In deze zaak heeft klager, wonende te Aruba, bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de Gouverneur van Aruba, die hem op 7 juni 2016 had meegedeeld dat hij geen aanspraak kon maken op een pensioenuitkering. Klager heeft op 25 juli 2016 bezwaar gemaakt tegen deze beslissing. Het gerecht heeft eerder, op 21 augustus 2017, het bezwaar van klager gegrond verklaard en de afwijzing van de minister van Financiën en Overheidsorganisatie vernietigd. In die uitspraak is overwogen dat als de Gouverneur niet binnen drie maanden na de uitspraak op het verzoek van klager beslist, er sprake is van een fictieve weigering. Klager heeft op 11 december 2017 opnieuw bezwaar gemaakt, omdat de Gouverneur niet had beslist.
De zaak is behandeld op 28 mei 2018, waarbij klager in persoon aanwezig was en de Gouverneur vertegenwoordigd werd door mr. V.M. Emerencia. De rechter heeft vastgesteld dat de Gouverneur, ondanks de eerdere uitspraak, niet binnen de gestelde termijn van drie maanden een beslissing heeft genomen. Hierdoor heeft klager terecht aangenomen dat er sprake was van een fictieve weigering. Het gerecht heeft geoordeeld dat het bezwaar gegrond is en heeft de fictieve beschikking van de Gouverneur nietig verklaard. De rechter heeft de Gouverneur opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op het verzoek van klager te beslissen.
De uitspraak is gedaan door mr. E.M.D. Angela en werd uitgesproken op 1 oktober 2018. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken, waarbij een termijn van dertig dagen in acht moet worden genomen voor het indienen van het hoger beroep.