ECLI:NL:OGAACMB:2018:55

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
AUA201600240/GAZA nr. 123 van 2016
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing bevordering ambtenaar door Gouverneur

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 2 juli 2018 uitspraak gedaan op het bezwaar van een ambtenaar, klaagster, tegen de afwijzing van haar verzoek om bevordering naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse. De afwijzing was gedaan door de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie, die niet bevoegd was om deze beslissing te nemen. De Raad van Beroep in Ambtenarenzaken had eerder al vastgesteld dat alleen de Gouverneur bevoegd is om dergelijke beslissingen te nemen. Klaagster had op 21 december 2015 een verzoek ingediend, maar dit werd afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft klaagster op 20 januari 2016 bezwaar gemaakt. De zaak is meerdere keren behandeld, waarbij klaagster steeds werd bijgestaan door haar advocaat. Uiteindelijk heeft het gerecht geoordeeld dat de afwijzing onbevoegd was en heeft het bezwaar gegrond verklaard. De afwijzende beschikking van de Minister is vernietigd, en de Gouverneur moet nu alsnog een beslissing nemen op het verzoek van klaagster. Tevens is de Minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klaagster.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juli 2018
AUA201600240/GAZA nr. 123 van 2016
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klaagster],
wonende te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de Minister van Financiën en Overheidsorganisatie,
zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij schrijven van 21 december 2015, heeft verweerder afwijzend beslist op klaagsters verzoek om met ingang van 1 september 2007 te worden bevorderd naar de rang van hoofdcommies 1ste klasse (schaal 11).
Tegen deze beschikking heeft klaagster op 20 januari 2016 bij het gerecht bezwaar gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 22 augustus 2016, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Op 19 september 2016 hebben partijen een akte uitlating ingediend.
Hierna is de zaak ter zitting van 3 oktober 2016 behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen. Waarna de zaak naar de parkeerrol is verwezen.
Op de zitting van 21 mei 2018 is de zaak wederom behandeld, alwaar is verschenen klaagster bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
Klaagster heeft onweersproken gesteld dat zij de bestreden beschikking op 6 januari 2016 heeft ontvangen, zodat het gerecht ervan uitgaat dat zij haar bezwaarschrift heeft ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop zij de bestreden beschikking heeft ontvangen. Klaagster is derhalve ingevolge artikel 41, lid 3 van de La ontvankelijk.
Inhoudelijk
2.2
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder b, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor zover thans van belang, wordt voor de toepassing van deze landsverordening en de uit kracht daarvan gegeven voorschriften onder het bevoegde gezag de Gouverneur verstaan.
2.3
In zijn uitspraken van 26 juli 2016, RvBAz 2014/71419, en van 16 februari 2017, RvBAz 2015/74637, heeft de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken voorop gesteld dat de inhoudelijke beslissing op een verzoek om bevordering van een ambtenaar alleen door de Gouverneur bevoegd genomen kan worden. Dat houdt in dat ook de afwijzing van een dergelijk verzoek aan de Gouverneur als bevoegd gezag is voorbehouden.
Dit betekent dat de in de brief van verweerder van 21 december 2015 11 juni 2015 vervatte afwijzende beslissing onbevoegd is genomen en reeds op grond hiervan vernietigd dient te worden.
2.4
Aan hetgeen partijen verder verdeeld houdt komt het gerecht niet toe.
2.5
Het vorenstaande betekent dat door het bevoegde gezag (de Gouverneur) alsnog een beslissing op klaagsters verzoek tot bevordering zal moeten worden genomen. Het gerecht kan de Gouverneur daartoe evenwel geen last geven, nu deze niet als verweerder in dit geding is betrokken. Klaagster mag er evenwel van uitgaan dat, indien de Gouverneur niet binnen drie maanden na dagtekening van deze uitspraak op klaagsters verzoek heeft beschikt, hij geacht wordt de weigering tot het nemen van een beschikking te hebben uitgesproken, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van de La. Klaagster kan daartegen alsdan binnen dertig dagen bezwaar maken bij het gerecht.
2.6
Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt de afwijzende beschikking van verweerder van 11 juni 2015;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 700,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 juli 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.