langer heeft geduurd over de studie dan voorzien, wil niet zeggen dat verweerder gehouden is om langer dan de door haar bepaalde duur tegemoet dient te komen in de studiekosten. Het had op de weg van klaagster gelegen om een wederom een verzoek tegemoetkoming studiekosten in te dienen.
2.6
Gelet hierop is het gerecht van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat klaagster niet voor de door haar verzochte tegemoetkoming in aanmerking komt. Het verzoek van klaagster is dan ook terecht afgewezen.
2.7
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 19 juni 2017, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, 2e lid, La).