ECLI:NL:OGAACMB:2018:26
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. Noordhuizen
- Rechtspraak.nl
Discretionaire bevoegdheid van de minister bij toekenning van ambtenarentoelage en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, die een maandelijkse toelage van Afl. 300,- ex artikel 25 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) had aangevraagd. Klager was van mening dat de toelage met terugwerkende kracht vanaf 13 september 2013, de datum waarop hij zijn training had afgerond, toegekend diende te worden, in plaats van de door verweerder vastgestelde ingangsdatum van 1 februari 2016. Klager heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister van Justitie, die de toelage had toegekend.
Het gerecht heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de minister om een toelage toe te kennen discretionair van aard is. Dit betekent dat de minister niet verplicht is om de toelage met terugwerkende kracht toe te kennen. Het gerecht heeft ook overwogen dat klager zijn bezwaarschrift tijdig had ingediend, ondanks dat dit na de uiterste indieningsdatum was, omdat hij de beschikking pas op 17 november 2016 had ontvangen.
Bij de beoordeling van het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft het gerecht geconcludeerd dat er geen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen zijn gedaan door de minister die rechtens te honoreren verwachtingen bij klager konden wekken. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagde derhalve niet. Uiteindelijk heeft het gerecht het bezwaar van klager ongegrond verklaard, omdat de gronden van het bezwaar niet voldoende waren om de bestreden beschikking te vernietigen.