ECLI:NL:OGAACMB:2018:19

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
Gaza nr. AUA201702147
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen terbeschikkingstelling van ambtenaar bij Dienst Publieke Scholen

In deze zaak heeft klaagster, een ambtenaar werkzaam bij de Dienst Publieke Scholen (DPS), bezwaar gemaakt tegen een ministeriële beschikking die haar ter beschikking heeft gesteld bij de DPS voor de periode van 1 juni 2009 tot 26 april 2017. Klaagster was van mening dat zij om een overplaatsing had verzocht en niet om een terbeschikkingstelling. De bestreden beslissing was enkel een vastlegging van de feitelijke situatie en er was nog niet beslist op haar verzoek om overplaatsing. Het gerecht heeft vastgesteld dat klaagster haar bezwaarschrift tijdig had ingediend, aangezien zij de beschikking op 24 augustus 2017 had ontvangen. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de bestreden beslissing geen negatieve impact had op de rechtspositie van klaagster, omdat het enkel een bevestiging was van haar terbeschikkingstelling en niet van een wijziging in haar functie of status. De rechter heeft het bezwaar van klaagster ongegrond verklaard en geen kostenveroordeling opgelegd, aangezien de Landsverordening ambtenarenrechtspraak dit niet toestaat. De uitspraak is gedaan door mr. W.J. Noordhuizen op 9 april 2018.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
Gaza nr. AUA201702147
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[klaagster],
wonend in Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
gericht tegen:
de Minister van Onderwijs en Gezin,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

1.1
Bij ministeriele beschikking van 1 augustus 2017 (hierna: de bestreden beslissing), is klaagster met ingang van 1 juni 2009 tot 26 april 2017 ter beschikking gesteld bij de Dienst Publieke Scholen (DPS).
1.2
Op 1 september 2017 heeft klaagster hiertegen bezwaar gemaakt.
1.3
Verweerder heeft op 8 december 2017 een contramemorie ingediend.
1.4
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 5 maart 2018, alwaar zijn verschenen klaagster bij haar gemachtigde voornoemd en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
1.5
Hierna is uitspraak bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Klaagster heeft de bestreden beschikking op 24 augustus 2017 ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat zij haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klaagster is derhalve ingevolge artikel 41, derde lid van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.3
Klaagster is het er niet mee eens dat zij bij de bestreden beslissing ter beschikking van de DPS is gesteld, daar zij om een overplaatsing heeft verzocht en niet om een terbeschikkingstelling. Klaagster voert voorts aan dat zij bij haar benoeming bij het Bureau Traimerdia niet wist dat dit bureau onder de DPS ressorteerde. Verweerder had klaagster bij bestreden beschikking moeten overplaatsen naar de DPS, aldus klaagster.
2.4
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan worden uitgegaan van de volgende feiten en omstandigheden.
2.4.1
Klaagster is bij landsbesluit van 6 maart 1991 als leerkracht in vaste pensioengerechtigde dienst benoemd bij het Openbaar Onderwijs.
2.4.2
Bij landsbesluit van 1 januari 1993 is klaagster ontheven uit haar functie van leerkracht en benoemd als ambtenaar in de rang van hoofdcommies 1ste klasse bij de Directie Onderwijs.
2.4.3
Per 1 juni 2009 is de DPS ingesteld. De naschoolse opvang Traimerdia valt sinds de instelling van de DPS onder DPS. Het personeel van de naschoolse opvang is benoemd bij de DPS met uitzondering van klaagster.
2.4.4
Klaagster is sinds 1 augustus 2009 werkzaam als coördinator van het Bureau Traimerdia. Bij landsbesluit van 18 september 2013 is klaagster met ingang van 1 augustus 2009 bevorderd naar de rang van administrateur in schaal 13.
2.4.5
Klaagster heeft bij brief van 3 maart 2015 verzocht om overgeplaatst te worden naar de DPS.
2.4.6
Bij landsbesluit van 7 maart 2017 is aan klaagster, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, ingaande 26 oktober 2017 eervol ontslag verleend.
2.5
Het gerecht kan klaagster niet volgen in haar betoog. De bestreden beslissing behelst immers uitsluitend een vastlegging van de feitelijke terbeschikkingstelling van klaagster aan de DPS in de functie van coördinator Bureau Traimerdia met ingang van 1 juni 2009 tot 26 april 2017. Op het verzoek van klager van 3 maart 2015 is (nog) niet beslist.
Het gerecht is met verweerder van oordeel dat niet valt in te zien op welke wijze klaagster met de bestreden beslissing in haar rechtspositie wordt geschaad.
2.6
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het bezwaar van klaagster ongegrond zal worden verklaard. Voor een kostenveroordeling biedt de La, gelet op dit resultaat, geen mogelijkheid.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter zitting van maandag 9 april 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Ieder der partijen is bevoegd tegen een door het gerecht genomen met redenen omklede eindbeslissing als bedoeld in artikel 89, hoger beroep in te stellen (art. 97, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger dan wel gemachtigde bij de uitspraak tegenwoordig is geweest, en in de andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending of terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, welke dag bij toezending aan de voet van het afschrift en bij terhandstelling op het ontvangstbewijs wordt vermeld (art. 98, eerste lid, LA).
Het hoger beroep wordt ingesteld door een beroepschrift aan de raad in te zenden ter griffie van die raad te Oranjestad (art. 98, tweede lid, LA).