ECLI:NL:OGAACMB:2019:67

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
5 juni 2019
Publicatiedatum
8 juli 2019
Zaaknummer
GAZ CUR201601294
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen benoeming in functie van Beleidsmedewerker-A en gevolgen van niet-geaccordeerd BC-besluit

In deze zaak heeft klaagster, de Regering van het Land Curaçao, bezwaar aangetekend tegen haar benoeming in de functie van Beleidsmedewerker-A met ingang van 10 oktober 2010. Dit bezwaar volgde op een landsbesluit van 19 februari 2016, waarin verweerster, de Regering van het Land Curaçao, op het bezwaar van klaagster besliste. Klaagster heeft haar bezwaar onderbouwd met de stelling dat het administratief besluit, het BC-besluit, dat de functie van Beleidsmedewerker opnieuw moest worden gewaardeerd, niet is geaccordeerd door de Raad van Ministers, waardoor het geen geldigheid heeft. Klaagster stelde dat als de herwaardering had plaatsgevonden, zij met ingang van 10 oktober 2010 benoemd had moeten worden in de functie van Beleidsmedewerker-B, die een hogere bezoldiging kent.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft de zittingen op 19 juni 2017, 21 augustus 2017 en 3 juni 2019 gehouden, waarbij klaagster op de eerste twee zittingen aanwezig was met haar gemachtigde, en op de laatste zitting in persoon. Het Gerecht oordeelde dat het BC-besluit geen grondslag kan bieden voor de verzochte bevordering, omdat het besluit niet geaccordeerd was en dus geen rechtskracht had. Bovendien was er geen bewijs dat de werkzaamheden van klaagster overeenkwamen met de taken van de functie van Beleidsmedewerker-B.

Het Gerecht heeft het bezwaar tegen het landsbesluit van 19 februari 2016 gegrond verklaard en dit besluit vernietigd, maar het bezwaar tegen het aanstellingsbesluit van 9 december 2011 ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat er geen administratief beroep openstond tegen het aanstellingsbesluit, omdat dit niet op een functioneringsbeoordeling was gebaseerd. De gemachtigde van klaagster werd niet als beroepsmatig procederende gemachtigde erkend, waardoor er geen proceskostenveroordeling ten laste van verweerster volgde.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klaagster],

wonende in Curaçao,
klaagster,
gemachtigde: mr. F. Cijntje-de Jager,
tegen

de Regering van het Land Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. Z.V.I. Isenia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 19 februari 2016 heeft verweerster beslist op het bezwaar van klaagster tegen haar benoeming in de functie van Beleidsmedewerker-A met ingang van 10 oktober 2010 (het bestreden besluit).
Daartegen heeft klaagster bij het Gerecht bezwaar ingesteld (het bezwaar).
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 19 juni 2017, 21 augustus 2017 en 3 juni 2019. Klaagster is op de zittingen van 19 juni en 21 augustus 2017 verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Op de zitting van 3 juni 2019 is klaagster in persoon verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Regeling Ambtenarenrechtspraak (RAr) kan een bezwaarschrift worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgende door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden, waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
1.1
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) wordt aan de wijze waarop de ambtenaar zijn functie vervult door of namens het bevoegde gezag geregeld aandacht besteed door functioneringsgesprekken met hem te houden en beoordelingen van zijn functioneren op te maken. Ingevolge het tweede lid wordt in elk geval een beoordeling opgemaakt, wanneer degene die door het bevoegde gezag als beoordelingsautoriteit is aangewezen dit wenselijk acht of de betrokken ambtenaar hierom op redelijke gronden verzoekt. Ingevolge het derde lid wordt alvorens een beoordeling wordt vastgesteld, deze met de betrokken ambtenaar besproken; hem wordt de gelegenheid geboden zijn mening erover kenbaar te maken. Ingevolge het vierde lid stelt het bevoegde gezag nadere regels vast aangaande het beoordelen van ambtenaren. Deze regels worden vastgesteld bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen. Ingevolge het vijfde lid worden, indien ten aanzien van ambtenaren die bij een bepaald dienstvak zijn te werk gesteld of die tot een bepaalde groep van ambtenaren behoren voorschriften worden vereist welke afwijken van de in het voorgaande lid bedoelde regels of strekken ter aanvulling of uitwerking van die regels, deze voorschriften bij een afzonderlijk landsbesluit, onderscheidenlijk eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
1.2
Ingevolge artikel 11, eerste lid, van het Bezoldigingslandsbesluit 1998 (Bzl) kan de ambtenaar binnen een maand nadat hij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging of inzake de toekenning van een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning, en van de weigering om hem een verhoging, toelage, gratificatie of andere beloning toe te kennen in kennis is gesteld of nadat hij geacht kan worden op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, zijn bezwaren ertegen aan het bevoegde gezag kenbaar maken door de indiening van een bezwaarschrift.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, deelt het bevoegde gezag aan de ambtenaar zijn beslissing op het door deze ingediende bezwaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een maand na de ontvangst van het bezwaarschrift of, indien een gehoor heeft plaatsgevonden, na de datum van dat gehoor, mede. Het tijdvak van een maand kan door het bevoegde gezag bij gemotiveerde beschikking eenmaal met ten hoogste een maand worden verlengd. Ingevolge het derde lid is de beslissing op het bezwaar een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de RAr. Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar van de ambtenaar wordt tegemoetgekomen, wordt hem in de mededeling, bedoeld in het voorgaande lid, tevens medegedeeld dat hij bij het gerecht in ambtenarenzaken in beroep kan komen en de termijn waarbinnen dit dient te geschieden.
2. Klaagster was als beleidsmedewerker werkzaam bij de Dienst Cultuur & Educatie (DCE) van het Eilandgebied Curaçao en is bij landsbesluit van 9 december 2011 met ingang van 10 oktober 2010 benoemd in de functie van Beleidsmedewerker-A (het aanstellingsbesluit) bij het Ministerie van Bestuur, Planning en Dienstverlening van het Land Curaçao. Klaagster heeft bezwaar ingesteld bij verweerster tegen het aanstellingsbesluit en heeft daarbij verzocht om haar te benoemen in de functie van Beleidsmedewerker-B. Bij het bestreden besluit heeft verweerster dat bezwaar ongegrond verklaard.
3. Ambtshalve oordeelt het Gerecht dat tegen het aanstellingsbesluit geen administratief beroep openstond, maar rechtstreeks bezwaar bij het Gerecht. Over de reikwijdte van het administratief beroep zoals voorzien bij de artikelen 11 en 12, geplaatst in Hoofdstuk V onder het kopje “Administratief beroep”, van het Bzl overweegt het Gerecht in navolging van de jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:ORBAACM:2017:5, als volgt.
3.1
Artikel 17, derde lid, geplaatst in Hoofdstuk III onder het kopje “Beoordeling en ranglijst” van de LMA opent alleen de mogelijkheid van administratief beroep tegen beschikkingen over verhogingen van een bezoldiging, toekenning van een toelage of beloning, en de beschikkingen tot weigering daarvan, voor zover de daartoe strekkende beschikkingen mede of uitsluitend op grond van een beoordeling als bedoeld in artikel 15 zijn vastgesteld dat wil zeggen: een beoordeling van de wijze waarop de ambtenaar zijn functie vervult die door het door het bevoegd gezag aangestelde beoordelingsautoriteit is vastgesteld (functioneringsbeoordeling), waarbij dan op grond van het vierde lid het bevoegde gezag dient te beslissen op het administratief beroep. Die bepaling strekt er niet mede toe om in afwijking van de op grond van de RAr geldende rechtsgang de mogelijkheid van administratief beroep te openen tegen beslissingen waaraan in het geheel géén functioneringsbeoordeling ten grondslag ligt. Voor zover artikel 11, eerste lid, van het Bzl daartegen wél de mogelijkheid van administratief beroep bij het bevoegd gezag opent, vormt dit een doorkruising van artikel 35 van de RAr, hetgeen het Gerecht bij landbesluit, houdende algemene maatregelen, zonder basis in een landsverordening niet toelaatbaar acht. Nu die basis ontbreekt, dienen artikelen 11 en 12 van de Bzl zo uitgelegd te worden dat zij alleen betrekking hebben op beslissingen als vermeld in artikel 17 van de LMA.
3.2
Aan het aanstellingsbesluit heeft geen functioneringsbeoordelingen van klaagster (mede) ten grondslag gelegen, zodat uit het voorgaande volgt dat daartegen geen administratief beroep openstond. De beslissing op administratief beroep is dan ook onbevoegd genomen. In plaats van daarop te beslissen, had verweerster het moeten doorsturen naar het Gerecht om te worden behandeld als bezwaar. Het Gerecht zal daarom het bestreden besluit vernietigen en zal het aanstellingsbesluit toetsen aan de hand van de door klaagster daartegen aangevoerde gronden.
4. Klaagster heeft het volgende gesteld. Het Bestuurscollege van het Eilandgebied Curaçao heeft bij besluit van 28 april 2010 (het BC-besluit) bepaald dat de functie van Beleidsmedewerker bij DCE opnieuw moet worden gewaardeerd. Dat verweerster heeft nagelaten om dat besluit na 10 oktober 2010 te accorderen en uit te voeren heeft vergaande financiële gevolgen gehad voor klaagster. Immers, indien de herwaardering zou hebben plaatsgevonden, dan had klaagster in ieder geval met ingang van 10 oktober 2010 moeten worden benoemd in de functie van Beleidsmedewerker-B. Die functie is bezoldigd conform schaal 12, terwijl klaagster als Beleidsmedewerker-A bezoldigd is in schaal 11. Daarom kan het aanstellingsbesluit niet in stand blijven.
5. Het Gerecht oordeelt als volgt.
5.1
Daargelaten dat het BC-besluit vanaf 10 oktober 2010 geen geldigheid heeft omdat deze niet is geaccordeerd door de Raad van Ministers van het Land Curaçao, kan dat besluit niet als grondslag dienen voor de door klaagster verzochte bevordering. Immers, dat besluit is slechts een akkoord van het toenmalige eilandelijk bestuur om een functie te laten herwaarderen. Daarmee staat geenszins vast dat indien de herwaardering zou hebben plaatsgevonden het resultaat daarvan zou zijn dat de werkzaamheden van klaagster overeenkomen met de taken behorende bij de functie van Beleidsmedewerker-B, zoals door klaagster is gesteld. Al gelet daarop faalt de stelling van klaagster dat zij met ingang van 10 oktober 2010 ten onrechte in de functie van Beleidsmedewerker-A is geplaatst. Nu hetgeen klaagster voor het overige heeft aangevoerd niet tot een ander oordeel kan leiden, behoeft dat geen bespreking. Voor vernietiging van het aanstellingsbesluit bestaat geen grond. Voor zover het bezwaar daartegen gericht is, zal deze ongegrond worden verklaard.
6. Doordat de gemachtigde van klaagster niet een beroepsmatig procederende gemachtigde is, bestaat geen grond voor een proceskostenveroordeling ten laste van verweerster.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
-
verklaarthet bezwaar tegen het Landsbesluit van 19 februari 2016
gegrond;
-
vernietigthet Landsbesluit van 19 februari 2016;
-
verklaarthet bezwaar tegen het Landsbesluit van 9 december 2011
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open op de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.