ECLI:NL:OGAACMB:2018:13

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
AUA201701055
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van een ambtenaar tijdens disciplinaire procedure wegens verdenking van ernstig plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 12 maart 2018 uitspraak gedaan over het bezwaar van een klager tegen zijn schorsing door de Gouverneur van Aruba. De schorsing was opgelegd op basis van een landsbesluit van 8 mei 2017, waarbij de klager met toepassing van artikel 87, onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) in zijn ambt was geschorst. De klager had bezwaar gemaakt tegen deze schorsing, stellende dat hij zich niet schuldig had gemaakt aan de hem verweten gedragingen. Hij betoogde dat zijn uitingen in Whatsapp-berichten slechts grappen waren en dat zijn belangen zwaarder zouden moeten wegen dan die van de verweerder.

Het gerecht overwoog dat de schorsing was gebaseerd op een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, die voortkwam uit een disciplinair onderzoek naar de klager. De rechter benadrukte dat het rechtszekerheidsbeginsel vereist dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en dat de verweerder voortvarendheid moet betrachten in het onderzoek. Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat de schorsing gerechtvaardigd was en verklaarde het bezwaar van de klager ongegrond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging in ambtenarenzaken, vooral wanneer de integriteit van een ambtenaar in het geding is.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2018
AUA201701055
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen:
de Gouverneur van Aruba,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 8 mei 2017, no. 1, heeft verweerder besloten klager met toepassing van artikel 87, onder c, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van het landsbesluit in zijn ambt te schorsen, tot op de dag waarop het bevoegd gezag een besluit heeft genomen omtrent de disciplinaire strafoplegging.
Tegen dit landsbesluit heeft klager op 6 juni 2017 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Verweerder heeft op 26 september 2017 een contramemorie, met producties, ingediend.
De zaak is op 2 oktober 2017 behandeld ter zitting, alwaar zijn verschenen klager in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klager kan zich niet verenigen met de hem opgelegde schorsing en stelt zich daarbij op het standpunt dat hij zich niet heeft schuldig gemaakt aan hetgeen hem in de bestreden beschikking wordt verweten. Klager kan zich niet vinden in de stelling dat hij met zijn gedrag de grenzen van het toelaatbare zou hebben overschreden, hetgeen onacceptabel is voor een politieambtenaar en dat hij met zijn gedrag zowel zijn persoonlijke integriteit als zijn integriteit als ambtenaar bij het Korps Politie Aruba zou hebben geschaad.
Klager voert ter zitting aan dat zijn uitingen in de overgelegde uitdraai van de Whatsapp-berichten grappen waren. Bij een zorgvuldige belangenafweging, dient verweerder, de belangen van klager zwaarder te laten wegen dan een eventueel belang van verweerder, aldus klager.
2.2
De in de bestreden beschikking vervatte schorsing is gebaseerd op artikel 87, aanhef en onder c van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma). Volgens deze bepaling kan, onverminderd het bepaalde in artikel 82 van de Lma, de ambtenaar door het bevoegde gezag worden geschorst in zijn ambt wanneer, naar het oordeel van het bevoegde gezag, het belang van de dienst dat vordert. Het gaat hier derhalve om de bevoegdheid van het bevoegde gezag om een ordemaatregel te treffen.
2.3
Naar vaste jurisprudentie vindt het bevoegde gezag in een hem bekend geworden concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim van een ambtenaar waardoor aan diens integriteit moet worden getwijfeld en waardoor het noodzakelijk in de ambtenaar te stellen vertrouwen dermate is geschaad dat het niet aanvaardbaar is dat hij zijn werkzaamheden blijft verrichten, in het algemeen voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel.
2.4
Wat betreft de vraag of in dit geval er voldoende grond voor het treffen van een ordemaatregel bestond, overweegt de ambtenarenrechter dat de maatregel is genomen in verband met een door verweerder opgestart disciplinair onderzoek naar aanleiding van het vermoeden van door klager gepleegd ernstig plichtsverzuim. Vermoed wordt – zo blijkt uit de bestreden beschikking – dat klager zich zou hebben schuldig gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal onder verzwarende omstandigheden.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht gaat het in deze - gelet op de overgelegde stukken en met name de Whatsapp-berichten en de verklaring van [X] - om een concrete verdenking van ernstig plichtsverzuim, zodat schorsing gedurende het disciplinaire onderzoek in redelijkheid in het belang van de dienst kan worden geacht. Het gerecht merkt in dit verband echter wel op dat het rechtszekerheidsbeginsel met zich brengt dat een schorsing niet langer duurt dan noodzakelijk en in dat verband door verweerder voortvarendheid dient te worden betracht bij de uitvoering van het disciplinaire onderzoek.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar ongegrond is. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop, geen wettelijke grondslag.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 maart 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).