ECLI:NL:OGAACMB:2017:49

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 juli 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
AUA201700832
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorziening bij voorraad in ambtenarenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 3 juli 2017 uitspraak gedaan op een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad, ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.E. Rosenstand. De verzoeker had een mailbericht van 25 april 2017 ontvangen van de directeur van het Departamento di Impuesto, waarin hij werd verplicht om 47 vakantiedagen aansluitend op te nemen. De verzoeker heeft op 15 mei 2017 het gerecht verzocht om een voorziening bij voorraad, maar heeft geen bezwaarschrift ingediend tegen het mailbericht. Dit leidde tot de conclusie dat niet voldaan was aan het vereiste van materiële connexiteit.

Het Gerecht overwoog dat, hoewel artikel 84, vierde lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) de mogelijkheid biedt om een bezwaarschrift in te dienen na de uitspraak op een verzoek om een voorziening bij voorraad, de termijn voor het indienen van bezwaar in dit geval reeds verstreken was. De rechter concludeerde dat een nog in te dienen bezwaar niet-ontvankelijk zou zijn. De verzoeker had ook betoogd dat zijn verzoek samenhing met een eerder Landsbesluit, maar dit werd verworpen omdat het Landsbesluit inmiddels was ingetrokken.

Uiteindelijk heeft het Gerecht het verzoek afgewezen, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Uitspraak van 3 juli 2017
AUA201700832
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[klager],
wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
gericht tegen:
de directeur van het Departamento di Impuesto,
zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DRH).

1.PROCESVERLOOP

Bij mailbericht van 25 april 2017 heeft verweerder verzoeker verplicht 47 vakantiedagen aansluitend op te nemen.
Op 15 mei 2017 heeft verzoeker het gerecht verzocht een voorziening bij voorraad te treffen.
Op 12 juni 2017 heeft verweerder een contramemorie ingediend.
Op 16 juni 2017 heeft verzoeker nadere stukken ingediend.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juni 2017, waar verzoeker, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd, en verweerder, vertegenwoordigd door de gemachtigde voornoemd, bijgestaan door M. Meaux, werkzaam bij het Departamento di Recurso Humano, R. Pang en S. Freitas, beiden werkzaam bij de Centrale Accountantsdienst, en L. Pieters en A. Giel, beiden werkzaam bij de Departamento di Impuesto, zijn verschenen.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de La wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
Ingevolge artikel 94 kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, vervalt de uitspraak op een zodanig verzoekschrift indien niet binnen acht dagen nadien een bezwaarschrift, betreffende de hoofdzaak, bij het gerecht is ingediend.
2.2
Verzoeker heeft bij het gerecht geen bezwaarschrift tegen het mailbericht van 25 april 2017 ingediend. Aldus is niet voldaan aan het vereiste van materiële connexiteit. Weliswaar biedt artikel 84, vierde lid, van de La een verzoeker de mogelijkheid om eerst nadat uitspraak op een verzoek om het treffen van een voorziening bij voorraad is gedaan een bezwaarschrift betreffende de hoofdzaak in te dienen, maar in dit geval is de termijn, waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt reeds verstreken. Een nog in te dienen bezwaar zal naar voorlopig oordeel dan ook niet‑ontvankelijk worden verklaard.
Voor zover verzoeker ter zitting heeft betoogd dat het verzoek samenhangt met het Landsbesluit van 27 januari 2017, no. 9, waarbij de Gouverneur verzoeker in zijn ambt heeft geschorst, geeft dat geen grond voor een ander oordeel, reeds omdat dit Landsbesluit bij Landsbesluit van 1 juni 2017, no. 1 door de Gouverneur is ingetrokken. Voor zover verzoeker ter zitting heeft betoogt dat het verzoek samenhangt met laatstvermeld Landsbesluit, geeft dat evenmin grond voor een ander oordeel, reeds omdat dat Landsbesluit dateert van na het indienen van het verzoek om het treffen van een voorziening bij voorraad.
2.3
Gelet op het vorenoverwogene bestaat geen grond voor het treffen van een voorziening.
2.4
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juli 2017 in aanwezigheid van de griffier.