ECLI:NL:OGAACMB:2018:43
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopige voorziening in ambtenarenrechtelijke geschil over salarisstopzetting
In deze zaak heeft verzoekster, een ambtenaar, een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening bij het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba. Dit verzoek volgde op een mededeling van de directeur van de Dienst Openbare Werken dat haar salaris per 1 april 2018 zou worden stopgezet en dat het salaris over de periode van 22 februari 2018 tot 1 april 2018 kon worden teruggevorderd. Verzoekster had zich op 13 april 2018 tot het gerecht gewend, na een eerdere brief van 29 maart 2018 waarin haar werd meegedeeld dat zij zich per 21 februari 2018 had moeten melden bij de DOW, maar dit had verzuimd.
Tijdens de zitting op 28 mei 2018 werd duidelijk dat verzoekster sinds 20 maart 2017 ter beschikking was gesteld van een ander bureau en dat er geen bezwaren waren tegen haar verzoek om niet terug te keren naar de DOW. Echter, verzoekster had geen gevolg gegeven aan eerdere oproepen om zich te melden en had geen toestemming van het bevoegd gezag om thuis te blijven in afwachting van haar overplaatsing. De rechter oordeelde dat verzoekster haar verplichtingen niet was nagekomen en dat de gevolgen van haar beslissing om zich niet te melden voor haar rekening kwamen.
De rechter concludeerde dat verzoekster geen rechtvaardiging had voor haar afwezigheid en dat de beslissing tot inhouding van haar salaris niet onbevoegd was genomen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, omdat het bezwaar in de hoofdzaak geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd gedaan op 11 juni 2018, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.