ECLI:NL:OGAACMB:2018:15

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
12 maart 2018
Publicatiedatum
20 maart 2018
Zaaknummer
AUA201702414
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het bezwaar tegen de afwijzing van een schaarstetoelage door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie

In deze zaak heeft klaagster, werkzaam in Aruba, bezwaar aangetekend tegen de afwijzing van haar verzoek om een schaarstetoelage van 20% door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie. De afwijzing vond plaats op 15 augustus 2017, waarna klaagster op 13 september 2017 bezwaar indiende bij het Gerecht in Ambtenarenzaken. De Minister stelde dat het beleid inzake de schaarstetoelage niet van toepassing was op ambtenaren van de Dienst Openbare Werken (DOW), waar klaagster werkzaam is. Klaagster voerde aan dat zij voldeed aan de voorwaarden voor de toelage en dat haar functie als hoofd van de afdeling Algemene Zaken als schaars was aangemerkt. Tevens deed zij een beroep op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar een collega die wel een schaarstetoelage ontving.

Het Gerecht overwoog dat het beleid van de Minister buitenwettelijk begunstigend was en dat de rechterlijke toetsing beperkt was tot de consistentie van de toepassing van dit beleid. Het Gerecht concludeerde dat klaagster niet voldeed aan de vereisten voor de schaarstetoelage, omdat zij niet werkzaam was bij de in het beleid genoemde diensten. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd afgewezen, omdat de gevallen van klaagster en haar collega niet gelijk waren. De uitspraak werd gedaan op 12 maart 2018, waarbij het bezwaar van klaagster ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

Uitspraak van 12 maart 2018
AUA201702414
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende in Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:
De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.O. Senchi (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij brief van 15 augustus 2017 (hierna: de bestreden beslissing) heeft verweerder het verzoek van klaagster, gedaan bij brief van 26 november 2015 tot toekenning van een schaarstetoelage van 20%, afgewezen.
Hiertegen heeft klaagster op 13 september 2017 bezwaar ingesteld bij dit gerecht.
Verweerder heeft op 27 december 2017 een contramemorie, met producties, ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 januari 2018, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Klaagster kan zich niet verenigen met de weigering aan haar de schaarstetoelage van 20% toe te kennen en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij aan de toekenningsvoorwaarden voor de toelage voldoet, dat zij hoofd van de afdeling Algemene Zaken is bij de Dienst Openbare Werken (DOW), dat voor deze functie kennis en ervaring op financieel academisch/HBO-gebied is vereist en dat deze functie als kwalitatief c.q. schaars is aangemerkt. Klaagster voert voorts aan dat zij naast deze functie ook als administrateur fungeert. Tevens heeft klaagster een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, stellende dat de DOW recentelijk een jurist ([X]) heeft aangetrokken voor de functie van hoofd van de afdeling Beleid en Toezicht, dat hij werkzaam was bij de Directie Wetgeving en Juridische zaken en dat hij wel een toelage van 20% ontvangt.
2.2
Verweerder stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat het beleid inzake de schaarstetoelage niet van toepassing is op ambtenaren werkzaam bij de DOW. Voorts voert verweerder aan dat het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen, nu het in dit geval geen gelijke gevallen betreft. [X] ontvangt geen schaarste toelage maar een toelage ex artikel 25 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
2.3
Het gerecht overweegt als volgt.
Het beleid van verweerder ter zake van de schaarstetoelage, zoals neergelegd in het handboek onder paragraaf 4.1.14 luidt - voor zover hier van belang - als volgt:
Wie komen in aanmerking voor de schaarstetoelage?
Gekwalificeerde krachten welke, gezien de schaarste die er op Aruba heerst, moeilijk zijn aan te trekken voor de volgende diensten/directies (…):
  • Directie Financiën (DF);
  • Centrale Accountantsdienst (CAD);
  • Algemene Rekenkamer Aruba (ARA);
  • Belastingkantoor (…);
  • IT-personeel Directie Informatievoorziening en Automatisering (DIA) (…);
  • Juristen Directie Wetgeving en Juridische Zaken (DWJZ) (…)
.… met een opleiding HEAO (BE/AA/RA), volledige SPD, NIVRA opleiding tot en met de eerste fase, doctoraal bedrijfseconomie en registeraccountant, FEF, SEF, doctoraal bedrijfskunde (financieel-economische richting), doctoraal bestuurskunde (financieel-economische richting) en Master of Business Administration (MBA) (…)
De kern van de regeling is: het toekennen van een toelage van 10% oplopend met 5% per jaar tot een maximum van 20% van de bezoldiging aan de zittende en nieuw aan te trekken gekwalificeerde krachten die aan de opleidingseisen voldoen en goed functioneren.
(…).
Wat betreft de belastingdienst was deze algemene regeling tot 1 december 2004 alleen van toepassing op de BAD, doch met ingang van 1 december 2004 is deze regeling, in verband met de reorganisatie van de Belastingdienst van toepassing verklaard op het Belastingkantoor.”
2.4
Het door verweerder gevoerde beleid betreft zogeheten buitenwettelijk begunstigend beleid. Naar vaste rechtspraak van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken [1] dient de ambtenarenrechter het bestaan en de inhoud van dergelijk beleid als een gegeven te aanvaarden en blijft de rechterlijke toetsing als gevolg daarvan beperkt tot de vraag of het beleid consistent wordt toegepast.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht voldoet klaagster niet aan de vereisten voor toekenning van een schaarstetoelage, nu zij niet werkzaam is bij een van de in het gevoerde beleid genoemde diensten.
2.6
Klaagster doet voorts een beroep op het gelijkheidsbeginsel en voert hiertoe aan dat haar collega [X] bij zijn overplaatsing naar de DOW zijn schaarstetoelage heeft behouden.
2.7
Allereerst wordt overwogen dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld. Uit de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting is gebleken dat de 20% schaarstetoelage van [X] bij zijn overplaatsing naar de DOW is omgezet in een toelage van 20% ex artikel 25 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Dat betekent dan ook dat de vergelijking door klaagster van haar geval met dat van [X] niet opgaat. Het beroep van klaagster op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
2.8
Klaagster heeft eerst ter zitting van 29 januari 2017 verzocht om een toelage ex artikel 25 Lma. Indien het gerecht een inhoudelijk oordeel zou geven over dit verzoek, zou het gerecht buiten de omvang van het geding treden.
Indien klaagster meent een beroep te kunnen doen op een toelage ex artikel 25 van de Lma, dient zij dit (alsnog) bij het bevoegde gezag te verzoeken.
2.9
Gelet op het vorenstaande zal het bezwaar van klager ongegrond worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 12 maart 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, La).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, La).

Voetnoten

1.Vgl. RvBAz 2012/59437 en 2012/59511 van 9 april 2014