ECLI:NL:OGAACMB:2017:34

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
27 maart 2017
Publicatiedatum
3 juli 2017
Zaaknummer
GAZ 16/15
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift van ambtenaar tegen vaststelling van rechtspositie en bezoldiging door de Minister van Justitie van Sint Maarten

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Sint Maarten, gedateerd 27 maart 2017, wordt het bezwaar van klager, een ambtenaar bij de politie, behandeld. Klager heeft bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de Minister van Justitie van Sint Maarten, die zijn rechtspositie en bezoldiging heeft vastgesteld. Klager, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. G. Hatzmann, verzoekt om bevordering tot hoofdinspecteur met terugwerkende kracht en een herziening van zijn bezoldiging naar schaal 13, trede 7. De Minister, vertegenwoordigd door mr. R.F. Gibson jr., heeft klager retroactief ingeschaald in schaal 12p, maar klager is van mening dat hij recht heeft op een hogere inschaling.

Het procesverloop omvat een bezwaarschrift dat op 27 november 2015 is ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 21 maart 2016. Tijdens deze behandeling zijn beide partijen gehoord en zijn er aanvullende producties overgelegd. Klager heeft herhaaldelijk verzocht om bevordering en herziening van zijn bezoldiging, maar de Minister heeft hier niet adequaat op gereageerd. Het Gerecht oordeelt dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven, omdat de Minister niet heeft beslist over de bevordering van klager, wat een fictieve weigering inhoudt.

Het Gerecht verklaart het bezwaar gegrond en vernietigt de bestreden beschikking. De Minister wordt opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen over de verzoeken van klager met betrekking tot bevordering, bezoldiging en nabetaling. Tevens wordt de Minister veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan klager. Deze uitspraak benadrukt de rechten van ambtenaren en de noodzaak voor de overheid om tijdig en adequaat te reageren op verzoeken van ambtenaren.

Uitspraak

Zaaknummer: GAZ 16/15
Uitspraak: 27 maart 2017
Uitspraaknr.
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN SINT MAARTEN
UITSPRAAK
In het geding van:
Y,
wonende op Sint Maarten,
klager,
gemachtigde: mr. G. Hatzmann
en:
DE MINISTER VAN JUSTITIE VAN HET LAND SINT MAARTEN
verweerder,
gemachtigde: mr. R.F. Gibson jr.
1.
Aanduiding bestreden beschikking (en handeling)
Het Landsbesluit van 30 oktober 2015 waarbij verweerder klager ingaande 10 oktober 2010 retroactief zijn rechtspositie heeft vastgesteld, met vaststelling van de
bezoldiging van klager in schaal 12p plus Bovenwindse toelage ad 16,3% per maand.
2.
Procesverloop.
Op 27 november 2015 is namens klager ter griffie van het Gerecht in ambtenarenzaken een bezwaarschrift ingediend met producties.
Mondelinge behandeling van het bezwaarschrift heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 maart 2016. Klager is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigden voornoemd. Verweerder is bij zijn gemachtigde voornoemd verschenen en heeft een verweerschrift ingediend alsmede een aanvullende productie overgelegd.
De mondelinge behandeling is bij die gelegenheid aangehouden, en partijen zijn in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op 18 april en 9 mei 2016 respectievelijk te reageren.
Bij e-mailbericht van 18 april 2016 is namens verweerder het volgende aan het Gerecht medegedeeld:
Mijn contactpersoon bij het Ministerie van Justitie heeft mij als volgt bericht ter zake de storting van het bedrag van rond de Naf. 25.000,-.
"Het door de heer [eiser] ontvangen bedrag van ANG 25.000 is een uitwerking van het landsbesluit van 30 oktober 2015.
Het verschil van de ontvangen bezoldiging (schaal 11p) en gewijzigde bezoldiging (schaal 12)."
Het salaris strook van dhr [eiser] treft u hierbij aan.
Bij e-mailbericht van 25 april 2016 is namens klager het volgende medegedeeld:
Voor mij is het nog niet duidelijk. Is dit bedrag volgens de Minister het gehele bedrag aan achterstallig salaris of een gedeelte?
Graag zou ik van collega Gibson meer gespecificeerde cijfers ontvangen: welk salaris had mijn cliënt per jaar over de periode 2009-heden dienen te ontvangen, welk bedrag heeft hij daadwerkelijk ontvangen en welk bedrag staat er nu nog open aan achterstallig salaris?
Uitspraak is bepaald op heden.

3.De beoordeling

3.1
De volgende feiten staan vast.
- Klager is per 1 oktober 1980 in dienst getreden bij het toen Korps Politie Nederlandse Antillen, thans het Korps Politie Sint Maarten sinds 10 oktober 2010.
- Klager is op enig moment bevorderd tot de rang van inspecteur en benoemd tot teambegeleider bij de Criminele inlichtingendienst en heeft vervolgens vanaf 15 maart 2009 voorts waargenomen als Hoofd Criminele Inlichtingendienst.
- Bij Landsbesluit van 29 september 2009 is klager met ingang van 1 juli 2009 eervol ontheven als teambegeleider bij de Criminele Inlichtingen Dienst en benoemd als Chef Criminele Inlichtingendienst waarbij de bezoldiging van klager is vastgesteld in schaal 11p, trede 1.
- Klager heeft in de periode 210-2014 verschillende keren verzoeken gericht aan verweerder en aan de Korpschef om hem te promoveren tot hoofdinspecteur en de bezoldiging te herzien door alsnog klager per 1 juli 2009 in te schalen in schaal 13, trede 1.
- Toen een beslissing uitbleef, heeft klager een bezwaar ingediend bij dit Gerecht tegen de fictieve weigering om op zijn verzoek van 4 november 2014 te beslissen. Bij uitspraak van 20 april 2015 (GAZ 38/14, uitspraaknummer 24) is dit bezwaar gegrond verklaard en verweerder opgedragen alsnog binnen twee weken op het verzoek van klager te beslissen. In deze uitspraak staat onder de feiten onder meer vermeld:
‘ (…) Bij brief van 1 februari 2010 heeft klager zich tot de toenmalige Minister van Justitie gewend, waarin onder meer is vermeld:
Ik had vernomen dat een advies naar de Minister van Justitie was verzonden om mij formeel in de functie van Sectie Chef Criminele Inlichtingen Dienst aan te stellen doch met als salaris schaal 11p trede 1. Bij navraag kreeg ik van de Commissaris voornoemd te horen dat de chef Personeel Organisatie bezwaren had gemaakt om mij als toekomstige Chef Criminele Inlichtingen Dienst in schaal 12p te plaatsen waarbij zij een Landsbesluit opmaakte met plaatsing in schaal 11p trede 1.
Bij schrijven van 23 november 2011 aan de Korpschef heeft klager wederom aangedrongen op de afhandeling van zijn bezwaar waarin het volgende is verzocht:

Dat mijn bezwaren tot bevordering in schaal 12p nimmer in behandeling werden genomen en tot heden ook niet door het bevoegd gezag. Dit is in strijd met het openbaarheid van bestuur en naar mijn mening is thans sprake van een fictieve weigering. (…) De minister van justitie heeft de Consultant Deloitte and Touche opgedragen om de functies (…) Chef Criminele Inlichten Dienst van het Korps Politie Nederlandse Antillen, Korps Politie SSS te herwaarderen.(…) De functie van Chef Criminele Inlichtingen Dienst van 11 naar schaal 13. Bij de raadbeslissing van 5 mei 2005 werd de functie van Chef Criminele Inlichtingen Dienst voorlopend op een definitieve vaststelling bevorderd in schaal 12 trede 9 ofwel schaal 12 hoogste trede, welk in gelijkheid staat met schaal 13 trede 6.(…)’
Bij schrijven van 16 januari 2012 heeft klager zich tot verweerder gericht met het verzoek op afhandeling van de bezwaar behelzende de verkeerde ingangsdatum die ingaande 1 juli 2009 moet zijn conform de Landsbesluit van 29 september 2009.
Bij brief van 17 juli 2012 gaf de Korpschef aan klager aan dat verweerder de dienovereenkomstig bevordering zal laten veranderen c.q. corrigeren.
Bij brief van 2 april 2014, ontvangen op 3 april 2014 heeft klager administratief bezwaar aangetekend tegen uitblijven van zijn bevordering. In dit bezwaarschrift heeft klager onder meer naar voren gebracht: ‘
Per ingaande 1 juli 2009 werd ik bij landsbesluit uit mijn functie als teambegeleider bij de Criminele Inlichtingendienst ontheven en per gelijke datum benoemd als Chef (Hoofd) Criminele Inlichtingendienst bij het KPSSS. Ik tekende meteen bezwaar aan daar ik niet in de daarvoor bestemde politieschaal zijnde schaal 12 werd geplaatst.’ (…)’
De gemachtigde van klager bij brieven van 25 september en 4 november 2014 verweerder verzocht tot toekenning van hetgeen opgenomen in uitgebrachte herwaardering namelijk de bevordering en herinschaling van klager en berichte onder meer:
“Het Ministerie van Justitie wordt hierbij formeel in gebreke gesteld en om uiterlijk op 14 november 2014 gesommeerd aan de condities te voldoen.”(…)
  • Toen na de uitspraak van dit Gerecht van 20 april 2015 opnieuw een besluit uitbleef heeft gemachtigde namens klager op 23 juni 2015 opnieuw een bezwaarschrift tegen fictieve weigering bij het Gerecht ingediend.
  • Hangende laatstgenoemde procedure is de thans bestreden beschikking geslagen, waarbij de bezoldiging van klager als Sectiechef Criminele Inlichtingen Dienst met ingang van 10 oktober 2010 retroactief is vastgesteld in schaal 12p, trede 1 met een bovenwindse toelage van 16,3%, uitlopende per 1 januari 2013 in schaal 12p, trede 4.
3.2
In het bezwaarschrift verzoekt klager bij uitspraak:
1. het bezwaarschrift ontvankelijk en gegrond te verklaren
2. de bestreden beschikking nietig te verklaren, althans te vernietigen
3. te bepalen dat de Minister binnen twee weken na uitspraak in deze opnieuw een beslissing dient te nemen, welke dient in te houden
- dat klager met terugwerkende kracht per 1 juli 2009 wordt bevorderd tot de rang van Hoofdinspecteur en ingeschaald in salarisschaal 13 trede 1, inmiddels opgelopen tot schaal 13 trede 7;
- dat alsnog aan klager wordt uitgekeerd een totaalbedrag van Naf. 194.673,00 aan te weinig ontvangen salaris als gevolg van het uitblijven van de herschaling waar hij recht op heeft,
- met veroordeling van de Minister tot vergoeding aan klager van de wegens dit geding door hem gemaakte kosten.
3.3
Het bezwaar ziet volgens de toelichting van klager op de bevordering tot hoofdinspecteur alsmede vaststelling van zijn rechtspositie, met bezoldiging in schaal 13 trede 7. Volgens klager is dit verzoek vervat in het rapport van Deloitte & Touche, die bij de door klager beklede functie hoort. Hetgeen door partijen over en weer is aangevoerd zal hierna – voor zover relevant - nader worden besproken.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1
Ingevolge artikel 17, eerste lid van de LMA, staat tegen beschikkingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (hierna: Rar) bezwaar open bij het bevoegd gezag.
4.2
Artikel 3, eerste lid van de Rar bepaalt dat over de beschikkingen, handelingen en weigeringen (om te beschikken of te handelen) ten aanzien van ambtenaren als zodanig, hun nagelaten betrekkingen en rechtverkrijgenden door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, oordeelt bij uitsluiting in eerste aanleg het gerecht in ambtenarenzaken en in hoger beroep de raad van beroep in ambtenarenzaken.
4.3
Artikel 35 van de Rar bepaalt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
4.4
In artikel 35, vijfde lid van de Rar, is bepaald dat indien tegen beschikkingen, handelingen of weigeringen administratief beroep bestaat kan het in het eerste lid bedoelde bezwaarschrift alleen worden gericht tegen de in beroep genomen beslissingen.
4.5
Verweerder heeft betoogd dat het bezwaar niet-ontvankelijk is, omdat klager eerst het administratief beroep bij het bevoegd gezag had moeten instellen en niet direct bezwaar had kunnen indienen bij het Gerecht.
4.6
Het Gerecht oordeelt als volgt. In de rechtsmiddelenclausule onder de bestreden beschikking is aangegeven dat klager binnen dertig dagen na dagtekening van die beschikking, een bezwaarschrift tegen die beschikking bij de Gouverneur kon indienen. Deze rechtsmiddelenclausule sluit aan bij het bepaalde artikel 35, vijfde lid, van de Rar juncto artikel 17, eerste lid van de LMA, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat eerst administratief beroep bij, in dit geval de Gouverneur had moeten worden ingesteld. Vaststaat dat klager geen administratief beroep heeft ingesteld alvorens het onderhavige bezwaar in te dienen. Anders dan verweerder betoogt is klager evenwel ontvankelijk in zijn bezwaar, waartoe het volgende redengevend is.
4.7
In jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Sint Maarten (zie RvBAz 2015/74899, uitspraak van 1 maart 2016) is onder meer het volgende overwogen:
“(…) 4. Het Gerecht heeft verder ten onrechte het standpunt van geïntimeerde onderschreven dat uit artikel 17, eerste lid, van de Lma gelezen in samenhang met artikel 35, vijfde lid, van de RAr zou volgen dat appellant, alvorens bezwaar te kunnen maken tegen het ontslagbesluit, administratief beroep bij geïntimeerde had moeten indienen, zoals staat vermeld in de rechtsmiddelenclausule onder het ontslagbesluit.
4.1
Naar het oordeel van de Raad voorziet artikel 17, eerste lid, van de Lma niet in een algemene regeling die tegen alle als beschikking aan te merken beslissingen op grond van de Lma genomen administratief beroep openstelt bij het bevoegd gezag. Deze bepaling is als sluitstuk van Hoofdstuk III “Beoordeling en ranglijst” opgenomen en de werking ervan moet dan ook geacht worden te zijn beperkt tot de beschikkingen die dat tot onderwerp hebben, althans hun grondslag vinden in bepalingen uit dat hoofdstuk. Niet valt immers in te zien waarom een algemene regeling van administratief beroep, die betrekking zou hebben op alle beschikkingen die op grond van de Lma worden genomen, onder dit hoofdstuk met een specifiek onderwerp zou worden geplaatst. De Raad wijst erop op dat bij een andere lezing deze bepaling ook onverenigbaar is met artikel 89, zesde lid, van de Lma, waarin staat dat indien de strafoplegging plaatsvindt door een bij landsbesluit daartoe aangewezen functionaris, binnen 14 dagen na ontvangst daarvan bij het bevoegd gezag schriftelijk beroep van de betrokkene openstaat. Beide bepalingen voorzien erin dat beschikkingen die niet door het bevoegd gezag zijn genomen, alvorens ze aan de rechter te kunnen voorleggen, eerst nog door het bevoegd gezag heroverwogen kunnen worden. Nu in dit geval geïntimeerde het bevoegd gezag is en zelf het ontslagbesluit heeft genomen, bestaat die noodzaak hier niet en doet de situatie, waarop artikel 35, vijfde lid, van de RAr ziet, zich dan ook niet voor. (…)”
3.12
Het Gerecht slaat evenwel ook acht op de Memorie van Toelichting bij de LMA (hierna: de MvT), waarin in het algemene deel onder meer het volgende is opgenomen.
“ (…) In het kader van de staatkundige vernieuwingen (…), wordt het Land de Nederlandse Antillen ontmanteld (…). In dit kader is het noodzakelijk om de instituties voor het nieuwe Land Sint Maarten op te zetten. De Staatsregeling schrijft voor dat de rechtspositie van de ambtenaren bij Landsverordening wordt geregeld. Het ontwerp opgenomen in de bijlage bij onderhavige verordening dient hiertoe. (…) De onderhavige Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (verder: LMA) betreft de geldende tekst in de Nederlandse Antillen. In dit ontwerp zijn alle wijzigingen op de LMA, de door de jaren heen zin gedaan, verwerkt. (…)
Bij het samenstellen van de tekst heeft als uitgangspunt gediend dat deze inhoudelijk niet verschilt van de oude tekst, Twee uitzonderingen zijn op de uitgangspunt gemaakt. Ten eerste (…). Ten tweede, het openstellen van bezwaar tegen een beschikking genomen door bet bevoegd gezag is in de Landsverordening zelf opgenomen. (…)
De regeling van een bezwaarschriftenprocedure in de LMA zal bestaan naast de regeling opgenomen in de Regeling ambtenarenrechtspraak (hierna ta noemen: RAR). Van oudsher regelt de RAR de mogelijkheid voor ambtenaren om tegen een beschikking van het bevoegd gezag in beroep te komen bij de ambtenarenrechter. Bij wijzigingen van de LMA en uitvoeringsregelingen, in het bijzonder de regeling omtrent de beoordeling van het functioneren, is een bezwaarschriftprocedure in het leven geroepen op een lager wetgevingsniveau, namelijk bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Dit verhoudt zich niet met de uitgangspunten van de wetgeving, dat toekenning van bevoegdheden geschiedt bij of krachtens landsverordening. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om in de LMA zelve de mogelijkheid aan ambtenaren aan te bieden om bezwaar aan te tekenen tegen een beschikking genomen door het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan het genomen besluit heroverwegen. (…) Ten overvloede, wordt opgemerkt dat de mogelijkheid van bezwaar bij het bevoegd gezag geenszins afdoet aan de bevoegdheid van de ambtenaar om zich rechtstreeks tot het gerecht in ambtenarenzaken te richten. De systematiek is dan gelijk aan de Landsverordening administratieve rechtspraak, waarin een burger kan besluiten heroverweging te verzoeken aan het bestuursorgaan dat een beschikking heeft genomen, of naar de bestuursrechter kan stappen. (…)”
3.13
Voorts komt in dit verband, naast de MvT, betekenis toe aan de Nota van Toelichting (hierna: NvT) bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de met betrekking tot de indiening, de behandeling en de beoordeling van bezwaarschriften van ambtenaren (Landsbesluit bezwaarschriften ambtenaren). In het algemene deel van de NvT is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Op 10 oktober 2010 is gelijktijdig met de landsstatus van Sint Maarten de nieuwe Landsverordening materieel ambtenarenrecht (de “landsverordening”) in werking getreden. De landsverordening bevat een aantal nieuwe bepalingen ten opzichte van de oude Landsverordening materieel ambtenarenrecht (“LMA oud”). Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, is gebaseerd op het nieuwe artikel 17 van de landsverordening. In dat artikel is bepaald dat tegen beschikkingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 (“RAR”) bezwaar openstaat bij het bevoegde gezag en dat bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen, regels worden gesteld met betrekking tot de indiening, de behandeling en de beoordeling van bezwaarschriften.
Voor 10 oktober 2010 kende de LMA oud ook een bepaling met de mogelijkheid tot indiening van bezwaar. Artikel 16 LMA oud regelde dat een ambtenaar bij het bevoegde gezag bezwaar kon maken tegen een beoordeling, een aantekening in de ranglijst of een weigering om een beoordeling te doen plaatsvinden of een aantekening aan te brengen. De nadere regels hierover zijn uitgewerkt in hoofdstuk VI van de Bezoldigingsregeling ambtenaren. Dit hoofdstuk komt met dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, te vervallen.
In de situatie voor 2010 werd in artikel 16 van de LMA oud de term ‘administratief beroep’ gebruikt. Ook het opschrift van hoofdstuk VI van de Bezoldigingsregeling ambtenaren is ‘Administratief beroep’. Echter, in de artikelen van de Bezoldigingsregeling ambtenaren wordt enkel gesproken van ‘bezwaarschrift’. In de praktijk wordt de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar de bezwaarschriftenprocedure genoemd. Het nieuwe artikel 17 landsverordening spreekt dan ook niet meer van ‘administratief beroep’, maar van ‘bezwaar’. In dit besluit is deze verandering van terminologie voortgezet en wordt conform artikel 17 landsverordening gesproken over ‘bezwaar’. In de praktijk kan dit echter verwarring opleveren met de mogelijkheid van artikel 35 van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951 om een bezwaarschrift in te dienen bij het gerecht in ambtenarenzaken (het “gerecht”). Waar in deze nota van toelichting wordt gesproken over ‘bezwaar’ dan wordt daarmee bezwaar in de zin van artikel 17 landsverordening bedoeld en als er verwezen wordt naar ‘bezwaar’ bij het gerecht dan zal dit expliciet worden aangegeven.
In dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, is naast de RAR, waar mogelijk aansluiting gezocht bij de bezwaarschriftenprocedure van de Landsverordening administratieve rechtspraak (“Lar”). De procedure voor het behandelen van een bezwaarschrift van een ambtenaar is waar nodig aangepast met het oog op een efficiënte, doch zorgvuldige behandeling van het bezwaar. (…)”
3.14
Bovenstaande was, in samenhang met enkele andere overwegingen, voor dit Gerecht in een andere procedure (GAZ 8/2016, uitspraak van 13 maart 2017) reeds aanleiding voor het oordeel dat een bezwaarschrift bij het Gerecht alleen kan worden gericht tegen de op administratief bezwaar/beroep genomen beslissingen, ook als het niet gaat om beoordeling, ranglijst of strafoplegging. Daartoe werd onder meer overwogen:
‘(…) 3.13 Uit voorgaande is af te leiden dat met de wijzigingen van de LMA uitdrukkelijk is beoogd om ambtenaren - ook als het gaat om andersoortige beschikkingen dan beschikkingen die zien op beoordelingen, ranglijst of strafoplegging - de mogelijkheid te geven om tegen een beschikking administratief bezwaar/beroep aan te tekenen bij het bevoegd gezag. Dat betekent, gelet op het bepaalde in artikel 35, vijfde lid, van de RAR, dat het bezwaarschrift alleen kan worden gericht tegen de in administratief bezwaar/beroep genomen beslissingen.
3.14
Dat de bepaling van artikel 17 LMA is opgenomen in het hoofdstuk dat ziet op beoordelingen en ranglijst lijkt veeleer van een historische redactie te getuigen dan van een keuze om de mogelijkheid van administratief bezwaar/beroep te beperken. In dat verband komt, naast de MvT, vooral ook betekenis toe aan de Nota van Toelichting (hierna: NvT) bij het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de met betrekking tot de indiening, de behandeling en de beoordeling van bezwaarschriften van ambtenaren (Landsbesluit bezwaarschriften ambtenaren).(…)
3.15
Er bestaat in de LMA geen hoofdstuk dat algemene bepalingen bevat ten aanzien van rechtsmiddelen, waarin artikel 17 LMA had kunnen worden ondergebracht. Voorts is in de formulering van artikel 17 LMA zelve op geen enkele een beperking aangebracht ten aanzien van de beschikkingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak 1951, waartegen administratief bezwaar/beroep dus mogelijk is. Ten aanzien van de betekenis van artikel 89 LMA in dit verband overweegt het Gerecht dat de daarin opgenomen termijn deze aparte bepaling mogelijk kan verklaren.
3.16
Waar in de MvT staat dat de mogelijkheid van bezwaar bij het bevoegd gezag geenszins afdoet aan de bevoegdheid van de ambtenaar om zich rechtstreeks tot het gerecht in ambtenarenzaken te richten en dat de systematiek dan gelijk is aan de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) laat zich dit niet rijmen met het bepaalde in artikel 35, vijfde lid, van de RAR, terwijl evenmin kan worden gevolgd dat de Lar systematiek van toepassing is waar de RAR heeft te gelden.
3.17
Al met al leidt het Gerecht uit vorenstaande af dat er administratief bezwaar/beroep openstond voor klager en dat hij van die mogelijkheid eerst gebruik diende te maken, alvorens hij kon worden ontvangen door het Gerecht. De conclusie is dan ook dat het bezwaar niet-ontvankelijk zal worden verklaard.(…)’
3.14
Inmiddels had evenwel de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, zittingsplaats Sint Maarten zich ook in een uitspraak gebogen over de betekenis van onder meer de MvT in dit verband (zie RvBAz 2014/76289, uitspraak van 1 februari 2017). Daartoe is onder meer het volgende overwogen in aanvulling op hetgeen reeds voornoemde uitspraak met nummer RvBAz 2015/74899 van 1 maart 2016 was geoordeeld:
‘(…) 3. (…) De Memorie van Toelichting op de Kma, waarnaar geïntimeerde heeft verwezen, ter ondersteuning van zijn verweer dat artikel 17, eerste lid, van de Lma wel degelijk ziet op alle door het bevoegd gezag op grond van de Lma genomen beschikkingen, brengt de Raad niet tot een ander oordeel. Bij deze rechtsbeschermingsbepaling is niet doorslaggevend de kennelijke bedoeling die de wetgever heeft gehad met het inlassen daarvan in de Lma, maar wat betrokkenen zonder kennisneming daarvan redelijkerwijs rechtstreeks uit de wet (hebben) kunnen begrijpen. Het zij herhaald, hier is de plaatsing onder het desbetreffende Hoofdstuk doorslaggevend. Dat bij Landsbesluit houdende algemene maatregelen van 24 augustus 2016 (…) invulling is gegeven aan het bepaalde in artikel 17, tweede lid, van de Lma, dat regels moeten worden gesteld over de inrichting, behandeling en de beoordeling van bezwaarschriften, werpt hierop geen ander licht. Die regeling is niet bepalend voor de uitleg van artikel 17, eerste lid, maar de reikwijdte ervan is afhankelijk van de rechtens juiste uitleg van artikel 17, eerste lid, van de Lma. De Raad voegt aan het voorgaande nog toe dat het rechtszekerheidsbeginsel, als algemeen beginsel van behoorlijke regelgeving, eraan in de weg staat een rechtsbeschermingsbepaling met algemene strekking te plaatsen in een deel van de wet dat blijkens het kopje van dat deel betrekking heeft op een bijzonder onderwerp, niet zijnde rechtsbescherming. De Raad legt artikel 17, eerste lid, van de Lma dan ook in overeenstemming met wat het rechtszekerheidsbeginsel vereist zo uit dat deze bepaling alleen betrekking heeft op de beslissingen die onder het betrokken Hoofdstuk zijn geschaard.(…)’
3.15
Gelet op al het voorgaande komt het Gerecht tot het volgende oordeel met betrekking tot het geschilpunt betreffende de ontvankelijkheid van klager. Nu het bezwaar van klager ziet op bevordering (Hoofdstuk II van de Lma) en bezoldiging (Hoofdstuk IV van de Lma) is er geen sprake van een beschikking in primo die valt onder Hoofdstuk III van de Lma, waarin artikel 17 van de Lma is opgenomen. Daarbij geldt, ingevolge artikel 2 van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (hierna: Besluit rechtspositie) dat de Hoofdstukken II en III van de Lma en de daarop berustende regelingen niet van toepassing zijn op de ambtenaar van politie. In het licht van al voorgaande overwegingen mist artikel 17 van de Lma dan ook toepassing in deze. Dit betekent dat klager niet gehouden was om administratief bezwaar/beroep in te dienen, alvorens door het Gerecht te kunnen worden ontvangen in onderhavig bezwaar. Slotsom is dan ook dat onderhavig bezwaar in zoverre ontvankelijk is.
Inhoudelijk
3.16
Het bezwaar ziet op drie punten: bevordering tot de rang van hoofdinspecteur met terugwerkende kracht, ingaande 1 juli 2009; vaststelling van de bezoldiging met terugwerkende kracht in schaal 13, trede 7, ingaande 1 juli 2009 en uitbetaling van het verschil tussen de ontvangen bezoldiging en de retroactief bij stellen bezoldiging, die door klager is becijferd op een bedrag van NAf 194.673,--. Deze punten zullen achtereenvolgens worden besproken. Daarbij geldt het volgende wettelijk kader.
Ingevolge artikel 85 van de Rar kan bij de uitspraak kan de aangevallen beschikking gewijzigd worden, ook ten nadelen van degene die daartegen bezwaar inbracht.
Ingevolge artikel 86, van de Rar kan de rechter enkel de aangevallen beschikkingen, handelingen en weigeringen nietig verklaren en, voor zoveel nodig, bepalen, dat het administratief orgaan zal doen of beschikken hetgeen het ingevolge wettelijke regeling doen of beschikken moet. Betreft de te nemen beschikking een geldelijke aanspraak, dan kan de rechter de beschikking zelf in zijn uitspraak vaststellen. De rechter kan bovendien het orgaan welks handeling vernietigd wordt, tot vergoeding aan de ambtenaar veroordelen, indien er daartoe termen zijn en het bezwaarschrift een daartoe strekkende vordering inhoudt.
Bevordering
3.17
In de bestreden beschikking is slechts een beslissing gegeven ten aanzien van de bezoldiging. Niet is beslist ten aanzien van bevordering. Dit werpt allereerst de vraag op of door klager een concreet verzoek om retroactieve bevordering tot hoofdinspecteur was voorgelegd. Het verzoek of de verzoeken zelf bevinden zich niet bij de stukken die als productie bij het bezwaarschrift zijn gevoegd. Verweerder heeft bij de contramemorie in het geheel geen stukken als bedoeld in artikel 52 van de Rar overgelegd. Uit de feiten, zoals onweersproken opgenomen in een door klager overgelegde uitspraak van dit Gerecht (van 20 april 2015, GAZ 38/14, uitspraaknummer 24) en hierboven weergegeven, volgt evenwel genoeglijk dat klager (meermalen) om bevordering heeft verzocht.
3.18
Volgens klager komt hij in aanmerking voor bevordering, gelet op de inschaling waar hij recht op heeft en gelet op een functiewaarderingsrapport dat door een door de landsoverheid ingeschakeld consultancybureau is opgemaakt. Het betreft een rapport van Deloitte & Touche van 13 mei 2004 (betreffende FUWASYS en houdende onder meer een inschalingsadvies salarisschaal 13 voor de functie van Hoofd Criminele inlichtingendienst. Dit advies is door de toenmalige Korpschef voor akkoord getekend. Volgens klager was zijn voorganger zelfs ingeschaald in schaal 14.
3.19
Volgens verweerder is de functiewaardering zoals in genoemd rapport geadviseerd nooit vastgesteld en wordt het rapport binnen de overheid niet gehanteerd. Volgens verweerder is klager al bij besluit van 17 september 2015 door verweerder bevorderd naar schaal 12, terwijl de Raad van Ministers (van de Nederlandse Antillen) op 26 september 2007 alle chef-functies bij de politiekorpsen binnen KPSM heeft vastgesteld op schaal 11. Slechts omdat alles chefs van divisies binnen KPSM in schaal 12 zijn geplaatst is besloten om ook klager in schaal 12 te plaatsen, aldus verweerder.
3.2
Verweerder heeft het ter zitting aangehaalde besluit van 17 september 2015 ter zitting overgelegd. Hierin staat:
‘(…) Naar aanleiding van uw bezwaarschrift d.d. 23 november 2011, waarin u verzoekt om bevorderd te worden naar schaal 13 kan ik u als volgt informeren.
Bij bestudering van uw dossier blijkt dat u gesolliciteerd heeft naar de functie Chef Criminele Inlichtingen Dienst in de veronderstelling dat het om een schaal 12 functie was. De veronderstelling is gekomen daar de personen die de functie op dat moment bekleden in die schaal zaten. U bent eraan voorbij gegaan dat de Raad van Ministers op dd. 26 september 2007 de beslissing is genomen heeft genomen om alle Chefs functies bij de politie korpsen in de Nederlandse Antillen vast te stellen op schaal 11.
Niettegenstaande uw veronderstelling stem ik in om u te bevorderen naar schaal 12 dit gelijk aan alle chefs divisies binnen het Korps Politie St. Maarten en het verzoek om bevorderd te worden naar schaal 13 wordt afgewezen. (…)’
Door klager is weersproken dat dit besluit hem op enig eerder moment bekend is gemaakt. Zijdens verweerder is daarop niet onderbouwd of en zo ja, hoe het besluit eerder dan bij gelegenheid van deze mondelinge behandeling aan klager bekend was gemaakt. Nu niet kan worden vastgesteld dat het besluit eerder was gegeven gaat het Gerecht hieraan voor de onderhavige beoordeling voorbij.
3.21
Het Gerecht stelt vast dat verweerder klager retro-actief heeft ingeschaald in schaal 12p. Ingevolge artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, gelezen in samenhang met het derde lid, aanhef en onder f, van het Besluit Rechtspositie is hoofdinspecteur een van de hoofdrangen voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en is deze rang verbonden aan functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingschaal 12, 13 en 14.
3.22
In dat licht en gelet op de verzoeken van klager had verweerder in de bestreden beschikking ook een besluit moeten nemen ten aanzien van de bevordering van klager naar de rang van hoofdinspecteur. In zoverre houdt de bestreden beschikking een (fictieve) weigering in en kan de bestreden beschikking geen stand houden. Slotsom is dat verweerder alsnog op dit punt dient te beslissen. In die besluitvorming dient ook acht te worden geslagen op hetgeen hierna onder 3.28 is overwogen.
Bezoldiging
3.23
In de bestreden beschikking is overwogen dat de inschaling van klager in schaap 11p, trede 1, bij plaatsingsaanbod van 20 september 2010 niet correct is gebleken, omdat klager daardoor achteruit ging in salaris. Besloten is om klager retroactief per 10 oktober 2010 in te schalen in schaal 12p, trede 1. Klager is het niet met deze inschaling eens en baseert zijn aanspraak op schaal 13p blijkens het bezwaarschrift op het rapport van Deloitte & Touche van 13 mei 2004.
3.24
Uit het gevoerde verweer, in het bijzonder uit de verwijzing naar een besluit van 17 september 2015 (waarvan niet is vastgesteld dat dit aan klager bekend is gemaakt eerder dan ter mondelinge behandeling van onderhavig bezwaar) blijkt dat verweerder bekend was met het feit dat klagers verzoek strekte tot inschaling in schaal 13p. De beslissing in de bestreden beschikking om klager te plaatsen in schaal 12p in plaats van in schaal 13p vergde dan ook een nadere motivering, omdat in zoverre het verzoek van klager werd afgewezen. Die motivering ontbreekt in de bestreden beschikking. Ook op dit punt kan de bestreden beschikking dan ook niet in stand blijven.
3.25
Weliswaar heeft verweerder achteraf een motivering verstrekt, maar de Rar voorziet niet in de mogelijkheid om de bestreden beschikking (gedeeltelijk) nietig te verklaren maar de rechtsgevolgen in stand te laten. Een nadere beoordeling van hetgeen over de achteraf gegeven motivering over en weer naar voren is gebracht zal dan ook achterwege blijven. Slotsom is dat verweerder opnieuw, met een dragende motivering, op dit punt dient te beslissen. In die besluitvorming dient ook acht te worden geslagen op hetgeen hierna onder 3.28 is overwogen.
Uitbetaling naar aanleiding van retroactief aangepaste inschaling
3.26
De bestreden beschikking ziet strikt genomen niet op de uitkering van het verschil in het over de jaren ontvangen salaris en het salaris dat aan klager toekwam op grond van de retroactieve hogere inschaling. Er zijn blijkens de nadere berichten van verweerder wel dergelijke betalingen verricht, al is tussen partijen nog in geschil hoeveel er precies is betaald en uit welken hoofde. In zoverre is het bezwaar mede gericht tegen de feitelijk al dan niet verrichte betalingen. Dat klager heeft verzocht om uitkering van bedoeld verschil staat genoegzaam vast.
3.27
In het nog te nemen beschikking(en) dan wel in de feitelijke afhandeling van de nabetalingen op de verzoeken van klager zal verweerder opnieuw dienen te bezien wat er aan klager toekomt (mede gelet op de opnieuw te nemen beslissing ten aanzien van de inschaling), met een overzicht van hetgeen al is nabetaald, zodat voor klager kenbaar is wat aan hem is uitgekeerd en uit welken hoofde, en wat hem eventueel nog toekomt.
3.28
In dat kader is van belang dat verweerder ook inzichtelijk maakt hoe over de periode tot 10 oktober 2010 is afgerekend, zodat dit ook in de te verrichten besluitvorming van verweerder ten aanzien van de ingangsdatum van de retroactieve indeling in een hogere schaal en de bevordering kan worden meegenomen.
Conclusie en proceskosten
3.11
Gelet op voorgaande kan de bestreden beschikking niet in stand blijven en, reden waarom deze zal worden vernietigd als hierna te bepalen. De Minister heeft dus opnieuw te beslissen als hierna te bepalen met inachtneming van voorgaande.
3.12
Het Gerecht acht termen aanwezig om te bepalen dat het land Sint Maarten aan klager een bedrag betaalt als vergoeding van door klager gemaakte proceskosten. Deze worden naar analogie van het Besluit Proceskosten Bestuursrecht bepaalt op NAf 1.400,--, zijnde 1 punt voor het bezwaarschrift en 1 punt voor de mondelinge behandeling.

5.Beslissing

Het Gerecht in ambtenarenzaken:
5.1
verklaart het bezwaar gegrond en de bestreden beschikking nietig;
5.2
bepaalt dat verweerder binnen zes weken na heden opnieuw op de verzoeken van klager ten aanzien van bevordering, bezoldiging en nabetaling zal beschikken en eventueel doen (met betrekking tot nabetaling), alles met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen en in overeenstemming met hetgeen verweerder ingevolge de genoemde wettelijke bepalingen doen of beschikken moet en
5.3
veroordeelt het Land Sint Maarten tot vergoeding aan klager van een bedrag van NAf 1.400,-- voor de kosten van deze procedure.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Mans, rechter in het Gerecht in ambtenarenzaken van Sint Maarten, en uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier op 27 maart 2017.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk. Zie titel IV van de Regeling Ambtenarenrechtspraak.