ECLI:NL:OGAACMB:2018:56

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
4 juli 2018
Zaaknummer
GAZA nr. AUA201801385
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de tijdelijke werkzaamheden opgedragen aan een ambtenaar in het kader van artikel 52 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 2 juli 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van een ambtenaar, verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een beschikking van de Minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector. De minister had verzoeker opgedragen om tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten dan zijn gebruikelijke functie als directeur. Dit besluit was genomen op basis van artikel 52, lid 1 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), dat de minister een ruime beoordelingsvrijheid geeft bij het toewijzen van tijdelijke werkzaamheden.

Verzoeker voerde aan dat de minister op oneigenlijke wijze gebruik maakte van deze bepaling en dat de opgedragen werkzaamheden niet op het niveau van zijn functie als directeur waren. Hij stelde dat de beslissing een verkapte disciplinaire maatregel was en dat hij om politieke redenen was benadeeld. De minister daarentegen verdedigde zijn beslissing door te stellen dat de functie van beleidsmedewerker, die aan verzoeker was opgedragen, een hoog niveau had en dat de klachten over het functioneren van verzoeker een legitieme basis vormden voor de beslissing.

Het gerecht oordeelde dat de minister voldoende grond had om de tijdelijke werkzaamheden op te leggen, gezien de klachten over verzoekers functioneren. Het gerecht concludeerde dat verzoeker onvoldoende feiten had aangedragen die zouden aantonen dat de opgedragen werkzaamheden hem onevenredig nadeel zouden toebrengen. Daarom werd het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad afgewezen. De uitspraak benadrukt de beoordelingsvrijheid van de minister in dergelijke gevallen en de noodzaak voor ambtenaren om zich aan tijdelijke opdrachten te conformeren, mits deze redelijk zijn.

Uitspraak

Uitspraak van 2 juli 2018
GAZA nr. AUA201801385
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in
artikel 94 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:
[verzoeker]
wonende in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.M. Canwood,
gericht tegen:
de Minister van Transport, Communicatie en Primaire Sector,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. M.P. Jansen (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 8 mei 2018 van verweerder is aan verzoeker bericht dat hem conform artikel 52, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor de duur van twaalf weken – wordt opgedragen om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten welke hij als directeur van … ([...]) gewoonlijk verricht.
Op 22 mei 2018 heeft verzoeker tegen laatstgenoemde beschikking bezwaar gemaakt bij het gerecht.
Op 22 mei 2018 heeft hij zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek tot het treffen van een voorziening bij voorraad ertoe strekkende dat de beschikking wordt geschorst.
Het verzoek is op 11 juni 2018 behandeld, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

2.1
Ingevolge artikel 94 van de La kan een ambtenaar bij een met redenen omkleed verzoekschrift aan het gerecht in ambtenarenzaken een beslissing bij voorraad vragen in alle gevallen waarin een bezwaarschrift op grond van deze landsverordening kan worden ingediend, doch waarin ter voorkoming van onevenredig nadeel voor de ambtenaar, een onverwijlde voorziening wenselijk is.
2.2
Voor zover de toetsing aan het in artikel 94 van de La neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
Feiten
2.3
Verzoeker is directeur van [...].
2.3.1
Bij brief van 14 februari 2018 van verweerder is aan verzoeker voor de duur van zes weken de toegang tot alle dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voertuigen van het [...] ontzegd in verband met een intern onderzoek aangaande indicaties van onregelmatigheden binnen [...]. Bij brief van 28 maart 2018 is de toegangsontzegging met zes weken verlengd.
2.3.2
Bij brief van 8 mei 2018 van verweerder is aan verzoeker bericht dat aan hem conform artikel 52, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma), voor de duur van twaalf weken – wordt opgedragen om andere ambtelijke werkzaamheden te verrichten welke hij als directeur van [...] gewoonlijk verricht. Aan verzoeker wordt opgedragen om tijdelijk - onder toezicht van de door verweerder benoemde leden van het managementteam - werkzaamheden als beleidsmedewerker van [...] te verrichten.
Standpunten van partijen
2.4
Verzoeker heeft aangevoerd dat verweerder op oneigenlijke wijze gebruik maakt van artikel 52 lid 1 van de Lma. Verzoeker meent dat er sprake is van een verkapte disciplinaire maatregel en meent dat indien aan hem andere werkzaamheden worden opgedragen deze werkzaamheden op het niveau van directeur van [...] dienen te zijn. Verzoeker tast in het duister naar de gronden van het onderzoek en meent dat hij om politieke redenen naar huis is gestuurd.
2.5
Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat de functie van beleidsmedewerker een functie op hoog niveau betreft die zelfs raakvlakken heeft met die van directeur en dat verweerder, gelet op de klachten terzake het functioneren van verzoeker, in alle redelijkheid tot de betreffende beslissing heeft kunnen komen.
Beoordeling
2.6
Artikel 52, lid 1 van de Lma bepaalt dat de ambtenaar verplicht is zo nodig tijdelijk andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht. Het derde lid bepaalt dat deze werkzaamheden de ambtenaar worden opgedragen door of namens de betrokken minister.
2.7
De minister heeft bij toepassing van artikel 52, eerste lid, van de Lma een ruime beoordelingsvrijheid bij de keuze van de werkzaamheden en dat bij dergelijke tijdelijke werkzaamheden niet spoedig gezegd kan worden dat deze niet redelijkerwijs opgedragen kunnen worden. Met inachtneming van deze toetsingsmaatstaf kan in dit geval niet worden geconcludeerd dat de desbetreffende werkzaamheden niet aan verzoeker konden worden opgedragen. Naar het oordeel van het gerecht vormt hetgeen verweerder heeft aangedragen (zijnde klachten omtrent het functioneren van verzoeker die uitgezocht moeten worden) een voldoende grondslag voor de ten aanzien van verzoeker genomen beslissing, terwijl verzoeker onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangedragen die tot het oordeel zouden moeten leiden dat de opgedragen tijdelijke werkzaamheden, voor hem onevenredig nadeel met zich mee zou brengen.
2.8
Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat onder deze omstandigheden geen grond. Het verzoek wordt afgewezen.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, ambtenarenrechter, en uitgesproken in raadkamer op 2 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.