ECLI:NL:OGAACMB:2018:20

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
9 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
Gaza nr. AUA201702615
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding in ambtenarenrechtelijke context met betrekking tot functiewijziging en toelage

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 9 april 2018 uitspraak gedaan op het bezwaar van klaagster, die schadevergoeding eiste wegens het uitblijven van een beslissing op haar verzoek om functiewijziging en toekenning van een directeurstoelage. Klaagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, had eerder een verzoek ingediend om haar functie van 'coördinator' te wijzigen naar 'directeur' en om met terugwerkende kracht een directeurstoelage te ontvangen. Dit verzoek was eerder gegrond verklaard door het gerecht, maar verweerder, de Minister van Onderwijs en Gezin, had geen gevolg gegeven aan deze uitspraak.

Tijdens de zitting op 19 februari 2018 werd het bezwaar behandeld, waarbij klaagster en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. V.M. Emerencia. Klaagster stelde dat zij sinds augustus 2009 als directeur werkzaam was en recht had op de directeurstoelage, die zij miste tot aan haar pensioen op 26 april 2017. Verweerder erkende dat er geen beslissing was genomen, maar betoogde dat er geen schadevergoeding kon worden toegekend omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat klaagster schade had geleden.

Het gerecht oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat nog niet vaststond dat klaagster daadwerkelijk schade had geleden. De rechter benadrukte dat verweerder weliswaar verplicht was om op het verzoek van klaagster te beslissen, maar dat dit niet automatisch betekende dat klaagster recht had op de verzochte toelage. Het bezwaar werd ongegrond verklaard, maar het gerecht merkte op dat verweerder uit zorgvuldigheidsoverwegingen alsnog op het verzoek van klaagster diende te beslissen. De uitspraak werd gedaan door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken, en hoger beroep is mogelijk binnen 30 dagen na deze uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 9 april 2018
Gaza nr. AUA201702615
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
DE MINISTER VAN ONDERWIJS EN GEZIN,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 12 juni 2017, GAZA nr. 2517 van 2016/AUA201601143, heeft het gerecht het bezwaar gericht tegen het uitblijven van een beschikking op het verzoek van klaagster van 10 april 2015, om de titel van haar functie te wijzigen van “coördinator” naar “directeur” en om haar vanaf 1 april 2015 een directeurstoelage toe te kennen, gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen één maand na deze uitspraak schriftelijk op dat verzoek moet beschikken.
Op 5 oktober 2017 heeft klaagster een bezwaarschrift ex artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La) ingediend, omdat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan voornoemde uitspraak.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van 19 februari 2018, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Hierna is uitspraak bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
2.1
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
2.2
Het bezwaarschrift van klaagster strekt ertoe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Klaagster betoogt hiertoe dat zij sedert augustus 2009 directeur is van Trai Merdia en als gevolg hiervan aanspraak heeft op de directeur toelage. Een passende schadevergoeding komt neer op de door klaagster gemiste directeur toelage vanaf augustus 2009 tot haar pensioen op 26 april 2017, aldus klaagster.
2.3
Verweerder stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat er inderdaad nog geen gevolg is gegeven aan de uitspraak van 12 juni 2017, dat de Departamento di Recurso Humano (DRH) op 19 januari 2018 een advies aan de minister heeft doen toekomen, en dat er binnenkort een beslissing volgt. Voor toekenning van schadevergoeding is slechts plaats indien met zekerheid kan worden vastgesteld dat klaagster schade heeft geleden. In casu kan dit niet met zekerheid worden vastgesteld, aldus verweerder.
2.4
Het gerecht stelt vast dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 12 juni 2017, waarbij hij is opgedragen om binnen een maand op het verzoek van klaagster te beslissen.
2.5
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
2.6
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klaagster om vergoeding van schade niet kan worden toegewezen, nu nog niet vaststaat dat klaagster schade heeft geleden. De uitspraak van dit gerecht van 12 juni 2017 brengt niet met zich mee dat verweerder gehouden is het verzoek van klaagster in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op het verzoek van klaagster en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klaagsters verzoek. Daarmee is echter nog niet vast komen te staan dat klaagster voor de verzochte toelage in aanmerking komt en met ingang van welke datum.
2.7
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is op het verzoek van klaagster te beslissen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 9 april 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Op grond van artikel 134 Landsverordening ambtenarenrechtspraak staat tegen deze uitspraak hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Hoger beroep dient te worden ingesteld binnen 30 dagen na de dag van deze uitspraak.