Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao op 29 oktober 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen klaagster, een ambtenaar, en de Regering van Curaçao. Klaagster was met ingang van 27 juni 2017 in haar ambt geschorst naar aanleiding van een strafrechtelijk onderzoek naar fraude. Klaagster heeft bezwaar aangetekend tegen het schorsingsbesluit, maar het Gerecht oordeelde dat het bezwaar ongegrond was. Het Gerecht overwoog dat de wetgever in artikel 96 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (LMA) een evidente verschrijving had gemaakt, en dat de inhouding van een derde van het loon van klaagster gedurende de schorsing rechtmatig was. Klaagster had op 19 oktober 2017 bezwaar ingediend, wat tijdig was, en het Gerecht ontving haar bezwaar. Het Gerecht concludeerde dat de schorsing van klaagster op grond van artikel 95 van de LMA gerechtvaardigd was, en dat de inhouding van haar loon gedurende de schorsing ook rechtmatig was. Het Gerecht oordeelde dat verweerster voldoende gemotiveerd had gehandeld, ondanks dat er geen expliciete motivering was gegeven in het schorsingsbesluit. De schorsing bleef in stand, maar het Gerecht bepaalde dat de inhouding van het loon na de eindbeslissing in de strafzaak tegen klaagster, op 15 augustus 2018, moest worden stopgezet. Het Gerecht wees de verzoeken van klaagster af en verklaarde het bezwaar ongegrond.