In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die een schaarstetoelage had aangevraagd. De klaagster, vertegenwoordigd door mr. E. Duijneveld, had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden die in de ministeriële beschikking van 10 januari 2017 waren opgenomen. Deze beschikking verleende haar een schaarstetoelage van 10% van haar bezoldiging, met de mogelijkheid tot intrekking of verlaging van de toelage bij onvoldoende functioneren of bij verandering van functie.
Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, aangezien zij de beschikking op 20 januari 2017 had ontvangen. Inhoudelijk was klaagster het niet eens met de voorwaarden van de beschikking, die volgens haar in strijd waren met het gevoerde beleid. Verweerder, de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie, voerde aan dat de schaarstetoelage correct was verleend volgens het beleid.
Het gerecht oordeelde dat het beleid van verweerder, dat als buitenwettelijk begunstigend beleid wordt gekarakteriseerd, als gegeven moet worden aanvaard. De rechterlijke toetsing was beperkt tot de vraag of het beleid consistent werd toegepast. Na beoordeling van de feiten concludeerde het gerecht dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor de toekenning van de schaarstetoelage, omdat zij niet werkzaam was bij de in het beleid genoemde diensten. Het bezwaar werd derhalve ongegrond verklaard.
De uitspraak werd gedaan op 11 september 2017 door mr. W.J. Noordhuizen en is openbaar uitgesproken op 5 september 2017. De partijen hebben het recht om binnen dertig dagen hoger beroep in te stellen tegen deze beslissing.