ECLI:NL:OGAACMB:2019:28

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
25 maart 2019
Publicatiedatum
15 april 2019
Zaaknummer
AUA201802746
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing verzoek om plaatsing in functie van senior medewerker team toezicht, controle en handhaving

In deze zaak heeft klager bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om in de functie van senior medewerker team toezicht, controle en handhaving te worden geplaatst. De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu heeft op 1 augustus 2018 besloten dat klager niet in aanmerking komt voor deze functie, omdat hij niet voldoet aan de opleidingsvereiste van een hbo-diploma. Klager heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 31 augustus 2018. Tijdens de zitting op 11 februari 2019 heeft klager, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Het gerecht heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het bezwaar beoordeeld en vastgesteld dat klager zijn bezwaarschrift tijdig heeft ingediend.

Het gerecht heeft overwogen dat de Minister bevoegd was om de bestreden beschikking te nemen, aangezien het hier gaat om een interne (over)plaatsing en niet om een bevordering. Klager heeft betoogd dat er geen wettelijke grondslag bestaat voor de opleidingsvereiste en dat de bestreden beschikking in strijd is met de beginselen van zorgvuldigheid en gelijkheid. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat klager niet in het bezit is van de vereiste diploma's en dat de Minister op goede gronden heeft besloten om klager niet in de functie te plaatsen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt, omdat de door klager genoemde gevallen niet vergelijkbaar zijn met zijn situatie.

Uiteindelijk heeft het gerecht het bezwaar ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Klager kan tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken binnen dertig dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Uitspraak van 25 maart 2019
AUA201802746

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar als bedoeld in de Landsverordening ambtenarenrechtspraak van:

[klager],

wonend in Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
tegen:

de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Milieu,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: dhr. A. Lumenier (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 1 augustus 2018 (de bestreden beschikking) heeft verweerder aan klager te kennen gegeven dat zijn verzoek om hem in de functie van senior medewerker team toezicht, controle en handhaving te plaatsen, niet voor inwilliging vatbaar is.
Op 31 augustus 2018 heeft klager daartegen bezwaar gemaakt.
Het gerecht heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 februari 2019, alwaar zijn verschenen klager bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La), dient het bezwaarschrift te worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aangevallen beschikking is uitgesproken. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat, indien het bezwaar na de daarvoor bepaalde termijn is ingediend, die indiener niet op grond daarvan niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking kennis heeft kunnen dragen.
1.2
Klager heeft zijn bezwaarschrift ingediend binnen de in artikel 41, derde lid, van de La gestelde termijn en is derhalve ontvankelijk.
Inhoudelijk
2. Aan de bestreden beschikking heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager niet aan de opleidingsvereiste voldoet. Klager is in het bezit van een Lbo-diploma en de opleidingsvereiste om de functie van senior medewerker team toezicht, controle en handhaving naar behoren te kunnen uitvoeren, is een Hbo-opleiding.
3. Ter beantwoording ligt in deze voor de vraag of verweerder in redelijkheid tot de beschikking, waartegen bezwaar is gemaakt, heeft kunnen komen. Bij de beantwoording van deze vraag gaat het gerecht uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.1
Klager is werkzaam bij de Directie Infrastructuur en Planning (DIP) in de afdeling toezicht, controle en handhaving (TCH).
3.2
Bij Landsbesluit van 23 februari 2015 is klager met ingang van 1 januari 2012 bevorderd naar de rang van technisch opzichter 1ste klasse (schaal 7). Daarbij is overwogen dat de functie van controleur TCH maximaal gewaardeerd is op het niveau van schaal 7.
3.3
Bij brief van 1 maart 2017 heeft klager gesolliciteerd op de vacature voor de functie van senior medewerker handhaving. Het management team van de DIP heeft dit verzoek ondersteund en de minister voorgesteld klager in de door hem geambieerde functie te plaatsen.
3.4
De functie van senior medewerker handhaving is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 9. Als functie-eisen gelden onder meer: hbo-diploma in een bestuurskundige of juridische richting of een gelijkwaardig werk- en denkniveau verkregen door minimaal 6 jaar ervaring in een vergelijkbare functie aangevuld met een relevante opleiding op minimaal mbo-niveau.
3.5
Bij de bestreden beschikking is dit verzoek afgewezen wegens het opleidingsvereiste.
4. Klager betoogt dat de bestreden beschikking onbevoegd is genomen, daar de Gouverneur en niet de minister het bevoegde gezag is in deze.
Het gerecht volgt klager niet in zijn betoog. In dit geval gaat het om een interne (over)plaatsing en niet om een bevordering, zodat het geen beslissing betreft die aan het bevoegde gezag is voorbehouden. De bestreden beschikking is bevoegd door de minister genomen.
5. Voorts betoogt klager dat voor het vereiste van het in bezit zijn van een hbo-diploma geen wettelijke grondslag bestaat, en dat de bestreden beschikking in strijd is met het zorgvuldigheids-, motiverings- en vertrouwensbeginsel.
Ook dit betoog faalt. Aan de plaatsing van een ambtenaar in de functie van senior medewerker handhaving, zijn bevorderingen tot maximaal schaal 9 gekoppeld. Voor zover hier van belang bepaalt artikel 13, lid 1 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht dat aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, geschieden overeenkomstig deze regelen. Ingevolge de Bezoldigingsregeling 1986 (BRA) is voor een bevordering naar de rang van hoofdtechnisch opzichter (schaal 8) en naar de rang van hoofdtechnisch opzichter 1ste klasse (schaal 9) onder meer vereist dat de betrokkene een functie bekleedt die een waardering op het niveau van hoofdtechnisch opzichter respectievelijk hoofdtechnisch opzichter 1ste klasse rechtvaardigt. Voor de door klager geambieerde functie van senior medewerker handhaving geldt een opleidingsvereiste, namelijk een hbo-diploma, of een mbo-diploma met minimaal zes jaar ervaring in een vergelijkbare functie.
In dit geval is niet in geschil dat klager niet voldoet aan de gestelde opleidingseis. Klager is immers niet in het bezit van een hbo- noch een mbo-diploma. Gelet hierop heeft verweerder op goede grond besloten dat klager niet in aanmerking voor plaatsing in deze functie. Niet is gebleken dat de genoemde algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden of dat deze ertoe nopen om in dit geval de opleidingsvereiste niet te hanteren. In hetgeen klager in het bezwaarschrift verder nog heeft aangevoerd ziet het gerecht overigens geen grond voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot de bestreden beschikking heeft kunnen komen.
6. Ter zitting heeft klager ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel en hiertoe aangevoerd dat er verschillende gevallen zijn waarbij een ambtenaar ongeacht het niet voldoen aan de opleidingsvereiste toch in een bepaalde functie is geplaatst. Klager heeft hierbij verwezen naar een aantal medewerkers van het gerecht in eerste aanleg van Aruba.
5.1
Voorop gesteld dient te worden dat een beroep op het gelijkheidsbeginsel slechts kan slagen indien blijkt dat gelijke gevallen, ongelijk zijn behandeld. De door klager ter zitting genoemde gevallen betreffen medewerkers van het gerecht. Het gerecht is echter geen overheidsdienst, zoals het DIP dat wel is, zodat van gelijke gevallen geen sprake is. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan daarom niet slagen.
6. Gelet op het vorenstaande is het gerecht van oordeel dat het bezwaar ongegrond dient te worden verklaard.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, ambtenarenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 25 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.