ECLI:NL:OGAACMB:2018:93

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
1 oktober 2018
Publicatiedatum
7 januari 2019
Zaaknummer
AUA201703208
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaarschrift wegens te late indiening

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van een klager tegen een disciplinaire straf die hem was opgelegd door de Gouverneur van Aruba. De klager had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 11 oktober 2017, waarbij hem een gedeeltelijke inhouding van zijn inkomen was opgelegd. Het bezwaar werd ingediend op 23 november 2017, wat één dag te laat was volgens de geldende termijn van dertig dagen. De klager stelde dat hij de bestreden beschikking op 24 oktober 2017 had ontvangen, maar het gerecht oordeelde dat de datum op het ontvangstbewijs, 23 oktober 2017, leidend was. De klager had zelf deze datum ingevuld en er was geen reden om aan te nemen dat deze onjuist was. Het gerecht verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk, omdat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De uitspraak werd gedaan op 1 oktober 2018, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

Uitspraak van 1 oktober 2018
GAZA nr. AUA201703208
HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het bezwaar van:
[klager],
wonende in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:
DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,
zetelende in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

1.PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 11 oktober 2017, no. 15, is aan klager met toepassing van artikel 83, eerste lid, onder d, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) de disciplinaire straf van gedeeltelijke inhouding van het inkomen ter hoogte van Afl. 500,- opgelegd.
Op 23 november 2017 heeft klager tegen dit besluit (hierna: de bestreden beschikking) bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is behandeld ter zitting van 23 april 2018, alwaar klager in persoon is verschenen en verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

2.OVERWEGINGEN

De ontvankelijkheid

2.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
2.2
Verweerder geeft in zijn verweerschrift aan dat klager de bestreden beschikking op 23 oktober 2018 heeft ontvangen. Een kopie van het ontvangstbewijs is hiertoe als productie overgelegd.
2.3
Klager stelt zich op het standpunt dat hij de bestreden beschikking op 24 oktober 2017 heeft ontvangen en niet op 23 oktober 2017. Als nadere toelichting voert klager aan dat hij direct na ontvangst van de bestreden beschikking naar zijn vakbond is gegaan. De vakbond-medewerkster die klager heeft geholpen heeft ook 24 oktober 2017 op haar aantekenblad genoteerd. De vakbond-medewerkster werkt deeltijds, twee keer per week, op de dinsdagen en de donderdagen. 23 oktober 2017 was een maandag. Hierdoor kan het niet anders dan dat hij de bestreden beschikking op 24 oktober 2017 heeft ontvangen en dat hij dit verkeerd heeft vermeld op het ontvangstbewijs.
2.4
Ter zitting heeft klager desgevraagd geantwoord dat hijzelf de ontvangstdatum op het ontvangstbewijs heeft ingevuld. De gemachtigde voert aan dat klager eerst de maand “11” (november) op het ontvangstbewijs heeft opgeschreven maar de maand daarna heeft gewijzigd in “00” omdat het nog oktober was. Daarbij heeft klager echter de datum “23” niet gewijzigd in “24”.
2.5
Naar het oordeel van het gerecht moet worden uitgegaan van de datum die klager zelf op het ontvangstbewijs heeft genoteerd, namelijk 23 oktober 2017. Er is geen reden om te veronderstellen dat klager de datum verkeerd heeft vermeld. Dat de vakbond-medewerkster 24 oktober 2017 op haar aantekenblad heeft vermeld als zijnde de dag dat klager bij de vakbond is gegaan doet aan het vorenstaande niet af. Het bezwaarschrift is daarmee één dag te laat ingediend en zal niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.

3.BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. E.M.D. Angela, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.