ECLI:NL:OGAACMB:2020:124

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2020
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
AUA202002160
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding wegens niet-nakoming van rechterlijke beslissing in ambtenarenrecht

In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba op 14 december 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van de Gouverneur van Aruba, die schadevergoeding eiste wegens het niet volledig opvolgen van een eerdere rechterlijke beslissing. De zaak betreft een verzoek van de klaagster om vergoeding van schade die zij zou hebben geleden door het uitblijven van een beslissing op haar verzoeken om bevordering. De eerdere uitspraak van 27 januari 2020 had verweerder opgedragen om binnen drie maanden op de bevorderingsverzoeken van klaagster te beslissen. Klaagster stelde dat zij recht had op schadevergoeding, omdat zij meende dat haar bezoldiging niet in overeenstemming was met de bevorderingen die zij had aangevraagd. Verweerder betwistte echter dat klaagster schade had geleden, omdat het nog niet vaststond dat zij recht had op de gevraagde bevorderingen. Het gerecht oordeelde dat het verzoek om schadevergoeding niet kon worden toegewezen, omdat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat klaagster daadwerkelijk schade had geleden. De rechter benadrukte dat verweerder nog steeds verplicht was om op de verzoeken van klaagster te beslissen, maar dat dit niet automatisch leidde tot toekenning van schadevergoeding. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en beide partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.

Uitspraak

Uitspraak van 14 december 2020
Gaza nr. AUA2020002160

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaarschrift ex artikel 96 van de
Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

de Gouverneur van Aruba,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. V. Emerencia (DWJZ).

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak van 27 januari 2020 van dit gerecht (GAZA nr. AUA201903461) heeft het gerecht het bezwaar van klaagster gericht tegen het uitblijven van een (reële) beslissing op haar (herhaalde) verzoeken om een bevordering, gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen drie maanden na de uitspraak schriftelijk op de verzoeken van klaagster te beschikken.
Klaagster heeft op 3 september 2020 een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (hierna: La) ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 2 november 2020, alwaar zijn verschenen klaagster in persoon, en verweerder bij zijn gemachtigde voornoemd.
De uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge het eerste lid van artikel 96 van de La is de ambtenaar bevoegd een bezwaarschrift bij het gerecht in te dienen, indien aan een bij onherroepelijk geworden rechterlijke beslissing opgelegde veroordeling niet of niet volledig gevolg wordt gegeven.
1.2
Ingevolge het derde lid van dit artikel veroordeelt het gerecht, indien het bezwaar gegrond wordt bevonden, het betrokken lichaam tot vergoeding en stelt het met inachtneming van alle omstandigheden het bedrag der schadevergoeding vast.
De standpunten van partijen
2.1
Het bezwaarschrift van klaagster strekt ertoe vergoeding van geleden schade te verkrijgen. Klaagster betoogt hiertoe dat een passende schadevergoeding neerkomt op het verschil tussen haar huidige bezoldiging en haar bezoldiging vanaf 1 augustus 2016, welke zij zou hebben ontvangen indien zij met ingang van 1 augustus 2016 naar schaal 12 en met ingang van 1 augustus 2018 naar schaal 13 zou zijn bevorderd.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat nog niet vast staat dat klaagster schade heeft geleden.
De beoordeling
3.1
Het gerecht stelt vast dat verweerder geen gevolg heeft gegeven aan de inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak van 27 januari 2020, waarbij hem is opgedragen om binnen drie maanden op de bevorderingsverzoeken van klaagster van 1 augustus 2016 en 16 april 2019 te beslissen.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie is er voor een toekenning van schadevergoeding overeenkomstig artikel 96, derde lid, van de La slechts plaats, indien op grond van de niet uitgevoerde uitspraak met de nodige zekerheid kan worden vastgesteld wat de inhoud diende te zijn van de beslissing die verweerder heeft nagelaten te nemen. Eerst dan kan immers worden vastgesteld of het niet nakomen van de uitspraak van het gerecht tot schade aan de zijde van klaagster heeft geleid en hoe groot die schade is (zie GAZA 17 februari 2014, GAZA nr. 1742 van 2013 en GAZA 9 oktober 2017, AUA201700266).
3.3
Het gerecht overweegt dat het verzoek van klaagster om vergoeding van schade niet kan worden toegewezen, nu nog niet vaststaat dat klaagster schade heeft geleden. De uitspraak van dit gerecht van 27 januari 2020 brengt niet met zich mee dat verweerder gehouden is de bevorderingsverzoeken van klaagster in te willigen. In die uitspraak heeft het gerecht overwogen dat verweerder nog altijd niet inhoudelijk heeft beslist op de verzoeken van klaagster van 1 augustus 2016 en 16 april 2019 en dat hij alsnog een (reële) beslissing moet nemen op klaagsters verzoeken. Daarmee is nog niet vast komen te staan dat klaagster voor de verzochte bevordering in aanmerking komt.
3.4
Het bezwaar zal ongegrond worden verklaard. Het vorenstaande laat onverlet dat verweerder uit oogpunt van zorgvuldigheid en zijn voorbeeldfunctie in de maatschappij nog immer gehouden is op de verzoeken van klaagster te beslissen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in ambtenarenzaken te Aruba en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 14 december 2020, in tegenwoordigheid van de griffier
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen hoger beroep instellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken. Daarbij dient de volgende termijn in acht te worden genomen:
  • Als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen dertig dagen na de dag van de uitspraak;
  • In de andere gevallen: binnen dertig dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij:
De griffie van de Raad van Beroep in ambtenarenzaken
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de datum van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.