ECLI:NL:OGAACMB:2019:50

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
10 juni 2019
Publicatiedatum
25 juni 2019
Zaaknummer
AUA201802660
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevordering ambtenaar en toepassing van het gelijkheidsbeginsel in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een landsbesluit waarbij zijn bevorderingen naar schalen 5 en 6 zijn vastgesteld. Klager, werkzaam bij het Korps Politie Aruba, was van mening dat zijn bevorderingen eerder hadden moeten ingaan, namelijk per 1 maart 2007 en 1 maart 2011, en dat hij recht had op deze bevorderingen op basis van anciënniteit en gelijke behandeling ten opzichte van zijn collega's. Het gerecht overweegt dat volgens het vast beleid bevorderingen niet verder terugwerken dan drie jaren vóór het indienen van het bevorderingsverzoek. Dit beleid is in eerdere uitspraken bevestigd en doorstaat de rechterlijke toets. Klager had zijn verzoek pas in 2014 ingediend, waardoor de ingangsdatum van de bevorderingen in het bestreden landsbesluit in overeenstemming is met het beleid.

Daarnaast heeft het gerecht het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Klager kon niet aantonen dat zijn collega's, die eerder bevorderd waren, in gelijke gevallen ongelijk zijn behandeld. Het gerecht concludeert dat de beslissing van de verweerder om de bevorderingen niet eerder te laten ingaan rechtmatig is en dat het bezwaar van klager ongegrond is. De uitspraak werd gedaan op 10 juni 2019, en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken.

Uitspraak

Uitspraak van 10 juni 2019
GAZA nr. AUA201802660

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[klager],

wonende te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: mr. R.P. Lee,
gericht tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelende te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij Landsbesluit van 11 juni 2018 is klager met ingang van 1 juli 2011 bevorderd naar schaal 5, dienstjaar 7, en met ingang van 1 juli 2015 bevorderd naar schaal 6, dienstjaar 11.
Tegen dit Landsbesluit (het bestreden landsbesluit) heeft klager op 27 augustus 2018 bezwaar gemaakt bij dit gerecht.
Verweerder heeft geen contramemorie ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 april 2019, alwaar zijn verschenen appellant en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De standpunten van partijen

1.1
Klager kan zich niet verenigen met de ingangsdata van zijn bevorderingen naar schalen 5 en 6, en verzoekt het gerecht het bestreden landsbesluit te vernietigen en verweerder op te dragen in een nieuw landsbesluit te beschikken dat hij met ingang van 1 maart 2007, 1 maart 2009 en 1 maart 2011 wordt bevorderd naar schalen 5, 6 en 7. Ter onderbouwing hiervan heeft hij aangevoerd dat hij vanaf maart 2007 voldoet aan de anciënniteitseis voor een bevordering naar schaal 5, nu hij met ingang van 14 februari 2003 in dienst is getreden bij het Korps Politie Aruba in de functie van medewerker bij de Guarda Nos Costa (GNC). Volgens klager heeft hij naar behoren gefunctioneerd en voldoet hij aan alle bevorderingsvereisten om met ingang van 1 maart 2007 te kunnen worden bevorderd naar schaal 5 en met ingang van 1 maart 2011 naar schaal 6.
Klager heeft verder een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, en daartoe gesteld dat zijn collega’s, de heren E.A. Gei en R.R.O. Jansen, die gelijk met hem in dienst zijn getreden en dezelfde functie bekleden, met ingang van 1 maart 2007 zijn bevorderd naar schaal 5 en met ingang van 1 maart 2009 zijn bevorderd naar schaal 6. Verweerder had in het bestreden landsbesluit rekening moeten houden met de bevorderingen van deze collega’s, aldus klager.
1.2
Verweerder heeft aangevoerd dat een bevordering geen automatisme is maar een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Verder heeft verweerder aangevoerd dat vast beleid is dat bevorderingen niet langer dan drie jaren terug mogen werken en dat in dit geval het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden, nu de betreffende collega’s zijn bevorderd nadat zij een daartoe strekkende verzoek hebben gedaan. Klager heeft pas op 4 juni 2014 om een bevordering verzocht.
De feiten
2.1
Klager is sinds november 1994 in dienst als ambtenaar bij de Guarda Nos Costa. Met ingang van 14 februari 2003 is hij overgeplaatst naar het Korps Politie Aruba in de functie van medewerker bij de Guarda Nos Costa.
2.2
De functie van medewerker Guarda Nos Costa, werkzaam bij het Korps Politie Aruba, is maximaal gewaardeerd op het niveau van schaal 7.
2.3
Klager heeft bij brief van 4 juni 2014 verzocht om bevorderd te worden naar schalen 5 en 6. De Korpschef van het Korps Politie Aruba heeft bij brief van 7 september 2016 klager voorgedragen voor een bevordering naar die schalen.
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA) geschieden aanstelling en bevordering, voor zover daaromtrent regelen zijn vastgesteld, overeenkomstig deze regelen.
Blijkens artikel 4, eerste lid, van de Bezoldigingsregeling Aruba 1986 (hierna BRA), zijn in de bij dit landsbesluit behorende bijlage B, de benoemings- en bevorderingseisen voor verschillende betrekkingen opgenomen.
Ingevolge artikel 4, tweede lid, van de BRA, dient de betrokken ambtenaar, om in aanmerking te kunnen komen voor een bevordering aan de in het eerste lid voor de desbetreffende betrekking bedoelde eisen te voldoen en voorts voor de vervulling van die betrekking geschikt en bekwaam te worden geacht.
De beoordeling
4.1
Het gerecht stelt voorop dat bevordering een discretionaire bevoegdheid is van verweerder. Dit betekent dat het gebruik van die bevoegdheid door het gerecht slechts terughoudend kan worden getoetst. Bij die toetsing dient het gerecht te beoordelen of verweerder na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen dan wel daarbij anderszins heeft gehandeld in strijd met enige rechtsregel of met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4.2.
Het gerecht overweegt dat volgens vast beleid, zoals neergelegd in de circulaire van de Minister van Algemene Zaken d.d. 9 december 2008, DPO/661/08 geh, bevorderingen niet verder terugwerken dan tot drie jaren vóór het indienen van het bevorderingsverzoek. Zoals het gerecht in eerdere zaken heeft overwogen, zou een bevordering in beginsel slechts terug behoeven te werken tot het moment waarop het verzoek is ingediend, aangezien dat het moment is waarop verweerder voor het eerst wordt verzocht om gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om een ambtenaar te bevorderen. Bedoelde vaste beleidslijn doorstaat dan ook de rechterlijke toets. De in het bestreden landsbesluit gekozen ingangsdatum is, gelet op het feit dat het verzoek dateert van 4 juni 2014, hiermee in overeenstemming.
4.3
Wat betreft het beroep van klager op het gelijkheidsbeginsel, overweegt het gerecht dat dit faalt, omdat niet is gebleken van gelijke gevallen die ongelijk zijn behandeld. Immers, genoemde collega’s hebben veel eerder dan klager, namelijk reeds in 2009, althans 2010 of 2011, een verzoek tot bevorderingen naar schalen 5 en 6 gedaan. Het standpunt van klager, dat verweerder bij zijn bevordering rekening had moeten houden met de bevorderingen van zijn collega’s vindt geen steun in de wet noch in enig beleidsregel. Van een schending van het gelijkheidsbeginsel is dan ook geen sprake.
4.4
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
-verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in ambtenarenzaken en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 10 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.