OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid
1. Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: de La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van voornoemd artikel van de La bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, de indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking heeft kunnen kennis dragen.
2. Klaagster heeft haar bezwaarschrift na de in artikel 41, eerste lid, van de La bepaalde uiterlijke indieningsdatum ingediend. Klaagster heeft echter aangevoerd de bestreden beschikking pas op 16 september 2015 te hebben ontvangen, hetgeen door verweerder niet is betwist. Het tegendeel blijkt ook niet uit de gedingstukken. Dit betekent dat het bezwaar is ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn. Klaagster is derhalve ontvankelijk in haar bezwaar.
3. Bij landsbesluit van 21 augustus 2000 is klaagster met ingang van 1 januari 2000 benoemd als ambtenaar in tijdelijke dienst.
4. Op 29 april 2005 is de Stichting Algemeen Pensioenfonds (APFA) opgericht en is de Landsverordening privatisering APFA met ingang van 1 mei 2005 in werking getreden.
5. Bij beslissing van 20 juni 2007 werd het verzoek van klaagster van 30 augustus 2006 om per 1 september 2006 in vaste pensioengerechtigde dienst te worden benoemd, afgewezen. Bij uitspraak van dit gerecht van 4 november 2009 (GAZA-2262/09) is het bezwaar van klaagster tegen het uitblijven van een beschikking op haar (herhaald) verzoek van 12 juni 2008 om per 1 september 2006 in vaste pensioengerechtigde dienst te worden benoemd met de mogelijkheid om de voorafgaande jaren in te kunnen kopen, gegrond verklaard en is verweerder opgedragen om binnen twee maanden op het verzoek van klaagster te beslissen.
6. Klaagster kan zich niet verenigen met het bestreden landsbesluit en stelt dat het bestreden landsbesluit in strijd is met voornoemde uitspraak van dit gerecht van 4 november 2009. Door haar benoeming in vaste pensioengerechtigde dienst pas op 1 januari 2015 in te laten gaan wordt klaagster ernstig in haar pensioenopbouw benadeeld, nu haar ten onrechte de mogelijkheid wordt ontzegd om vanaf 1 september 2006 pensioen op te bouwen. Haar pensioenopbouw wordt met 9 jaren gekort. Naar de mening van klaagster heeft verweerder, door aldus te beslissen, in strijd gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel.
7. Ingevolge artikel 1 van de Pensioenverordening landsdienaren wordt aan de Arubaanse burgerlijke landsdienaren en aan de met deze gelijk gestelde ambtenaren, alsmede aan hun weduwen, weduwnaars en wezen, overeenkomstig de bepalingen van die landsverordening, pensioen verleend.
8. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) geschiedt aanstelling als ambtenaar in vaste of in tijdelijke dienst.
Ingevolge het zesde lid van dit artikel worden de in vaste dienst aan te stellen personen tevens als ambtenaar in de zin van de Pensioenverordening landsdienaren benoemd, tenzij zij niet voldoen aan de in gemelde pensioenverordening voor een zodanige benoeming gestelde eisen.
9. Als gevolg van de (gefaseerde) inwerkingtreding van de Landsverordening privatisering APFA is met ingang van 1 mei 2005 artikel 5, zesde lid, van de Lma vervallen en is met ingang van 1 januari 2011 de Pensioenverordening landsdienaren ingetrokken. Hierdoor was ten tijde van voornoemde verzoeken van klaagster en het nemen van het bestreden landsbesluit benoeming ‘in vaste
pensioengerechtigdedienst’ juridisch (ook niet met terugwerkende kracht) niet langer mogelijk. Voor zover klaagster heeft willen betogen dat het bestreden landsbesluit ten onrechte niet in een dergelijke benoeming voorziet, faalt dat betoog derhalve.
10. De uitspraak van dit gerecht van 4 november 2009 kan niet tot een ander oordeel leiden. Uit de uitspraak volgt niet dat verweerder gehouden is om in het bestreden landsbesluit klaagster per 1 september 2006, zoals door klaagster verzocht, in vaste pensioengerechtigde dienst te benoemen. Het gerecht merkt wel op dat het betreurenswaardig is dat verweerder na voornoemde uitspraak niet alsnog op het verzoek van klaagster heeft beslist.
11. Aan klaagsters wens om haar ambtelijke dienstverband alsnog vanaf 1 september 2006 in aanmerking te (doen) nemen bij bepaling van de omvang van haar aanspraak op ambtenarenpensioen kan onder de vigeur van het huidige geprivatiseerde pensioenstelsel voor ambtenaren nog slechts worden tegemoetgekomen door middel van inkoop van pensioen. Die inkoop kan onder meer geschieden op schriftelijk verzoek van een werkgever aan het APFA, ten gunste van een deelnemer. Het bestreden landsbesluit behelst naar het oordeel van het gerecht evenwel geen beslissing omtrent het doen van een dergelijk verzoek aan het APFA. De vraag of aan klaagster al dan niet ten onrechte de mogelijkheid is onthouden tot een dergelijke inkoop over te gaan staat derhalve thans niet ter beoordeling van het gerecht.
12. Nu geen van de door klaagster aangedragen gronden van haar bezwaar tot vernietiging van het bestreden landsbesluit kunnen leiden, is het bezwaar ongegrond. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat gelet hierop geen wettelijke grondslag.