In deze zaak heeft klager, een ambtenaar, bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn verzoek om een gratificatie in verband met zijn 30-jarig ambtsjubileum. De minister van Financiën had op 16 oktober 2018 het verzoek afgewezen, waarna klager op 6 december 2018 bezwaar maakte. De zaak werd behandeld op 10 juni 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn advocaat en de verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.
Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft overwogen dat op grond van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) de Regering van het Land Curaçao als het bevoegde gezag wordt beschouwd. De minister heeft het verzoek om gratificatie afgewezen omdat de circulaire van 27 oktober 2011 geen bepalingen bevatte over de diensttijd die bij overheidsstichtingen is doorgebracht. Klager stelde dat dit in strijd was met de Landsverordening sociaal statuut, maar het Gerecht oordeelde dat de voorwaarden voor terugkeer naar de overheid niet waren nageleefd.
Daarnaast voerde klager aan dat het gelijkheidsbeginsel was geschonden, omdat in eerdere gevallen dienstjaren bij semi-overheidsinstellingen wel waren meegerekend. Het Gerecht concludeerde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de situaties die klager aanhaalde zich voordeden vóór de opheffing van de Nederlandse Antillen op 10 oktober 2010. Het Gerecht oordeelde dat de minister een consistent beleid had gevoerd na deze verandering van de staatkundige structuur.
Uiteindelijk besloot het Gerecht dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden blijven en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez en is openbaar uitgesproken op 12 augustus 2019.