ECLI:NL:OGAACMB:2019:34

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
17 april 2019
Publicatiedatum
30 april 2019
Zaaknummer
CUR201602080 (voorheen 2016/80788) en CUR201703826
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschriften tegen benoemingsbesluit en verzoek om toelage in ambtenarenrecht

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Ambtenarenzaken van Curaçao, gaat het om bezwaarschriften van klager tegen een benoemingsbesluit en een verzoek om toekenning van een toelage. Klager, vertegenwoordigd door mr. N.B. Louisa, heeft bezwaar gemaakt tegen zijn benoeming per 1 februari 2014 als Aanslagregelaar Winstbelasting, waarbij zijn bezoldiging is vastgesteld op schaal 12, trede 9. Het bezwaar is ingediend op 27 oktober 2016, meer dan twee jaar na de termijn van dertig dagen die op 14 mei 2014 begon en op 13 juni 2014 eindigde. Het Gerecht oordeelt dat het bezwaar te laat is ingediend en verklaart het niet-ontvankelijk. Klager heeft ook bezwaar gemaakt tegen een brief van de minister van 5 januari 2017, maar dit bezwaar is eveneens te laat ingediend. Het Gerecht komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de bezwaren, omdat deze niet binnen de wettelijke termijn zijn ingediend. Daarnaast is het Gerecht onbevoegd om te oordelen over het verzoek om toekenning van een toelage voor de periode van juli 2013 tot en met december 2013, omdat dit niet onder de bevoegdheid van het Gerecht valt. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. Martinez en openbaar uitgesproken op 17 april 2019.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. N.B. Louisa, advocaat,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. J.G. Ricardo, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 25 april 2014, door klager ontvangen op 13 mei 2014, is klager per 1 februari 2014 in vaste dienst benoemd in de functie van Aanslagregelaar Winstbelasting en is zijn bezoldiging vastgesteld op schaal 12, trede 9 (het benoemingsbesluit).
Klager heeft daartegen op 27 oktober 2016 bezwaar gemaakt bij dit Gerecht (CUR201602080).
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
Op 16 februari 2017 heeft klager wederom bezwaar gemaakt tegen het benoemingsbesluit (CUR201700132).
Op 19 maart 2019 heeft klager aanvullende stukken ingediend (aanvullende stukken).
De zaak is behandeld ter zitting van het Gerecht op 25 maart 2019. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

CUR201602080
1. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAr) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
Op grond van artikel 41, eerste lid, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop de aangevallen beschikkingen of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is. Op grond van het derde lid wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont, het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
2. De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift tegen het benoemingsbesluit is aangevangen op 14 mei 2014 en verstreken op 13 juni 2014. Het bezwaar is op 27 oktober 2016 en dus te laat ingediend. Dat niet klager zelf maar zijn vakbond niet tijdig bezwaar heeft gemaakt namens hem, maakt de termijnoverschrijding niet verschoonbaar. Het bezwaar is voor zover gericht tegen het benoemingsbesluit niet-ontvankelijk. Het Gerecht komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar. Gelet daarop komt het Gerecht dus ook niet toe aan beoordeling of toelating van de door klager op 19 maart 2019 ingediende stukken al dan niet in strijd is met de regels van goede procesorde.
3. Voor zover klager in zijn bezwaar van 27 oktober 2016 heeft verzocht om toekenning van een toelage over de periode van juli 2013 tot en met december 2013 zal het Gerecht zich onbevoegd verklaren om van dit verzoek kennis te nemen. Immers, ingevolge artikel 41, eerste lid, van de RAr is het Gerecht uitsluitend bevoegd om te oordelen over beschikkingen, handelingen of weigeringen om te beschikken of te handelen. Een verzoek om toekenning van een toelage valt daar niet onder, zodat het Gerecht niet bevoegd is om over dat verzoek te oordelen.
CUR201700132
4. Op grond van artikel 44, eerste lid aanhef en onder b, van de RAr dient het bezwaarschrift een duidelijke omschrijving van de beschikking, de handeling of weigering waartegen het bezwaar is gericht in te houden.
5.1
Ter zitting heeft klager verklaard dat in het bezwaar van 16 februari 2017 sprake is van een verschrijving. Klager beoogde bezwaar in te stellen tegen de brief van de minister van 5 januari 2017 waarbij de minister het administratief beroep tegen het benoemingsbesluit niet-ontvankelijk heeft verklaard en klager heeft medegedeeld dat zijn rechtspositie voor wat betreft de horizontale schaalverschuiving bij landsbesluit van 8 augustus 2016 is herzien.
5.2
Naar het oordeel van het Gerecht bevat het bezwaarschrift van 16 februari 2017 niet een omschrijving van de brief van de minister van 5 januari 2017 zoals omschreven op grond van artikel 44, eerste lid aanhef en onder b, van de RAr. Integendeel, in het bezwaarschrift is expliciet vermeld dat het bezwaar tegen het benoemingsbesluit is gericht. Het Gerecht dient dan ook van dat laatste uit te gaan. Zoals onder 2 is overwogen is de bezwaartermijn om daartegen bezwaar te maken op 13 juni 2014 verstreken. Het bezwaar is op 16 februari 2017 en derhalve te laat ingediend. Het Gerecht zal dat bezwaar dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
6. Voor zover klager in zijn bezwaar van 16 februari 2017 heeft verzocht om toekenning van een toelage voor de periode van juli 2013 tot en met december 2013 geldt hetgeen onder 3 is overwogen onverkort voor dat verzoek. Het Gerecht is dus niet bevoegd om daarover te oordelen.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
  • verklaartzich
    onbevoegdom kennis te nemen van dat verzoek voor zover klager heeft verzocht om een toelage over de periode van juli 2013 tot en met december 2013;
  • verklaarthet bezwaar van 27 oktober 2016
    niet-ontvankelijk;
  • verklaarthet bezwaar van 16 februari 2017
    niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.