ECLI:NL:OGAACMB:2018:62

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
2 februari 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
KG 26 van 2017
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • G.P.M. van den Dungen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van een auto en terugbetaling van de koopsom in kort geding tussen voormalig partners

In deze zaak, die op 2 februari 2018 door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen twee voormalig partners, [eiser] en [gedaagde]. [Eiser] vordert de afgifte van een KIA Rio 2015, die volgens hem aan hem toebehoort, en een schadevergoeding van US$ 19.000,-. De vordering is gebaseerd op een koopovereenkomst die op 29 november 2016 zou zijn gesloten, waarin [gedaagde] de auto aan [eiser] zou hebben verkocht. [Gedaagde] betwist echter dat de auto aan [eiser] is verkocht en stelt dat de koopovereenkomst enkel is opgesteld voor de verzekering.

De procedure begon op 17 november 2017 met een verzoekschrift van [eiser], gevolgd door een verweerschrift van [gedaagde] op 4 december 2017. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 januari 2018. Het Gerecht oordeelt dat [eiser] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de auto daadwerkelijk aan hem is overgedragen. De stellingen van [gedaagde] dat de koopovereenkomst enkel diende voor de verzekering en dat [eiser] financieel afhankelijk was van haar, worden door het Gerecht als aannemelijk beschouwd.

Uiteindelijk wijst het Gerecht de vorderingen van [eiser] af, evenals de geldvordering van [gedaagde] voor autohuurkosten. Het beslag op de auto wordt opgeheven en de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. G.P.M. van den Dungen en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA zittingsplaats Bonaire
Burgerlijke zaken over 2018
Registratienummer: KG 26 van 2017
Datum uitspraak: 2 februari 2018

VONNIS IN KORT GEDING

inzake

[eiser],

wonend te Bonaire,
eiser, tevens verweerder met betrekking tot de tegenvordering,
gemachtigde: mr. L.M.G. Dundas,
en

[gedaagde],

wonend te Bonaire,
gedaagde, tevens eiseres met betrekking tot de tegenvordering
gemachtigde: mr. M.M.A. van Lieshout.

De procedure

1. Op 17 november 2017 heeft [eiser] een verzoekschrift, met producties,
ingediend. [gedaagde] heeft op 4 december 2017 een productie ingediend. [eiser] heeft op 24 januari 2018 aanvullende producties ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het verzoekschrift heeft plaatsgehad op 25
januari 2018, waarbij partijen tezamen met hun gemachtigden zijn verschenen. [gedaagde] heeft ter zitting een verweerschrift, tevens inhoudende een tegenvordering, met producties, ingediend.
3. Vonnis is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

4. Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- [ [gedaagde] heeft op 5 december 2015 een KIA Rio 2015 met
kentekennummer B-1651 en chassisnummer KND512BF6983834 (verder te noemen: de auto) gekocht voor een bedrag van US$ 19.000,- te betalen in drie maandelijkse termijn van US$ 6.335,- (eerste termijn in december 2015 en de laatste termijn in februari 2016);
- op 29 november 2016 hebben partijen een “acuerdo de alquiler venta” getekend
(verder te noemen: de koopovereenkomst) waarin het volgende (vertaald naar het Nederlands) is bepaald:
“(…) mw. [gedaagde], verkoopster, verkoopt in de huidige staat waarin het voertuig zich bevindt, aan ondergetekende koper, dhr. [eiser] (…) de witkleurige auto Kia Rio van het bouwjaar 2015. (…)
Voor een bedrag van US$ 19.000.=
De eerste betaling is op 29 november 2016 van US$ 4000,= en vervolgens 10 keer een bedrag van US$ 1,500,=, beginnend vanaf eind december 2016. (…)”;
  • [eiser] heeft op 14 december 2016 de auto op zijn naam verzekerd;
  • op 6 juli 2017 heeft [eiser] de motorrijtuigenbelasting voor de tweede helft van
2017 voldaan.

De standpunten van partijen

5. [Eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. [gedaagde] te gelasten om de witkleurige KIA Rio 2015 met kentekennummer [kentekennummer] en chassisnummer [chassisnummer] per direct af te geven, desnoods met behulp van de sterke arm indien [gedaagde] weigert gevolg te geven aan dit vonnis;
Subsidiair:
II. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van US$ 19.000,-, of een bedrag dat het Gerecht juist acht, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis;
Primair en subsidiair:
III. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
6. [ [Eiser] legt aan zijn vordering het volgende ten grondslag. [Eiser] stelt dat de
auto aan hem toebehoort. In 2015 heeft [gedaagde] de auto (op haar naam) gekocht. De aflossingen voor de auto zijn echter door [eiser] gedaan. [Eiser] gaf maandelijks cash geld aan [gedaagde], zodat zij voor de betalingen kon zorgdragen. Op 29 november 2016 heeft [gedaagde] de eigendom van de auto aan [eiser] overgedragen, zo blijkt uit de koopovereenkomst die partijen op die datum hebben gesloten. [Eiser] stelt dat het altijd de bedoeling was dat [gedaagde] de auto aan hem zou overdragen, omdat hij de aflossingen had verricht. Met deze overeenkomst in de hand heeft [eiser] de auto op zijn naam verzekerd. [Eiser] had de auto onder zich. Op 24 februari 2017 vroeg [gedaagde] aan [eiser] of zij de auto kon gebruiken. [Eiser] heeft daarmee ingestemd, waardoor er sprake was van een bruikleenovereenkomst tussen hem en [gedaagde] waaraan de beperking was gesteld dat enkel [gedaagde] de auto mocht gebruiken. Vervolgens heeft [gedaagde] de auto niet meer teruggebracht.
7. [ [gedaagde] heeft verweer gevoerd, met conclusie tot afwijzing van de
vorderingen van [eiser]. De auto is eigendom van [gedaagde]. De overeenkomst waar [eiser] naar verwijst is enkel opgesteld voor de verzekering. Partijen hadden afgesproken dat [eiser] de auto op zijn naam zou verzekeren, zodat hij aansprakelijk zou zijn voor het betalen van de verzekeringspremies. [gedaagde] wilde die aansprakelijkheid niet. Het verzekeringsbewijs, het betalingsbewijs van de motorrijtuigenbelasting en de koopovereenkomst zijn geen bewijs dat [eiser] eigenaar is van de auto. In de koopovereenkomst is opgenomen dat nog voor de auto moest worden betaald, maar dat is niet in overeenstemming met de werkelijkheid. Op 29 november 2016 heeft [eiser] geen betaling aan [gedaagde] verricht. Dat [eiser] [gedaagde] financieel ondersteunde is waar, echter heeft hij dat niet gedaan ten aanzien van de auto. Deze financiële afhankelijkheid bewijst niet dat [eiser] eigenaar is van de auto.
8. [ [gedaagde] verzoekt op haar beurt, uitvoerbaar bij voorraad, tot opheffing
van het beslag op de auto, [eiser] te gelasten tot teruggave van de auto aan [gedaagde] en [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag van US$ 1.699,- aan kosten voor autohuur (verder te noemen: de geldvordering), met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.

De beoordeling van het geschil

9. [ [Eiser] heeft gesteld dat hij een spoedeisend belang heeft bij deze procedure,
omdat de auto op zijn naam is verzekerd waardoor hij aansprakelijk is voor de mogelijke gevolgen van een ongeval. Dat wil [eiser] voorkomen. Daarnaast stelt [eiser] dat er sprake is van een dreiging dat [gedaagde] naar Colombia vertrekt. [gedaagde] heeft het spoedeisende belang betwist.
10. Het Gerecht oordeelt als volgt. Het spoedeisende belang van [eiser] is erin
gelegen dat hij als hij eigenaar van de auto is, zoals hij heeft gesteld, niet hoeft te dulden dat derden de auto gebruiken. [eiser] kan de auto op die grond direct terugvorderen.
11. Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] door aankoop van de auto (in
2015) eigenaar is geworden van de auto. Partijen twisten over de vraag of [gedaagde] de auto op 29 november 2016 aan [eiser] heeft verkocht.
12. De vraag die voorligt is of [gedaagde] kan worden veroordeeld tot afgifte
van de auto aan [eiser] dan wel betaling van een bedrag van US$ 19.000,-, zijnde het bedrag dat in 2015 voor de auto is betaald.
13. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt dat [gedaagde]
zich financieel afhankelijk van [eiser] heeft opgesteld. Ten aanzien van de auto lijkt dat ook het geval te zijn geweest. Op basis van de stellingen tot nu toe kan worden aangenomen dat [eiser] betalingen heeft verricht voor de auto op naam van [gedaagde]. [eiser] heeft echter onvoldoende gesteld dat de afspraak was dat hij de bedragen zou voorschieten en dat [gedaagde] de auto op een later moment aan hem zou overdragen. Het Gerecht is van oordeel dat uit hetgeen partijen hebben gesteld de conclusie moet worden getrokken dat vrijgevigheid in de relatie tussen partijen heel gewoon was, en dat dit ook gold voor de (deel)betalingen van de auto. De betaling door [eiser] heeft [gedaagde] ten opzichte van de verkoper bevrijd (artikel 6:30 BW BES).
14. Uit de tussen partijen gesloten koopovereenkomst blijkt volgens [eiser] dat
[gedaagde] de auto aan hem heeft overgedragen, waardoor hij de eigendom van de auto heeft verkregen. [gedaagde] heeft aangevoerd dat de koopovereenkomst tussen haar en [eiser] enkel is opgesteld om de verzekering van de auto op naam van [eiser] te kunnen stellen, zodat hij verantwoordelijk zou zijn voor het betalen van de premie. In de koopovereenkomst staat dat [eiser] een bedrag van US$ 19.000,- voor de auto zou betalen. Aan de koopovereenkomst is een bijlage gehecht waarin een overzicht van aflossingen in termijnen is opgenomen. Partijen zijn het erover eens dat [eiser], nadat partijen de koopovereenkomst hadden ondertekend, geen betalingen aan [gedaagde] heeft verricht. Hetgeen in de koopovereenkomst (en de bijlage) over de betaling van de koopsom is opgenomen is derhalve niet juist. Het alternatieve scenario dat de koopovereenkomst is gesloten ten behoeve van de verzekering is daarom aannemelijker dan de stelling van [eiser] dat de koopovereenkomst tot doel had de overdracht van de auto en de eigendom daarover door [gedaagde] aan hem. Dit past in hetzelfde beeld dat [gedaagde] financieel afhankelijk was van [eiser], en dat [eiser] zo vrijgevig was dat hij de kosten van de auto voor zijn rekening nam. Bovendien is het niet aannemelijk dat de auto een jaar na de aankoop door [gedaagde] voor een ongewijzigd bedrag van de hand zou gaan, waar normaal gesproken met afschrijving moet worden gerekend.
15. [ [Gedaagde] heeft voorts terecht aangevoerd dat de tenaamstelling op het
verzekeringsbewijs en het betalingsbewijs van de motorrijtuigenbelasting onvoldoende zijn om aan te nemen dat [eiser] eigenaar is van de auto. Deze stukken kunnen derhalve ook niet dienen als bewijs van de stelling van [eiser] dat hij eigenaar is van de auto. Dit leidt ertoe dat het Gerecht zowel de primaire als de subsidiaire vorderingen van [eiser] zal afwijzen.
16. Nu de vorderingen van [eiser] zullen worden afgewezen zal het beslag op de
auto moeten worden opgeheven. Opheffing van het beslag heeft tot gevolg dat de auto moet worden teruggegeven aan [gedaagde]. Ten aanzien van de geldvordering van [gedaagde] oordeelt het Gerecht als volgt. In beginsel geldt dat voor toewijsbaarheid van de geldvordering in kort geding onder meer vereist is dat deze met een voldoende mate van zekerheid vaststaat. Hetgeen [gedaagde] heeft gesteld is te beperkt om met een voldoende mate van zekerheid aan te nemen dat de geldvordering in de bodemzaak zal worden toegewezen. Voorts moet bij de beoordeling van de toewijsbaarheid van een geldvordering in kort geding het restitutierisico worden beoordeeld. Uit stellingen van [eiser] blijkt voorts dat niet is uitgesloten dat [gedaagde] het eiland zal verlaten. Het restitutierisico is daarom niet zo gering dat het bij de beoordeling geen rol kan spelen. De geldvordering van [gedaagde] zal dan ook worden afgewezen.
17. Nu over het geheel van het geschil genomen elk der partijen gedeeltelijk in het
ongelijk is gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

Het Gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de vorderingen van [eiser] af;
Wijst de geldvordering van [gedaagde] af;
Heft het beslag op de auto op met ingang van heden;
Compenseert de proceskosten tussen partijen, aldus dat elk der partijen de eigen kosten draagt;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P.M. van den Dungen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.