Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
wijsthet verzoek
af.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak heeft verzoeker, een ambtenaar, een verzoek ingediend om een voorziening bij voorraad, waarin hij verzoekt om loondoorbetaling en een verbod tot benoeming van een andere persoon in zijn functie totdat in de bodemzaak is beslist. Verzoeker is op 1 mei 2018 ontslagen via een Landsbesluit, dat op 16 mei 2018 aan hem is uitgereikt. Tegen dit ontslag heeft hij op 7 juni 2018 bezwaar gemaakt. Op 15 juni 2018 heeft hij het verzoek om een voorziening bij voorraad ingediend. De verweerster, de Regering van Curaçao, heeft op 18 juli 2018 een contramemorie ingediend. De openbare behandeling vond plaats op 23 juli 2018.
Het Gerecht heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang bij het verzoek van verzoeker. Het Gerecht oordeelt dat verzoeker door het ontslag geen loon meer ontvangt en dat hij daarom een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het ontslag. Het Gerecht heeft vastgesteld dat verzoeker in het verleden betrokken is geweest bij onregelmatigheden en dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Het Gerecht concludeert dat het ontslag niet onrechtmatig is en dat verzoeker geen recht heeft op een verbeterkans.
De rechter heeft geoordeeld dat het ontslag eervol dient te zijn, ook al is de vermelding hiervan per abuis niet in het ontslagbesluit opgenomen. Het ontbreken van de term "eervol" leidt niet tot nietigverklaring van het ontslagbesluit. Het verzoek van verzoeker wordt afgewezen.