Uitspraak
1.Procesverloop
2.Feiten
3.Overwegingen
4.Beslissing
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
In deze zaak gaat het om een ontslag van een politieambtenaar, klager, die op 1 september 2018 disciplinair is ontslagen door de Regering van Curaçao. Dit ontslag volgde op een strafrechtelijk onderzoek naar klager, die verdacht werd van meineed en valsheid in geschrifte. Klager had bezwaar gemaakt tegen het ontslag en verzocht om een voorziening bij voorraad. De openbare behandeling vond plaats op 28 januari 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat. Klager was eerder veroordeeld door het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao en het Gemeenschappelijke Hof van Justitie voor strafbare feiten, wat leidde tot het ontslagbesluit. Het Gerecht in Ambtenarenzaken oordeelde dat het in het ambtenarentuchtrecht niet gaat om strafbare feiten, maar om deugdelijk vastgestelde gegevens en overtuiging ten aanzien van plichtverzuim. Het Gerecht concludeerde dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, onder andere door zijn zoon te verzoeken om een Venezolaanse vrouw uit een bar te halen en onjuiste gegevens aan hem te verstrekken. Klager's beroep op het gelijkheidsbeginsel werd verworpen, omdat hij geen concrete gevallen had aangedragen ter onderbouwing van zijn claim. Het Gerecht verklaarde het bezwaar ongegrond en legde geen proceskostenveroordeling op.