ECLI:NL:OGAACMB:2019:73

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
15 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
CUR201700680
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van functiewaardering en terugwerkende kracht in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft klager, de Regering van Curaçao, bezwaar gemaakt tegen een landsbesluit van 13 juni 2017, waarbij zijn verzoek om benoeming met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 in de functie van Chef van de Afdeling Personeel, Informatie Organisatie en Financiële Zaken (Chef PIOFA) is afgewezen. Klager heeft zijn bezwaar ingediend na ontvangst van het bestreden besluit op 20 juni 2017. De behandeling van het bezwaar vond plaats op 10 juli 2019, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. E.A. Knoppel, en verweerster werd vertegenwoordigd door mrs. S.X.T. Hato en L.S. Davelaar.

Het Gerecht in Ambtenarenzaken heeft overwogen dat klager sinds 1 december 2010 niet meer in dienst is van 's Lands en dat hij alleen belang heeft bij een formele plaatsing met terugwerkende kracht als dit financieel voordeel oplevert. Klager betoogde dat hij feitelijk de functie van Chef PIOFA heeft vervuld en dat deze functie ten onrechte op het niveau van schaal 11 is gewaardeerd, terwijl deze volgens hem op schaal 13 had moeten worden gewaardeerd. Het Gerecht oordeelde dat functiewaarderingsbesluiten in het algemeen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking, waartegen geen beroep openstaat bij de ambtenarenrechter.

Het Gerecht concludeerde dat klager geen grond heeft voor nietigverklaring van het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar ongegrond. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019, met de mogelijkheid voor beide partijen om binnen dertig dagen hoger beroep aan te tekenen bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

Uitspraak
in de zaak van:

[klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel, advocaat,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
gemachtigden: mrs. S.X.T. Hato en L.S. Davelaar, beiden advocaat.

Procesverloop

Bij landsbesluit van 13 juni 2017, door klager ontvangen op 20 juni 2017, heeft verweerster het verzoek van klager om hem met terugwerkende kracht tot 1 januari 2002 te benoemen in de functie van Chef van de Afdeling Personeel, Informatie Organisatie en Financiële Zaken (Chef PIOFA) met plaatsing in schaal 13 afgewezen (het bestreden besluit).
Daartegen heeft klager bezwaar gemaakt (het bezwaar).
Verweerster heeft een contramemorie ingediend.
Het bezwaar is behandeld ter zitting van het Gerecht op 10 juli 2019. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden voornoemd.

Overwegingen

1. Bij landsbesluit van 4 december 2000 is klager per 1 december 2000 overgeplaatst en tewerkgesteld bij de Centrale Politie Dienst (CPD). Vanaf die datum is klager feitelijk werkzaam geweest bij de Veiligheidsdienst Nederlandse Antillen (VNA), een dienst die onder de CPD ressorteerde en werd hij bezoldigd conform schaal 11. In het landsbesluit van 9 augustus 2001 waarbij klager is gemachtigd om namens de directeur van de CPD stukken te tekenen is als zijn functie vermeld “Chef Personeel Informatica Organisatie en Financiële Zaken”. Echter, een landsbesluit op grond waarvan klager met ingang van 1 december 2000, althans 10 oktober 2010, in een functie bij de VNA, de CPD of een andere overheidsdienst is benoemd, ontbreekt. Klager is met ingang van 1 december 2010 op diens verzoek daartoe eervol ontslagen uit ’s Lands dienst.
2. Doordat klager vanaf 1 december 2010 niet meer in ’s Lands dienst is, heeft hij, nu niet anders is gesteld of gebleken, alleen nog belang bij formele plaatsing met terugwerkende kracht in de functie van Chef PIOFA als dat een financieel voordeel voor hem zou opleveren. Dat is het geval indien in het kader van deze procedure aannemelijk wordt dat klager, zoals door hem is betoogd, feitelijk de functie van Chef PIOFA heeft vervuld bij de VNA en die functie conform schaal 13 had moeten worden bezoldigd. Daarom zal het Gerecht allereerst dat betoog beoordelen. Dat betoog komt erop neer dat de functie van Chef PIOFA ten onrechte op het niveau van schaal 11 is gewaardeerd, omdat uit functiewaarderingstrajecten, die ondanks herhaaldelijke verzoeken daartoe van klager niet zijn geformaliseerd, gebleken is dat die functie conform schaal 13 had moeten worden bezoldigd. Ter beoordeling van dat betoog overweegt het Gerecht het volgende.
3. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Regeling ambtenarenrechtspraak 1951 (RAr) kan -voor zover hier van belang- een bezwaarschrift worden ingediend ter zake van beschikkingen, handelingen of weigeringen ten aanzien van een ambtenaar als zodanig. In navolging van jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken (zie bijv. ECLI:NL:ORBANAA:2007:BJ6420) is het Gerecht van oordeel dat functiewaarderingsbesluiten en de daaraan ten grondslag gelegde functie- of organisatiebeschrijvingen in het algemeen op één lijn moeten worden gesteld met besluiten van algemene strekking waartegen, gelet op artikel 35 van de RAr, geen beroep bij de ambtenarenrechter openstaat. Dat de waardering van de functie die klager stelt te hebben bekleed op het niveau van schaal 13 had moeten worden gewaardeerd kan hij derhalve niet bij de ambtenarenrechter aan de orde stellen.
4. Het voorgaande brengt met zich dat hetgeen klager voor het overige heeft aangevoerd geen bespreking behoeft. Klager heeft immers niet toegelicht welk belang hij, nu hij al bijna negen jaar geen ambtenaar meer is, verder nog heeft bij formele plaatsing met terugwerkende kracht in de functie die hij als ambtenaar meent te hebben bekleed. Het Gerecht zal daarom de stellingen van klager met betrekking daartoe onbesproken laten.
5. In het licht van hetgeen hiervoor is overwogen ziet het Gerecht geen grond voor nietigverklaring van het bestreden besluit. Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken
verklaarthet bezwaar
ongegrond.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2019 in tegenwoordigheid van mr. S.N. Aswani, griffier.
Tegen deze uitspraak staat voor beide partijen binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak, indien de appellant in persoon of bij vertegenwoordiger of gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest, en in alle andere gevallen binnen dertig dagen na de dag van toezending van de uitspraak of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak, hoger beroep open bij de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken. Zie titel IV hoofdstuk 1 van de RAr.