ECLI:NL:OGAACMB:2019:90

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
19 augustus 2019
Publicatiedatum
29 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201803942
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf en ontslag van ambtenaar wegens plichtsverzuim

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan op het bezwaar van de Gouverneur van Aruba tegen een disciplinaire straf van ontslag die aan klager was opgelegd. Klager, werkzaam als automonteur bij het Korps Politie Aruba, werd beschuldigd van ernstig plichtsverzuim. Het bestreden landsbesluit, dat op 10 oktober 2018 was genomen, legde klager de disciplinaire straf van ontslag op, omdat hij behulpzaam zou zijn geweest bij het wegnemen van een auto die in beslag was genomen door de politie. Klager maakte bezwaar tegen dit besluit en voerde aan dat hij handelde op instructie van een onderinspecteur en dat zijn handelen niet van dien aard was om ontslag te rechtvaardigen.

Tijdens de zitting op 27 mei 2019 werd het bezwaar behandeld. Het gerecht oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, ondanks dat het bezwaarschrift niet binnen de termijn was ingediend. Het gerecht concludeerde dat klager zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim, maar dat het onvoorwaardelijk ontslag niet gerechtvaardigd was. Het gerecht vond dat een voorwaardelijk ontslag van twee jaar een passendere reactie zou zijn op het geconstateerde plichtsverzuim. De uitspraak werd gedaan op 19 augustus 2019, waarbij het gerecht het bestreden besluit vernietigde en klager een voorwaardelijk ontslag oplegde voor de duur van twee jaar. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van klager.

Uitspraak

Uitspraak van 19 augustus 2019
GAZA nr. AUA201803942

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar van:

[KLAGER],

wonend te Aruba,
KLAGER,
gemachtigde: de advocaat mr. Chris F.K. Lejuez,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V.M. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij landsbesluit van 10 oktober 2018 no. 41 (het bestreden landsbesluit) heeft verweerder klager met toepassing van artikel 83, eerste lid, onder i van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) met ingang van de dag na dagtekening van het bestreden landsbesluit de disciplinaire straf van ontslag opgelegd.
Tegen dit landsbesluit heeft klager op 6 december 2018 bezwaar gemaakt bij het gerecht.
De zaak is op 27 mei 2019 behandeld ter zitting, klager is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De uitspraak is nader bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1.
Ingevolge artikel 41, eerste lid, van La, wordt het bezwaarschrift ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beschikking of de aangevallen handeling of weigering genomen, verricht of uitgesproken is.
Ingevolge het derde lid wordt hij die bezwaar inbrengt na de hiervoor bepaalde termijn, niet op grond daarvan niet-ontvankelijk verklaard, indien hij ten genoegen van de rechter aantoont het bezwaar te hebben ingebracht binnen dertig dagen na de dag waarop hij van de aangevallen beschikking, handeling of weigering redelijkerwijs heeft kunnen kennis dragen.
1.2.
Het gerecht stelt vast dat het bezwaarschrift niet is ingediend binnen de termijn gesteld in artikel 41, eerste lid, van de La. Uit het ontvangstbewijs blijkt echter dat klager de bestreden beschikking op 6 november 2018 heeft ontvangen. Klager heeft op 6 december 2018 bezwaar gemaakt. Gezien het derde lid van genoemd artikel is het bezwaar ontvankelijk.
Wettelijk kader
2. Ingevolge artikel 82, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Ingevolge het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Ingevolge artikel 83, eerste lid, onder i, van de Lma kan de disciplinaire straf van ontslag worden toegepast.
Ingevolge artikel 98, eerste lid, onder f, van de Lma kan buiten de gevallen, hiervoren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts worden ontslagen op grond van onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken.
Standpunten van partijen
3. Aan het bestreden landsbesluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat klager zich schuldig heeft gemaakt aan ernstig plichtsverzuim. Klager wordt verweten dat hij behulpzaam was bij het wegnemen van een personenauto van het merk [merk], model [model], wit van kleur en bouwjaar 1997, die op de politiewacht in Balashi in bewaring was geplaatst.
4. Klager kan zich niet verenigen met het ontslag en heeft zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat hij opdracht c.q. instructies van onderinspecteur [onderinspecteur] (hierna [onderinspecteur]) heeft gekregen om de auto te verplaatsen, hetgeen hij heeft gedaan. Klager had nimmer de intentie c.q. opzet om [onderinspecteur] in de gelegenheid te stellen de auto weg te nemen en/of een strafbaar feit te plegen. Voor zover er sprake is van plichtsverzuim is dit niet van dien aard dat de disciplinaire straf van ontslag daardoor wordt gerechtvaardigd.
De feiten
5.1.
Klager is als ambtenaar werkzaam bij het KPA in de functie van automonteur bij de Sectie Techniek en Communicatie te Balashi.
5.2.
Klager is op 3 oktober 2017 aangehouden en in verzekering gesteld als verdachte wegens strafbaar feit dat zou zijn begaan tijdens het uitvoeren van zijn werk als politieambtenaar. Op 10 oktober 2017 is klager in vrijheid gesteld.
5.3.
In het belang van het onderzoek en van de dienst, is klager met ingang van het moment waarop hij uit zijn inverzekeringstelling zou worden ontslagen de toegang tot de dienstlokalen, -gebouwen, -terreinen en voer- en vaartuigen in gebruik van het KPA voor de duur van zes weken ontzegd.
5.4.
Bij landsbesluit van 30 januari 2018 is klager met toepassing van artikel 87, sub c van de Lma, in zijn ambt geschorst.
5.5.
Bij uitspraak van 3 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit geschorst en verweerder opgedragen het salaris van klager door te betalen.
5.6.
Bij brief van 13 februari 2018 heeft klager zich jegens verweerder verantwoord ter zake het hem verweten gedrag.
5.7.
Op 15 februari 2019 is de strafzaak tegen klager door het Openbaar Ministerie geseponeerd wegens gebrek aan bewijs.
Beoordeling
6.1.
Beoordeeld dient te worden of verweerder op goede gronden heeft besloten klager (disciplinair) te ontslaan. Om plichtsverzuim te kunnen aannemen moet op basis van de beschikbare, deugdelijk vastgestelde, gegevens de overtuiging zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar zich aan de hem verweten gedraging daadwerkelijk heeft schuldig gemaakt. Verder staat de boordeling van de bestuursrechter in beginsel los van wat in het strafproces is geoordeeld en overwogen (vergelijk ECLI:NL:CRVB:2017:1914).
6.2.
Op verweerder rust de last te bewijzen dat klager plichtsverzuim heeft gepleegd. Ten aanzien van de vraag of verweerder terecht plichtsverzuim heeft kunnen aannemen overweegt het gerecht als volgt.
6.3.
Uit het disciplinair onderzoek is naar voren gekomen dat [onderinspecteur] in de maand juli of augustus 2017 op de politiepost aan klager heeft gevraagd of hij iemand kende die (onderdelen) van een [merk] [model] te koop had. Klager heeft hierop geantwoord dat er een [merk] [model] in de opslagplaats stond die bestemd was om door de persmachine geperst te worden. Op verzoek van [onderinspecteur] heeft klager deze auto voor het kantoor van de politiegarage geplaatst. [Onderinspecteur] heeft vervolgens de auto weggenomen. Tijdens het politieverhoor heeft klager verklaard dat [onderinspecteur] de auto wilde hebben voor onderdelen en dat hij [onderinspecteur] wilde helpen met zijn verzoek. Klager erkent dat hij fout heeft gehandeld. Klager zag er geen kwaad in omdat de auto klaar was om te worden vernietigd.
6.4.
Met verweerder is het gerecht van oordeel dat het handelen van klager is te kwalificeren als plichtsverzuim. Klager is behulpzaam geweest bij diefstal/verduistering door op verzoek van [onderinspecteur] een voertuig dat voor vernietiging bestemd was, te verplaatsen. Hiermee heeft klager voor [onderinspecteur] de gelegenheid gecreëerd de auto weg te nemen. Bij de politie heeft klager gezegd dat hij wist dat [onderinspecteur] onderdelen van deze auto wilde hebben en klager [onderinspecteur] wilde helpen. Klager is er van op de hoogte dat voertuigen niet zonder schriftelijke procedure uit de politiegarage weggenomen mogen worden. Klager heeft nadat de auto was verdwenen, hiervan ook geen melding gemaakt. Het betoog van klager dat hij geen weet had van de intenties van [onderinspecteur], is niet aannemelijk.
6.5.
Met verweerder is het gerecht van oordeel dat met het handelen van klager het imago van het Korps Politie Aruba als betrouwbare en integere organisatie heeft beschadigd. Verweerder moet er op kunnen vertrouwen dat ambtenaren werkzaam met in beslaggenomen goederen, deze goederen niet voor eigen gewin aanwenden. Dit geldt zowel voor politieagenten als voor technisch personeel.
6.6.
Verweerder heeft de onder 6.3 beschreven gedragingen dus terecht gekwalificeerd als plichtsverzuim. Het plichtsverzuim kan aan klager worden toegerekend. Het betoog van klager dat hij slechts handelde in opdracht van een meerdere, te weten onderinspecteur [onderinspecteur] handelde, slaagt niet. [Onderinspecteur] was immers geen leidinggevende van klager en vervulde geen functie in de politiegarage. Nu het plichtsverzuim aan klager kan worden toegerekend, is verweerder bevoegd klager daarvoor een disciplinaire straf op te leggen.
6.7.
Het gerecht is echter van oordeel dat verweerder onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat, in afwijking van het advies van de directeur Departamento Recurso Humano van 26 april 2018, onvoorwaardelijk ontslag een passende reactie is op het geconstateerde plichtsverzuim en niet kon worden volstaan met een voorwaardelijk ontslag. Daarbij betrekt het gerecht dat klager niet zelf het voertuig heeft weggenomen en evenmin is gebleken dat klager enig voordeel heeft genoten van zijn handelen. Klager heeft openheid van zaken gegeven en spijt betuigd. Klager is niet eerder betrokken geweest bij een disciplinair onderzoek. Dat klager zich onbetrouwbaar zou hebben getoond door wisselend over het incident te verklaren, is het gerecht niet gebleken. Klager heeft op hoofdlijnen consistent verklaard. Daarbij komt dat het disciplinair onderzoek meer dan een jaar in beslag heeft genomen. Gelet op al deze feiten en omstandigheden is het gerecht van oordeel dat een voorwaardelijk ontslag voor de duur van twee jaar een passende reactie zou zijn op het geconstateerde plichtsverzuim.
6.8.
De slotsom is dat het bezwaar gegrond is. Het bestreden besluit is in strijd met het motveringbeginsel en zal worden vernietigd.
7. Het gerecht veroordeelt verweerder in de proceskosten gevallen aan de zijde van klager, welke worden begroot op een bedrag van Afl. 1.000,- aan gemachtigdensalaris.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar gegrond;
- vernietigt het landsbesluit van 10 oktober 2018, no. 41;
- beslist dat deze beslissing in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- legt klager de maatregel van voorwaardelijk ontslag op voor de duur van twee jaar;
- veroordeelt verweerder tot betaling van de door klager gemaakte proceskosten, die worden begroot op Afl. 1000,- aan gemachtigdensalaris.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in ambtenarenzaken te Aruba, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 augustus 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: Binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: Binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.