In deze zaak heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba op 19 februari 2020 uitspraak gedaan op een bezwaarschrift van klager, de Gouverneur van Aruba, tegen een eerdere uitspraak van het gerecht. Klager had bezwaar gemaakt op grond van artikel 96 van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) omdat verweerder, ondanks een eerdere veroordeling, niet of niet volledig gevolg had gegeven aan de uitspraak van 18 februari 2019. In die eerdere uitspraak was verweerder opgedragen om binnen drie maanden te beschikken op het verzoek van klager om bevordering en toekenning van een waarnemerstoelage.
Klager diende op 14 juni 2019 een bezwaarschrift in, waarna verweerder op 18 december 2019 een contramemorie indiende. De zaak werd behandeld op 6 januari 2020, waarbij klager werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D.G. Kock, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. C.L. Geerman. Het gerecht overwoog dat, hoewel verweerder buiten de gegeven termijn een beslissing had genomen op het verzoek van klager, deze beslissing alsnog als reëel werd beschouwd. Hierdoor had klager geen belang meer bij de beoordeling van het bezwaarschrift, aangezien hij de beslissing van 18 september 2019 kon aanvechten.
De rechter concludeerde dat het bezwaar wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk was en dat er geen grondslag was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. M.E.B. de Haseth en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 februari 2020. Beide partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van beroep in ambtenarenzaken, met inachtneming van de gestelde termijnen.