ECLI:NL:OGAACMB:2019:72

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
7 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
CUR201900722
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen nalaten beslissing door verweerster in ambtenarenzaak

In deze zaak heeft klager, vertegenwoordigd door mr. B.L. Lie-Atjam, bezwaar gemaakt tegen het nalaten van verweerster, vertegenwoordigd door mr. Z.V.I. Isenia, om een beslissing te nemen op een eerder verzoek van klager. Dit verzoek was gedaan op 27 maart 2017 en had betrekking op de benoeming van klager in de functie van coördinator LBD met de bijbehorende bezoldigingsschaal, met ingang van 1 januari 2011. Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft op 13 november 2018 verweerster opgedragen om binnen twee maanden een beslissing te nemen, maar verweerster heeft hieraan geen gevolg gegeven. Klager heeft vervolgens op 26 februari 2019 bezwaar gemaakt op grond van artikel 96 van de RAr.

De openbare behandeling van het bezwaar vond plaats op 29 juli 2019. Het Gerecht overwoog dat op grond van artikel 96, eerste lid, van de RAr een ambtenaar bevoegd is om een bezwaarschrift in te dienen indien niet of niet volledig gevolg is gegeven aan een onherroepelijke beslissing van het Gerecht. Het Gerecht stelde vast dat voor toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 96, derde lid, van de RAr, moet worden vastgesteld wat de inhoud van de beslissing had moeten zijn die verweerster had moeten nemen. Aangezien het Gerecht in de eerdere uitspraak niet had bepaald wat de inhoud van de beslissing diende te zijn, kon niet worden vastgesteld dat klager recht had op benoeming in de functie van coördinator LBD.

Daarom werd het bezwaar van klager ongegrond verklaard. Het Gerecht zag ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. Martinez en openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019, in aanwezigheid van griffier mr. S.N. Aswani. Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. B.L. Lie-Atjam, advocaat,
tegen:

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigde: mr. Z.V.I. Isenia, werkzaam bij verweerster.

Procesverloop

Bij uitspraak van 13 november 2018 (de uitspraak) heeft het Gerecht verweerster opgedragen om uiterlijk binnen twee maanden na datum van die uitspraak een beslissing op het verzoek van klager van 27 maart 2017 te nemen.
Op 26 februari 2019 heeft klager op grond van artikel 96 van de RAr bezwaar gemaakt tegen het nalaten door verweerster om gevolg te geven aan de uitspraak (het bezwaar).
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
De openbare behandeling van het bezwaar heeft op 29 juli 2019 plaatsgevonden. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de RAr is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het Gerecht in te dienen indien aan een bij onherroepelijk geworden beslissing van het Gerecht opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven. Op grond van het derde lid veroordeelt het Gerecht het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt, met inachtneming van alle omstandigheden, het bedrag der schadevergoeding bij de beslissing vast, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden.
2. Voor toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de RAr is slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het Gerecht tot schade aan de zijde van klager heeft geleid en hoe groot die schade is.
3. In de uitspraak heeft het Gerecht overwogen dat verweerster een beslissing diende te nemen op het verzoek van klager om met ingang van 1 januari 2011 te worden benoemd in de functie van coördinator LBD met de bijbehorende bezoldigingsschaal. Het Gerecht heeft daarbij niet bepaald wat de inhoud diende te zijn van de door verweerder te nemen beslissing. Aldus is niet komen vast te staan dat klager recht heeft op benoeming in bedoelde functie. Daarom bestaat in deze procedure geen grond voor toewijzing van schadevergoeding aan klager als compensatie voor het uitblijven van benoeming in die functie. Het bezwaar is dus ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling ziet het Gerecht geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.